R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 212574 / HA ZA 04-728
Uitspraak: 14 juni 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. opposant
2. opposant
opposanten,
procureur mr. A.J.C. van Bemmel,
de openbare rechtspersoon de GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
geopposeerde,
procureur mr. R.W. van Harmelen
advocaat mr. M.C. de Swart.
Partijen worden hierna aangeduid als "[X]" respectievelijk "de gemeente".
1. Het verloop van het geding
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de verzetsdagvaarding d.d. 25 februari 2004 met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 11 augustus 2004, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 juni 2005;
- de ten behoeve en ter gelegenheid van de comparitie van partijen door [X] en de gemeente toegezonden en overgelegde producties;
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het navolgende vast.
2.1 Bij besluit van 12 oktober 2000 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven [X], als eigenaar van het appartementsrecht op de woning op de 2e en 3e verdieping en de zolder van het pand, aangeschreven om (herstel)werkzaamheden te verrichten aan het pand [straat, huisnummer en gemeente} (hierna: het pand), overeenkomstig de in de voorzieningenlijst genoemde werkzaamheden, binnen zes weken na dagtekening van het besluit.
Daarbij is medegedeeld dat bij nalatigheid de (herstel)werkzaamheden van gemeentewege op kosten van [X] zouden worden uitgevoerd. [X] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, echter omdat [X] geen machtiging kon overleggen van de Vereniging van Eigenaren van het pand [straat en huisnummer], is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing is geen beroep ingesteld. Wel is naar aanleiding van het bezwaar van [X] door de gemeente een aangepaste voorzieningenlijst afgegeven. Door [X] is, in overleg met de gemeente, binnen de in de aanschrijving genoemde begunstigingstermijn geen gevolg gegeven aan de in de voorzieningenlijst opgenomen werkzaamheden. Later zijn door [X] nog wel werkzaamheden uitgevoerd, waaronder punt 2a, punt 7 en punt 8 van de aangepaste voorzieningenlijst.
2.2 In de periode mei tot en met juli 2002 zijn door Bouw- en onderhoudsbedrijf Dickhoff-Spindler werkzaamheden verricht aan de woning.
2.3 Dickhoff-Spindler heeft ter zake de door haar verrichte werkzaamheden aan het pand een factuur aan de gemeente verzonden ten bedrage van totaal
€ 65.697,93 ex BTW. Op 10 april 2003 is bij [X] 3/5 deel van dit bedrag, vermeerderd met 15% beheerskosten en 19% BTW, totaal € 53.944,57, in rekening gebracht met het verzoek tot betaling binnen 30 dagen. Naar aanleiding van bezwaren van de zijde van [X] is dit bedrag gecrediteerd met € 3.209,43 betreffende het aanbrengen van de rookgasafvoer aan de achtergevel.
2.4 Bij brief van 10 december 2003 is [X] aangemaand tot betaling van het resterende bedrag van € 50.735,14 binnen 14 dagen.
Op 18 december 2003 is door de gemeente een dwangbevel uitgevaardigd, dat op 14 januari 2004 aan [X] is betekend.
3.1 De vordering luidt - kort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [X] tot goed opposant tegen het dwangbevel te verklaren alsmede het dwangbevel buiten effect te stellen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten verzet [X] zich tegen het dwangbevel op de navolgende gronden.
3.2 Door Dickhoff-Spindler zijn werkzaamheden uitgevoerd die niet op de voorzieningenlijst staan vermeld. De kosten van deze (meer)werkzaamheden vloeien niet voort uit de aanschrijving en kunnen niet bij [X] in rekening worden gebracht. Het meerwerk heeft betrekking op het vernieuwen van een deel van de achtergevel van het pand. Volgens de voorzieningenlijst was slechts herstel van voeg - en metselwerk noodzakelijk. Dit wordt bevestigd door de heer A.D. van Ravesteyn van Bouwkundig adviesbureau Van Ravesteyn, die bij de aankoop van de woning door [X] in 2000 advies heeft uitgebracht. Hij stelt in zijn brief van 14 november 2003 dat vervanging van een deel van de achtergevel overbodig was. Uit niets blijkt de noodzaak van vervanging van een deel van de achtergevel.
