ECLI:NL:RBROT:2006:AV7602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
224010 / HA ZA 04-2536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen bestuursdwangaanschrijving gemeente Rotterdam inzake herstel woning

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een bestuursdwangaanschrijving van de gemeente Rotterdam, waarbij eiser werd aangesproken voor de kosten van herstelwerkzaamheden aan zijn woning. De rechtbank heeft op 15 maart 2006 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. N. Lagerweij, betwistte de hoogte van de door de gemeente gevorderde kosten, die in totaal € 139.461,15 bedroegen. De gemeente, vertegenwoordigd door procureur mr. R.W. van Harmelen, had de kosten opgebouwd uit verschillende posten, waaronder kosten voor herstelwerkzaamheden, BTW, beheerskosten en invorderingskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente bevoegd was om bestuursdwang toe te passen, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn aan de aanschrijving had voldaan. Eiser had weliswaar aangegeven bereid te zijn de werkzaamheden zelf uit te voeren, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende gelegenheid had gekregen om dit te doen. De gemeente had de werkzaamheden uiteindelijk zelf laten uitvoeren door Bouw-& Onderhoudsbedrijf Dickhoff-Spindler, die hiervoor facturen had ingediend.

De rechtbank oordeelde dat het beslag dat door de gemeente op de woning van eiser was gelegd, onrechtmatig was, omdat het beslag op zichzelf al voldoende verhaal bood. De rechtbank stelde het dwangbevel voor een deel buiten effect, met name voor wat betreft de invorderingskosten, en bepaalde dat eiser niet meer dan € 119.402,17 aan bestuursdwangkosten verschuldigd was, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die in totaal € 5.214,50 bedroegen. De rechtbank wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 224010 / HA ZA 04-2536
Uitspraak: 15 maart 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiser],
wonende te Rotterdam,
opposant,
procureur mr. N. Lagerweij,
- tegen -
de openbare rechtspersoon DE GEMEENTE ROTTERDAM ten dezer vertegenwoordigt door haar college van Burgemeester en Wethouders,
zetelend te Rotterdam,
geopposeerde,
procureur mr. R.W. van Harmelen.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "de gemeente".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- verzetdagvaarding d.d. 20 juli 2004 en de door [eiser] overgelegde
producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 23 maart 2005, waarbij een comparitie
van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 5 juli 2005;
- akte inbreng stukken aan de zijde van [eiser];
- antwoordakte aan de zijde van de gemeente;
- de bij gelegenheid van het pleidooi overgelegde pleitnotitie zijdens Van
Lenningh;
- de bij gelegenheid van het pleidooi overgelegde foto’s zijdens de gemeente;
- de stukken van het op 29 juni 2004 ten verzoeke van de gemeente en ten laste
van [eiser] gelegde executoriale beslag.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Bij besluit van 11 juli 2002 heeft de dienst Stedebouw + Volkshuisvesting van de gemeente (hierna: dS+V) [eiser] aangeschreven om binnen zes weken na dagtekening van het besluit diverse (herstel)werkzaamheden te verrichten aan de onroerende zaak gelegen aan de [straat] te [gemeente] (hierna: het pand). Bij het besluit is aangehecht een lijst met geconstateerde gebreken en een voorzieningenlijst waarin de te verrichten (herstel)werkzaamheden staan opgesomd. In het besluit is medegedeeld dat bij nalatigheid de (herstel)werk-zaamheden van gemeentewege op kosten van [eiser] zullen worden uitgevoerd, vermeerderd met 15% beheerskosten.
2.2 Bij schrijven van 11 oktober 2002 heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De gemeente heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het verstrijken van de bezwaartermijn. Tegen deze door de gemeente afgegeven afwijzende beschikking heeft [eiser] beroep aangetekend. Ook de bestuursrechter in beroep heeft afwijzend beschikt.
2.3 Bij brief van 6 september 2002 heeft de gemeente [eiser] medegedeeld dat is geconstateerd dat hij de in het besluit genoemde (herstel)- werkzaamheden niet (volledig) binnen de in de bestuursdwangaanschrijving gestelde termijn heeft verricht en dat de gemeente over zal gaan tot uitvoering van gemeentewege van de (herstel)werkzaamheden.
2.4 De gemeente heeft vervolgens Bouw-& Onderhoudsbedrijf Dickhoff-Spindler te Rotterdam (hierna: Dickhoff-Spindler) opdracht gegeven de (herstel)werk-zaamheden uit te voeren. De werkzaamheden zijn verricht in de periode
3 januari 2003 - 24 april 2003.
