ECLI:NL:RBROT:2006:AX8857
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van Klaveren
- Rechtspraak.nl
Mishandeling en meineed door penitentiair inrichtingsmedewerker
In deze zaak, die op 14 juni 2006 door de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond een penitentiair inrichtingsmedewerker (PIW-er) terecht voor mishandeling van een gedetineerde en meineed. De zaak kwam voort uit een incident op 13 februari 2004, waarbij de gedetineerde de PIW-er een klap gaf, waarna er een worsteling ontstond. De PIW-er reageerde door de gedetineerde te slaan, wat leidde tot letsel bij de gedetineerde. Tijdens het onderzoek naar de mishandeling heeft de PIW-er als getuige verklaard, maar ontkende hij dat hij de gedetineerde had geslagen. Deze verklaring werd later als meineed gekwalificeerd.
De officier van justitie eiste een taakstraf van 100 uur, maar de verdediging stelde dat de PIW-er niet ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat hij niet op zijn rechten was gewezen tijdens eerdere verhoren. De politierechter oordeelde dat de PIW-er niet als verdachte had moeten worden aangemerkt tijdens het verhoor en dat er geen wettelijke verplichting was om hem op zijn verschoningsrecht te wijzen. De rechter achtte de mishandeling en meineed wettig en overtuigend bewezen.
De politierechter legde de PIW-er een gevangenisstraf van twee maanden op, die voorwaardelijk werd, en een taakstraf van 200 uur. De rechter benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de rol van de PIW-er in de rechtshandhaving en het ondermijnen van het systeem door meineed. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 207 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.