3.3 Door Dickhoff-Spindler zijn onredelijk hoge prijzen berekend. [X] verwijst daarbij naar het bouwkostenadvies van ing. R. Eggens, overgelegd als productie 14 bij dagvaarding en een rapport van expertisebureau Crawford, opgesteld door Ing. J.S. Venema, d.d. 29 november 2004. Volgens het rapport van Eggens kan op grond van de (aangepaste) voorzieningenlijst aan [X] in redelijkheid een bedrag van € 11.818,86 danwel € 10.374,88 in rekening worden gebracht. Expertisebureau Crawfort berekent een bedrag van € 8.440,74. Genoemde bedragen liggen in lijn met het bedrag van fl. 12.000,-- dat eerder in het kader van het overleg met de gemeente door woninginspecteur Koppenaal is genoemd.
3.4 Ter comparitie zijn voormelde rapportages van Eggens en Expertisebureau Crawfort nader toegelicht en is betoogd dat alle kosten die samenhangen met het vernieuwen van de achtergevel in mindering dienen te worden gebracht op het factuurbedrag. Het gaat daarbij in ieder geval om de kraankosten, de containerkosten en drie muisdichte roosters.
Voorts blijkt uit de rapportages dat de door Dickhoff-Spindler gehanteerde percentages voor bouwplaatskosten, algemene kosten, en winst/risico te hoog zijn. Tevens zijn de berekende BTW tarieven onjuist.
3.5 Alle werkzaamheden zijn aan de begane grond en op/rond de eerste etage verricht, zodat deze kosten in redelijkheid niet bij [X] in rekening kunnen worden gebracht.
Het verweer strekt tot ongegrondverklaring van het verzet, met veroordeling van [X] in de kosten van het geding. De gemeente heeft hiertoe het navolgende aangevoerd.
4.1 De door Dickhoff-Spindler gehanteerde prijzen zijn marktconform. Verwezen wordt naar een rapportage van Archius, de andere bouwadviseur, opgesteld door Ing. T. van Eijsden d.d. 22 december 2004. Van Eijsden heeft onderzoek gedaan naar het door Dickhoff-Spindler gehanteerde prijspeil en blijkens zijn rapport ligt het prijspeil van Dickhoff-Spindler 5 tot 10% hoger dan gemiddeld, indien in concurrentie is aanbesteed. Van een dergelijke aanbesteding was echter geen sprake omdat destijds sprake was van een gespannen aannemersmarkt en de gemeente blij moest zijn om een aannemer bereid te vinden de werkzaamheden uit te voeren.
4.2 De gemeente erkent dat twee meerwerkposten ten onrechte in rekening zijn gebracht, te weten de posten “vernieuwing schuttingen op het achterterrein” ad € 310,45 en “verwijderen asbesthoudende rioleringsbuizen in de kruipruimte” ad € 1.314,--. Deze bedragen dienen in mindering te worden gebracht op de factuur van Dickhoff-Spindler. De overige werkzaamheden die als meerwerk in rekening zijn gebracht vloeien wel voort uit de aanschrijving.
4.3 Met betrekking de uitgevoerde werkzaamheden aan de achtergevel betwist de gemeente de stelling van [X] dat hier geen sprake zou zijn van herstel. Er stond spanning op het metselwerk in de achtergevel zodat het noodzakelijk was om de gehele achtergevel vanaf de fundering tot aan de tweede verdieping te slopen en opnieuw op te metselen. Om de stabiliteit van de achtergevel na het metselwerk te garanderen, zijn er tevens werkzaamheden verricht aan de fundering. Deze werkzaamheden vloeien voort uit het herstel van het metselwerk. Dit zelfde geldt voor de hijskraankosten. Dit zijn daadwerkelijk gemaakte materiaalkosten ten behoeve van deze herstelwerkzaamheden. Al het meerwerk kan worden herleid tot de post “herstel van het metsel-, het voeg, c.q. het pleisterwerk van de achtergevel” op de voorzieningenlijst.