2.5 Dickhoff-Spindler heeft ter zake de door haar verrichte werkzaamheden een tweetal facturen van in totaal € 101.286,56 aan de gemeente verzonden conform haar begroting van 14 januari 2003, te weten een bedrag van € 67.878,85 (ex. BTW) voor bouwwerkzaamheden en een bedrag van € 18.430,78 (ex. BTW) voor uitgevoerd meerwerk.
2.6 Bij brief van 4 december 2003 is [eiser] door de gemeente verzocht de op de (herstel)werkzaamheden betrekking hebbende bestuursdwangkosten, verhoogd met 15% beheerskosten, te voldoen voor 3 januari 2004.
2.7 Op 9 juni 2004 is aan [eiser] betekend het dwangbevel van Burgemeester en Wethouders van de gemeente, inhoudende dat [eiser] ter zake van de bestuursdwangkosten dient te voldoen een bedrag van
€ 139.461,15. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Hoofdsom € 116.479,54
- Kosten (herstel)werkzaamheden € 75.371,88
BTW 19% € 14.320,66
- Kosten (herstel)werkzaamheden € 10.937,75
- BTW 6% € 656,27
- Beheerskosten 15% € 15.192,98
wettelijke rente tot 9 juni 2004 € 2.109,39
Invorderingskosten (15%) € 20.791,60
Explootkosten € 80,63
2.8 Op 29 juni 2004 is aan [eiser] een proces-verbaal van de deurwaarder betekend waarbij executoriaal beslag is gelegd op het pand en op zijn woonhuis.
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad primair het verzet tegen het dwangbevel gegrond te verklaren en te verklaren voor recht dat [eiser] geen schuld heeft aan de gemeente uit hoofde van de toegepaste bestuursdwang, subsidiair tot bepaling van het bedrag dat [eiser] in redelijkheid en billijkheid ter zake verschuldigd zal zijn aan de gemeente en voorts de gemeente te verbieden de executoriale beslaglegging te vervolgen, althans de gemeente te veroordelen tot vergoeding van beslagschade. Alles met veroordeling van de gemeente in de kosten van dit geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [Eiser] is het door de gemeente in het kader van de bestuursdwang gevorderde bedrag in zijn geheel niet verschuldigd. De gemeente heeft gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur door te miskennen dat het aan [eiser] op 4 september 2002 toegezonden besluit als een zelfstandig en rechtsgeldig uitgereikt administratief besluit moet worden gekenmerkt, waartegen bezwaar/beroep open had moeten staan.
3.2 [Eiser] heeft op 11 oktober 2002, derhalve tijdig, bezwaar gemaakt tegen het besluit. Door de bezwaren van [eiser] dienaangaande te negeren en daaromtrent ook niet te communiceren, hetgeen neerkomt op een weigering om tot anderszins werkbare afspraken te komen, heeft de gemeente jegens [eiser] onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld.
3.3 Voorts heeft de gemeente gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur door het toepassen van bestuursdwang in gegeven omstandigheden. De noodzaak om tot feitelijke toepassing van de aangezegde bestuursdwang over te gaan bestond niet. [Eiser] heeft steeds aangegeven zelf de uit de voorzieningenlijst voortvloeiende (herstel)werkzaam-heden te zullen verrichten. Door [eiser] niet die gelegenheid te geven, maar van gemeentewege over te gaan tot de uitvoering van de werkzaamheden, handelt de gemeente onzorgvuldig en onrechtmatig.
3.4 Voorafgaande aan het uitvaardigen van het dwangbevel had de gemeente op grond van artikel 23 van de Woningwet aan [eiser], gelet op de aanzienlijke kosten die herstel met zich meebracht, de keuze moeten laten van herstel dan wel het staken van bewoning. Dat de gemeente [eiser] deze keuze niet heeft geboden is onzorgvuldig.
3.5 [Eiser] ontkent en betwist het bij dwangbevel gevorderde bedrag. Deze vordering is onbegrijpelijk, onvoldoende gemotiveerd en buitensporig hoog. [Eiser] betwist dat deze kosten zijn gemaakt, althans dat deze kosten noodzakelijk waren. Dickhoff-Spindler heeft voorts onnodig hoge kosten gemaakt door (herstel)werkzaamheden uit te voeren die niet zijn terug te voeren op de aanschrijving en de voorzieningenlijst. Het is aan de gemeente om de redelijkheid van deze kosten aan te tonen.
