4.5 De rechtbank merkt als tussen partijen vaststaand aan dat de waarde van het object dient te worden bepaald aan de hand van de vervangingswaardemethode. De rechtbank acht dit een voor dat doel geschikte methode.
4.6 Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde van het object moet worden bepaald op de waarde die het gebouw voor haar in economische zin heeft en dat die waarde nihil bedraagt.
4.7 Ter ondersteuning van dit standpunt heeft eiseres zich onder andere op het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 1996, nr. 30 314, BNB 1996/250 (het zogenoemde Nieuwe-Kerkarrest) beroepen. In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor onroerende zaken die niet in de commerciële sfeer worden gebezigd, dus niet met winstoogmerk - eventueel zelfs niet kostendekkend - worden geëxploiteerd, de waarde voor de eigenaar zelf kan worden bepaald door de op de vervangingswaarde toe te passen correcties voor technische en functionele veroudering zodanig vast te stellen dat niet méér wordt belast dan het bedrag waarvoor de eigenaar een zaak zou kunnen verwerven die voor hem hetzelfde nut oplevert als de te waarderen zaak. Aangezien eiseres ter zitting desgevraagd en onweersproken heeft verklaard dat het gebouw niet met winstoogmerk wordt geëxploiteerd moet de gecorrigeerde vervangingswaarde van het object op de door de Hoge Raad omschreven wijze worden bepaald op het bedrag, waarvoor eiseres een object zou kunnen verwerven die voor haar hetzelfde nut oplevert als het te waarderen object.
4.8 Gezien de onder 2.4 en 2.5 weergegeven feiten, alsmede de door eiseres ter zitting onweersproken aangevoerde stellingen dat het object een uniek bouwwerk betreft en dat het niet op alternatieve wijze kan worden aangewend, moet worden geoordeeld dat het object in cultuur-historisch en esthetisch opzicht waardevol is en moet voor de bepaling van dat nut worden onderscheiden naar het gebruik met het oog waarop het object door eiseres wordt aangehouden.
4.9 Indien een object met een museale functie als museum in gebruik is, moet, gelet op het nut dat het museum oplevert, de gecorrigeerde vervangingswaarde ervan worden gesteld op het bedrag dat zou zijn gemoeid met het tot stand brengen van een gebouw dat voldoet aan de huidige behoeften van dat museum, te weten het exploiteren van een gebouw voor het exposeren van kunstvoorwerpen en andere museale activiteiten. Naar moet worden aangenomen heeft het cultuur-historische en esthetische belang van het gebouw voor de samenleving, voor eiseres geen in geld uit te drukken waarde en moet dat belang bij het bepalen van de gecorrigeerde vervangingswaarde derhalve buiten aanmerking blijven.
4.10 Het object is gesticht als museum en wordt als zodanig door eiseres geëxploiteerd.
De rechtbank leidt hieruit af dat het object voor eiseres een benuttingswaarde heeft, doordat zij het overeenkomstig haar doelstelling kan bezigen als museum. De rechtbank volgt hierbij de subsidiair door eiseres verdedigde waarde en stelt de benuttingswaarde op € 1.000.000,-
4.11 Eiseres heeft gesteld en verweerder heeft erkend dat sprake is van disfunctionaliteit
van het gebouw ten opzichte van het doel waarvoor het is gesticht. Het object heeft sinds de stichting ervan, ondanks diverse reparatiepogingen, te kampen met lekkages van het gebouw. De lekkages treffen onder andere de grote zaal waar de hoofdexposities worden gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierdoor niet in staat het object te exploiteren op een wijze die van een object in gebruik als museum, mag worden verwacht. De rechtbank ziet op basis hiervan aanleiding op de onder 4.10 vastgestelde waarde een correctie voor functionele veroudering toe te passen. De rechtbank stelt de hoogte van deze afschrijving in goede justitie vast op € 1.000.000,-. Hierbij heeft de rechtbank in acht genomen wat hierover door partijen ter zitting en in de stukken, waaronder het taxatierapport, is gesteld.
4.12 Aangezien de ondergrond van het gebouw daarmee één onroerende zaak vormt, is er geen reden om, ondanks het feit dat wegens algehele functionele veroudering het gebouw voor eiseres geen waarde heeft, voor de grond wel een dergelijke waarde aan te nemen. Ook voor de grond geldt immers dat die voor de huidige gebruiker geen ander nut oplevert dan dat het daarop staande monumentale gebouw blijft voortbestaan, welk nut niet in een geldswaarde kan worden uitgedrukt.
4.13 Hetgeen verweerder heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om tot een andersluidend oordeel te kunnen leiden. De verwijzing door verweerder naar het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2003, nr. 37 770, LJN: AH0931, Belastingblad 2003/840, kan hem niet baten. Anders dan in de zaak die aldaar voorlag, moet, gezien de feiten alsmede de door eiseres gegeven toelichting en hetgeen hierboven is overwogen, in onderling verband beschouwd, worden geoordeeld dat het object voor eiseres geen ander nut oplevert dan dat het blijft voortbestaan en het om die reden in economische zin geen waarde heeft.
4.14 Het subsidiaire standpunt van eiseres behoeft geen behandeling meer.