Reg.nrs.: BESLU 04/2887, BESLU 04/2888, BESLU 04/2889, BESLU 04/2901,
BESLU 04/2968, BESLU 04/3147, BESLU 04/3397, BESLU 05/358
Beslissing van de rechter-commissaris
als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de behandeling van het geding tussen
Argonaut BV h.o.d.n. Indicatiebureau hoog persoonlijk kilometerbudget (hierna ook: het Indicatiebureau) c.q. h.o.d.n. de heroverwegingscommissie van het Indicatiebureau (hierna ook: de Heroverwegingscommissie), verweerster,
met als derde-partij: de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
1.1. Aanleiding tot het nemen van deze beslissing
Eisers hebben ieder beroep ingesteld tegen een beslissing van het Indicatiebureau tot het niet afgeven van een positieve indicatie voor het hoog persoonlijk kilometerbudget c.q. de handhaving van dat besluit door de Heroverwegingscommissie.
Het betreft de volgende beroepszaken:
BESLU 04/2887: brief van [eiser I] van 6 juli 2004 tegen het besluit van 5 juni 2004 van het Indicatiebureau;
BESLU 04/2888: brief van [eiseres II] van 26 juli 2004 van het Indicatiebureau;
BESLU 04/2889: brief van [eiser III] van 30 september 2004 tegen de heroverwegingsbeslissing van 26 augustus 2004 van de Heroverwegingscommissie;
BESLU 04/2901: de brieven van [eiser IV] van 25 mei 2004 en 4 oktober 2004 tegen het besluit van 13 mei 2004 van het Indicatiebureau;
BESLU 04/2968: de brief van [eiseres V] van 7 oktober 2004 tegen de heroverwegingsbeslissing van 27 augustus 2004 van de Heroverwegingscommissie;
BESLU 04/3147: de brief van [eiser VI] van 26 oktober 2004 tegen het besluit van 15 oktober 2004 van het Indicatiebureau;
BESLU 04/3397: de brief van [eiser VII] van 14 oktober 2004 tegen het besluit van 14 oktober 2004 van het Indicatiebureau;
BESLU 05/358; de brief van [eiseres VIII] van 27 januari 2005 tegen het besluit van 20 december 2004 van de Heroverwegingscommissie.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij geen bestuursorgaan is en dat met betrekking tot besluiten in het kader van Valys, dat voorziet in een voorziening voor bovenregionaal vervoer voor gehandicapten, de burgerlijke rechter competent is.
Valys wordt uitgevoerd door Transvision BV die, conform haar algemene voorwaarden, op grond van een overeenkomst met de Staat Valyspassen afgeeft aan gehandicapten. Teneinde met die pas voor een kilometertarief van € 0,16 tweemaal zoveel kilometers af te kunnen leggen als gebruikelijk kan de gehandicapte een indicatie voor een hoog persoonlijk kilometerbudget aanvragen bij Argonaut BV.
Verweerster heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden.
Ten aanzien van (gedeelten van) stukken heeft verweerster op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend zij daarvan kennis zal mogen nemen en heeft verweerster de rechtbank verzocht met toepassing van artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen dat de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.
De griffier heeft verweerster in dit verband bij brief van 21 december 2004 onder meer het volgende bericht:
“Zoals u bekend is zijn er een aantal beroepen ingesteld tegen indicatiebeslissingen van Argonaut. Gelet op het ontbreken van wet- of regelgeving zal de rechtbank zich moeten buigen over de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van de ingestelde beroepen.
Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat Argonaut in deze geen bestuursorgaan is, is Argonaut niet verplicht om stukken in te dienen. De vraag zal dan ook zijn of het zinvol is om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zoals u verzoekt in uw brief van 14 december 2004.
Voor de beantwoording van de vraag of Argonaut al dan niet uitsluitend privaatrechtelijk handelt met betrekking tot het geven van indicaties voor een hoog pkb zal kennisneming door de rechtbank van de overeenkomst tussen Argonaut en de Staat wellicht onontbeerlijk zijn. Dit geldt wellicht niet voor de bijlagen waarop artikel 21 van de overeenkomst kennelijk ziet.
Mijn vraag aan u is of u die overeenkomst wel zonder voorbehoud als stuk wilt inbrengen in deze procedures. Deze overeenkomst bevat zelf immers geen concurrentiegevoelige informatie. In dat geval zal ik u de stukken die daarbij zijn meegezonden aan u retour zenden. Die stukken maken dan in beginsel geen onderdeel uit van de stukken.