3.6 De posten meerwerk en onvoorziene werkzaamheden vloeien niet voort uit de aanschrijving en kunnen derhalve niet bij [eiser] in rekening worden gebracht. [Eiser] betwist de noodzaak van die kosten en de hoogte daarvan. Bovendien had de gemeente niet akkoord mogen gaan met uitvoering van meerwerk door Dickhoff-Spindler, zonder eerst [eiser] daaromtrent te hebben aangeschreven onder gelegenheid om zulk meerwerk zelf te verrichten.
3.7 De grondslag voor de gevorderde beheerskosten ad € 12.676,21 ontbreekt.
3.8 De prijsvorming van de door de gemeente ingehuurde aannemer is niet op een zakelijke wijze en in concurrentie tot stand gekomen.
3.9 Voor zover de rechtbank oordeelt dat [eiser] enige kosten ten aanzien van de uitgevoerde (herstel)werkzaamheden verschuldigd is, heeft [eiser] ter gelegenheid van het pleidooi de vordering erkend tot een bedrag van ongeveer € 30.000,--.
3.10 Het door de gemeente gelegde beslag op de privé woning van [eiser] is onrechtmatig omdat het beslag voor zover dat tevens rust op het in geding zijnde pand op zichzelf al voldoende verhaal biedt.
Doordat [eiser] niet vrij kan beschikken over zijn privé woning lijdt hij schade, begroot op een bedrag van € 10.000,--.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering onder ongegrondverklaring van het verzet, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
De gemeente heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 [Eiser] heeft niet binnen de in de aanschrijving genoemde termijn de (herstel)werkzaamheden uit de voorzieningenlijst uitgevoerd, zodat de gemeente terecht is overgegaan tot het toepassen van bestuursdwang; de gemeente is op grond van artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gerechtigd de kosten van bestuursdwang, vermeerderd met invorderingskosten, bij dwangbevel in te vorderen van de overtreder. Tegen het dwangbevel staat het middel van verzet open, waarvan door [eiser] gebruik is gemaakt. De gevolgde procedure is voor [eiser] met voldoende waarborgen omkleed.
4.2 [Eiser] heeft ruimschoots de gelegenheid gekregen de (herstel)- werkzaamheden zelf uit te voeren. Reeds bij brief van 21 februari 2002 is [eiser] op de hoogte gebracht van het feit dat herstelwerkzaamheden moesten worden verricht aan het pand. Pas bij brief van 6 september 2002 heeft de gemeente [eiser] medegedeeld dat was geconstateerd dat niet (volledig) was voldaan aan het gestelde in het besluit en dat van gemeentewege uitvoering zal worden gegeven aan de (herstel)werkzaamheden.
4.3 De kosten die thans worden gevorderd zijn de kosten zoals gefactureerd door Dickhoff-Spindler. Deze kosten zijn daadwerkelijk gemaakt en conform de offerte d.d. 14 januari 2003. De kosten zijn gecontroleerd door de kostentoetser van de gemeente en redelijk bevonden. Alle kosten, ook die van het meerwerk, vloeien rechtstreeks voort uit de aanschrijving en de daarbj behorende voorzieningenlijst.
4.4 De gemeente maakt voorts aanspraak op 15% beheerskosten; de grondslag voor in rekening brengen van beheerskosten is gelegen in artikel 5:25 lid 4 Awb.
4.5 Bij het nemen van het besluit is door de gemeente terecht geen rekening gehouden met de lonendheidstoets, omdat de (herstel)werkzaamheden betrekking hadden op achterstallig onderhoud. Achterstallig onderhoud dient bij een lonendheidsberekening buiten toepassing te blijven om te voorkomen dat een huiseigenaar middels het laten verpauperen van zijn pand onder een gemeentelijke aanschrijving als de onderhavige uit kan komen (verwezen wordt naar de uitspraak van de Raad van State dienaangaande d.d. 25 september 1997).
4.6 De gemeente betwist gemotiveerd dat het door haar gelegde beslag onrechtmatig is en zij uit dien hoofde gehouden is tot vergoeding van schade. Voorts betwist zij de hoogte van de door [eiser] gestelde schade.
5. De beoordeling
5.1 Het bezwaar van [eiser] tegen de aan het dwangbevel ten grondslag liggende bestuursdwangaanschrijving is in beroep door de bestuursrechter ongegrond verklaard. De rechtbank gaat in deze civielrechtelijke verzetsprocedure dan ook uit van de rechtmatigheid van de aan het dwangbevel ten grondslag liggende bestuursdwangaanschrijving.
5.2 De aan het hiervoor weergegeven beginsel van formele rechtskracht verbonden bezwaren kunnen door bijzondere omstandigheden zo klemmend worden dat op dit beginsel, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, een uitzondering dient te worden gemaakt. Van het bestaan van dergelijke omstandigheden is de rechtbank in dit geval evenwel niet gebleken. De niet ontvangst van het eerste besluit van 11 juli 2002 is een omstandigheid die voor rekening van [eiser] komt.
5.3 De stelling van [eiser] dat de gemeente hem, gelet op de hoogte van de te maken (herstel)kosten, ten onrechte niet de keuze heeft geboden tussen enerzijds het verrichten van (herstel)werkzaamheden en anderzijds het staken van de bewoning, hoort thuis in de bezwarenprocedure tegen de bestuursdwangaanschrijving en staat thans niet meer ter beoordeling van de rechtbank.
5.4 Aangezien [eiser] niet binnen de in de bestuursdwangaanschrijving gestelde begunstigingstermijn aan de aanschrijving heeft voldaan, was de gemeente bevoegd om na ommekomst van die termijn de (herstel)werkzaamheden zelf op kosten van [eiser] te doen uitvoeren.
Dat de gemeente niet in redelijkheid van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken, is de rechtbank niet gebleken. De stelling dat [eiser] dat hij steeds bereid is geweest de (herstel)werkzaamheden uit te voeren, is op zichzelf genomen onvoldoende om van de aangezegde bestuursdwang af te zien. [eiser] heeft bovendien voldoende gelegenheid gekregen de (herstel) werkzaamheden zelf uit te voeren. Bij brief van 21 februari 2002 is [eiser] op de hoogte gebracht welke concrete (herstel)werkzaamheden moesten worden verricht aan het pand. Pas bij brief van 6 september 2002 heeft de gemeente [eiser] medegedeeld dat was geconstateerd dat niet (volledig) was voldaan aan het gestelde in het besluit en van gemeentewege uitvoering zal worden gegeven aan de (herstel)werkzaamheden.
5.5 Ten aanzien van de hoogte van de kosten die de gemeente ter zake van de uitoefening van bestuursdwang bij [eiser] in rekening heeft gebracht stelt de rechtbank voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de overtreder, in casu [eiser], de kosten van de uitoefening van bestuursdwang verschuldigd is. Dit is slechts anders indien de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de overtreder dienen te komen. Het gaat daarbij om een marginale beoordeling, zodat ook de stellingen van partijen binnen dit beoordelingskader dienen te worden bezien.
[Eiser] stelt zich op het standpunt dat de kosten die door de gemeente bij hem in rekening zijn gebracht onredelijk hoog zijn en derhalve niet, althans niet geheel te zijnen laste dienen te komen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
5.6 De stelling van [eiser] dat de prijsvorming van de door de gemeente ingehuurde aannemer niet op een zakelijke wijze en in concurrentie tot stand is gekomen treft geen doel. Het enkele feit dat sprake is van onderhandse aanbesteding, kan niet leiden tot de conclusie dat sprake is van onredelijk hoge kosten.
5.7 Bouwplaatskosten, algemene kosten, winst & risico opslag en de CAR-verzekering zijn gebruikelijke kosten die door een aannemer in rekening worden gebracht ter zake van het uitvoeren van de werkzaamheden. Uit de algemene stellingen van [eiser] kan niet worden geconcludeerd dat de in casu met betrekking tot genoemde posten in rekening gebrachte kosten onredelijk hoog zijn. Evenmin is gebleken dat deze kosten dubbel in rekening zijn gebracht.
5.8 Voor zover door [eiser] is aangevoerd dat hij de (herstel)werkzaamheden voor een lager bedrag had kunnen uitvoeren overweegt de rechtbank dat hij ter ondersteuning van die stelling slechts een schatting heeft gegeven van de kosten waartegen hij die werkzaamheden zou hebben kunnen uitvoeren, althans wat zijns inziens de kosten van de (herstel)werkzaamheden zouden moeten zijn. Deze schatting heeft [eiser] niet nader onderbouwd zodat de rechtbank deze stelling zal verwerpen wegens het ontbreken van een deugdelijke grondslag. Ook de stelling dat werkzaamheden zijn verricht die niet op de voorzieningenlijst staan, althans onnodig werkzaamheden zijn verricht, mist voldoende feitelijke grondslag en wordt verworpen. [eiser] heeft op de begroting volgens de voorzieningenlijst met een markeerstift aangegeven welke werkzaamheden naar zijn mening niet te herleiden zijn tot de voorzieningenlijst en daarbij een toelichting gegeven. De rechtbank stelt evenwel vast dat een groot deel van de gemarkeerde werkzaamheden letterlijk in de voorzieningenlijst zijn opgenomen, terwijl overigens door de gemeente, in het bijzonder in haar antwoordakte, gemotiveerd is weersproken dat deze werkzaamheden niet voortvloeien uit de aanschrijving en de daarbij behorende voorzieningenlijst.