Indien u daar niet mee akkoord gaat zal de rechtbank zich inderdaad moeten buigen over de vraag of artikel 8:29 van de Awb toepassing dient te vinden.”.
Verweerster heeft hier niet op gereageerd, maar heeft wel in het nadien ingestelde beroep in de zaak bekend onder nummer BESLU 05/358 diezelfde stukken nogmaals ingediend onder herhaling van het verzoek toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb.
In verband hiermee heeft de rechtbank het gewenst geacht om aan een rechter-commissaris op te dragen een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb.
1.2. De stukken waarop het verzoek van verweerster betrekking heeft
Verweerster heeft met betrekking tot de toegezonden Overeenkomst Indicatiestelling hoog Persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten (bijlage bij brief DVVO-U-2481345) tussen haar en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die is ondertekend in juli 2004, aangegeven dat dit stuk bedrijfsgegevens, bedrijfsvertrouwelijke informatie dan wel concurrentiegevoelige gegevens bevat, in de zin van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). De rechter-commissaris houdt her ervoor dat dit verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb ziet op niet alleen de overeenkomst tussen verweerster en de Staat, maar tevens op de ingediende bijlagen 2 tot en met 10 die blijkens artikel 24 van de overeenkomst deel uitmaken van de overeenkomst.
De bijlagen ingevolge artikel 24 van de overeenkomst zijn:
1. de overeenkomst zelf;
2. de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken van opdrachten en diensten (ARVODI);
3. de offerte;
4. de offerte aanvraag;
5. Programma van Eisen, zijnde onderdeel 3 van de offerteaanvraag CCA-2421642;
6. protocol Indicatiestelling vastgesteld d.d. 6 februari 2004;
7. overzicht verdeling kosten bij een gerechtelijke procedure;
8. overeeengekomen tabel tarieven indicatiestelling inclusief voorbeeld bevoorschotting en afrekening;
9. overeengekomen Managementrapportage t.b.v. Opdrachtgever;
10. werkbeschrijving Indicatiestelling hoog Persoonlijk kilometerbudget d.d. 6 februari 2004.
De rechter-commissaris stelt voorop dat verweerster het contract met bijlagen aan de rechtbank heeft toegezonden met het oog op het kunnen vaststellen door de rechtbank van haar bevoegdheid.
Indien verweerster niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt is zij niet op de voet van artikel 8:42 van de Awb gehouden stukken in te dienen.
De rechter-commissaris ziet in dit verband geen aanleiding er voorshands vanuit te gaan dat verweerster niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. In dit verband wijst zij op de uitspraak van de rechtbank Roermond van 28 februari 2005 (LJN: AS8307). Zij ziet dan ook aanleiding ervan uit te gaan dat verweerster met de indiening van de stukken gevolg heeft gegeven aan artikel 8:42 van de Awb en zij zal het verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Awb ten aanzien van die stukken dan ook inhoudelijk beoordelen.
De rechter-commissaris wijst erop dat het een fundamenteel beginsel van behoorlijke rechtspleging is dat de rechter zich bij zijn oordeel alleen mag baseren op die gegevens van feitelijke aard waarvan alle partijen de juistheid en volledigheid hebben kunnen nagaan en ten processe ter discussie hebben kunnen stellen. Ingevolge artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kan daarom de rechtbank, indien de rechter-commissaris ten aanzien van bepaalde (onderdelen van de) door verweerster bedoelde stukken de door verweerster bepleite beperking van de kennisneming gerechtvaardigd acht, slechts met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die (onderdelen van) de stukken uitspraak doen.
In de tweede plaats overweegt de rechter-commissaris dat, gelet op artikel 8:29, tweede lid, van de Awb, alvorens beoordeeld kan worden of beperking van de kennisneming van de door verweerster overgelegde stukken gerechtvaardigd is, eerst vastgesteld moet worden, of ingevolge de Wob een verzoek om informatie, vervat in bedoelde stukken, zou moeten worden ingewilligd.