5.9 De algemene stelling van [eiser] dat uit de aard van het meerwerk voortvloeit dat hij niet gehouden is tot betaling daarvan kan niet leiden tot de conclusie dat hij in dit concrete geval niet gehouden is tot betaling van deze werkzaamheden. De kosten voor meerwerk kunnen bij [eiser] in rekening worden gebracht indien deze rechtstreeks voortvloeien uit de in de voorzieningenlijst genoemde werkzaamheden behorende bij het aanschrijvingsbesluit en indien deze bij het opnemen van de (herstel)werkzaamheden ter zake van het opmaken van de voorzieningenlijst niet voorzienbaar waren. Hiervan is uit de gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting genoegzaam gebleken.
5.10 [Eiser] heeft voorts nog aangevoerd dat de gemeente heeft verzuimd aan [eiser] desgevraagd een lonendheidsberekening over te leggen, zodat [eiser] de mogelijkheid is ontnomen de proportionaliteit van de gemaakte kosten te beoordelen.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat aan de lonendheidsberekening geen belang toe komt bij de beoordeling van de vraag of de door de gemeente gemaakte kosten onredelijk hoog zijn. Uitgangspunt bij die beoordeling is de aanschrijving met de daarbij behorende voorzieningenlijst. Op grond daarvan zijn (herstel)werkzaamheden verricht en de daaruit voortvloeiende kosten komen in beginsel voor rekening van [eiser].
De lonendheidsberekening wordt betrokken bij de besluitvorming voorafgaande aan de aanschrijving, waarbij een andere belangenafweging plaatsvindt en waarbij andere criteria een rol spelen.
5.11 Naar het oordeel van de rechtbank is het, zo ook in dit geval, acceptabel dat de gemeente ter zake van de uitoefening van bestuursdwang beheerskosten in rekening brengt. Het percentage van 15% van de hoofdsom acht de rechtbank redelijk. De kosten van betekening van het dwangbevel ad € 80,63 komen voor rekening van [eiser].
5.12 Ten aanzien van de hoogte van de invorderingskosten is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard van de dwangbevelprocedure waarbij de daadwerkelijk gemaakte invorderingskosten beperkt zijn, de invorderingskosten vastgesteld dienen te worden op twee punten van het toepasselijke liquidatie-tarief met een maximum van 15% van de hoofdsom, derhalve op € 2.842,--.
De rechtbank zal het dwangbevel voor het meerdere buiten effect stellen.
5.13 De gemeente kan voorts aanspraak maken op de niet betwiste wettelijke rente over de hoofdsom, te rekenen vanaf 3 januari 2004.
5.14 Aangezien [eiser] zijn stelling betreffende de onrechtmatigheid van het door de gemeente gelegde beslag en de dientengevolge door hem geleden schade, na gemotiveerde betwisting door de gemeente niet heeft gehandhaafd, zal de rechtbank deze passeren.
5.15 Resumerend heeft de gemeente [eiser] ter zake de door haar verrichte (herstel)werkzaamheden in rekening kunnen brengen:
Hoofdsom € 116.479,54
- Kosten (herstel)werkzaamheden € 75.371,88
BTW 19% € 14.320,66
- Kosten (herstel)werkzaamheden € 10.937,75
- BTW 6% € 656,27
- Beheerskosten 15% € 15.192,98
Invorderingskosten (15%) € 2.842,--
Explootkosten € 80,63
Totaal € 119.402,17
5.16 Met het oog hierop zal het dwangbevel buiten effect worden gesteld voor zover daarbij meer aan bestuursdwangkosten wordt ingevorderd dan
€ 119.402,17, vermeerderd met de wettelijke rente over 116.479,54 vanaf 3 januari 2004.
5.17 [Eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De rechtbank,
in oppositie
stelt het dwangbevel buiten effect voor zover daarbij aan de aan [eiser] in rekening gebrachte bestuursdwangkosten méér wordt ingevorderd dan
€ 119.402,17 (zegge: honderdnegentienduizend vierhonderdtwee euro en zeventien eurocent), verhoogd met de wettelijke rente over de hoofdsom ad
€ 116.479,54 vanaf 3 januari 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van de gemeente bepaald op € 241,-- aan vastrecht en op € 4.973,50 aan salaris voor de procureur;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
585/1580