In beginsel zal slechts als er een weigeringsgrond, als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Wob valt aan te wijzen, eventueel na een afweging van belangen de conclusie getrokken kunnen worden, dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
De rechter-commissaris constateert dat het verzoek van verweerster gebaseerd is op de grond, bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob. Dit artikellid schrijft imperatief voor dat het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege blijft voorzover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld. De rechter-commissaris zal bij de toetsing aan deze bepaling verweerster niet als overheid aanmerken, daar zij in het kader van de totstandkoming van de overeenkomst met de Staat in elk geval (nog) als particulier zal moeten worden beschouwd.
De rechter-commissaris heeft kennis genomen van bovengenoemde stukken en heeft geconstateerd dat zeker niet alle bijlagen voldoen aan de in de Wob genoemde criteria. De rechter-comissaris zal hieronder per bijlage nagaan of en in hoeverre die voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
Bijlage 1, de overeenkomst zelf, is gesloten tussen de Staat en verweerster. Dit stuk is derhalve mede afkomstig van de overheid zelf, zodoende voldoet dit stuk reeds hierom niet aan de in dit artikelonderdeel besloten voorwaarde dat het stuk niet van de overheid afkomstig is. Onder aanvulling van rechtsgronden ziet de rechter-commissaris overigens evenmin een andere geheimhoudingsgrond van artikel 10 of 11 van de Wob slagen ten aanzien van dit document. Dat in artikel 21 van de overeenkomst is neergelegd dat alle bij de overeenkomst behorende stukken strikt vertrouwelijk zijn, maakt dit niet anders. Deze wens van partijen tot geheimhouding vindt geen grondslag in de Wob.
Bijlage 2 is eveneens afkomstig van de overheid. Een andere geheimhoudingsgrond als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wob doet zich hier evenmin voor.
Bijlage 3 is wel afkomstig van verweerster. Die bijlage bevat onder meer een stroomschema en onderzoeksprotocol (werkwijze van verweerster), een voorstel tot eigen bijdrage en een klachtenreglement. Deze stukken vormen naar het oordeel van de rechter-commissaris wel bedrijfsgegevens als bedoeld in voornoemde bepaling.
Bijlagen 4 en 5 zijn afkomstig van de overheid. Van de aanwezigheid van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wob is de rechter-commissaris niet gebleken.
Bijalge 6 ziet net als bijlage 3 op de werkwijze van verweerster. Dit zijn derhalve wel bedrijfsgegevens.
Bijlage 7 is mogelijk wel afkomstig van verweerster, maar ziet niet op enige werkwijze van verweerster. Het betreft afspraak inzake kostenverdeling ingeval van gerechtelijke procedures en maakt onderdeel uit van de overeenkomst. De rechter-commissaris ziet geen grond voor geheimhouding inzake de kostendeling.
Bijlage 8 bevat een overzicht van de tarieven van verweerster voor het verlenen van indicatiestelling. Verweerster zou zich hier kunnen beroepen op geheimhouding ware het niet dat de bedragen in de tabel zijn weggelakt. Vertrouwelijke bedrijfsgegevens zijn derhalve reeds door verweerster voor indiening verwijderd. Het aldus ingediende stuk valt niet onder artikel 10 of 11 van de Wob.
Van Bijlage 9 is niet aanstonds duidelijk van wie het afkomstig is. Het betreft afspraken tussen de contractspartijen omtrent managementsrapportage. De rechter-commissaris vermag hier geen bedrijfsgegevens van verweerster in te zien.
Bijlage 10 bevat een werkbeschrijving van de indicatiestelling. Dit betreft weer wel bedrijfsgegevens.
De rechter-commissaris is gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen tot het oordeel gekomen dat met betrekking tot de bijlagen 3, 6 en 10 in beginsel de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob aan de orde zou kunnen zijn. Niettemin acht zij een beperking van de kennisgeving als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb niet gerechtvaardigd. In dit verband overweegt zij dat zij niet vermag in te zien dat openbaarmaking van die stukken, die vrij algemeen van aard zijn, de concurrentiepositie van verweerster zou kunnen schaden. Bovendien zien die bijlagen juist op de wijze waarop verweerster haar (publieke) taakstelling, zoals die uit de overeenkomst voortvloeit, zal vervullen.
De voorzieningenrechter zal het verzoek derhalve afwijzen.
De rechter-commissaris beslist dat beperking van de kennisneming van de in rubriek 1.2 aangeduide bijlagen die door verweerster aan de rechtbank zijn toegezonden niet gerechtvaardigd is.
Aldus gegeven op 15 maart 2005 door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter-commissaris.