4.4 Het door Dickhoff-Spindler berekende percentage van 14% voor bouwplaatskosten is hoog, maar niet onredelijk. De percentages van 6,5% voor algemene kosten en 3,5 % winst/risico zijn eveneens aanvaardbaar en gebruikelijk.
4.5 De gemeente erkent dat voor de schilder en stucwerkzaamheden een percentage van 6% BTW berekend dient te worden en dat over de beheerskosten geen BTW gerekend mag worden.
4.6 Verreweg de meeste (herstel)werkzaamheden hebben betrekking op de gezamenlijke gedeelten van het pand, zodat [X] terecht is aangesproken om zijn aandeel (3/5 deel) in de totale kosten te betalen.
5.1 Van de aan het dwangbevel ten grondslag liggende bestuursdwangaanschrijving is na de bezwarenprocedure geen voorziening meer gevraagd. De rechtbank gaat dan ook in deze civielrechtelijke verzetsprocedure van de rechtmatigheid van deze aanschrijving uit.
5.2 De rechtbank stelt vast dat [X] binnen de in de aanschrijving vermelde termijn niet aan de aanschrijving heeft voldaan. De gemeente was dan ook bevoegd om na ommekomst van bedoelde termijn de (herstel)werkzaamheden, zoals weergegeven op de (aangepaste) voorzieningenlijst, zelf op kosten van [X] te doen uitvoeren.
5.3 Ten aanzien van de hoogte van de kosten die de gemeente ter zake de uitoefening van bestuursdwang bij [X] in rekening heeft gebracht stelt de rechtbank voorop dat de overtreder, in casu [X], de kosten van uitoefening van bestuursdwang verschuldigd is. Dit is slechts anders indien de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de overtreder dienen te komen.
5.4 Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat alleen de kosten van werkzaamheden die rechtstreeks voortvloeien uit de bij de bestuursdwangaanschrijving horende (aangepaste) voorzieningenlijst voor rekening komen van de overtreder. De gemeente heeft aan [X] als mede eigenaar van het pand 3/5 deel van de kosten zoals door Dickhoff-Spindler opgenomen in haar begrotingen doorberekend. Blijkens deze begrotingen zijn door Dickhoff-Spindler geen kosten in rekening gebracht voor de werkzaamheden genoemd onder de punten 2a, 7 en 8 a t/m d op de aangepaste voorzieningenlijst. Deze werkzaamheden zijn door [X] zelf uitgevoerd. Ook voor het herstellen van het linker kozijn in de voorgevel, post 6 a van de aangepaste voorzieningenlijst, welke post volgens de verklaring van [X] ter comparitie niet is uitgevoerd, zijn door Dickhoff-Spindler geen kosten berekend.
5.5 Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten volgens de begroting van Dickhoff-Spindler betreffende onvoorzien meer- en minderwerk redelijkerwijs bij [X] in rekening kunnen worden gebracht. Volgens de gemeente is [X] gehouden tot betaling van deze kosten aangezien alle in deze begroting opgenomen werkzaamheden rechtstreeks voortvloeien uit punt 3 a van de aangepaste voorzieningenlijst: “het herstellen van het metsel-, voeg-, c.q. pleisterwerk van de achtergevel”.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Vast staat dat de achtergevel van het pand tot aan de tweede verdieping volledig is gesloopt en vervangen. Direct daarmee samenhangend is de fundering uitgegraven en aangestort, zijn kozijnen in de achtergevel vervangen, is de vloer en de balklaag van de achterkamer op de eerste verdieping vervangen et cetera.
Hoewel op zichzelf een aannemer bij uitvoering van de (herstel)werkzaamheden geconfronteerd kan worden met extra werk omdat redelijkerwijs bij de inspectie de staat van achterliggend materiaal niet beoordeeld kon worden, voert het naar het oordeel van de rechtbank te ver om gedeeltelijke sloop en vervanging van de achtergevel met alle bijkomende extra werkzaamheden, aan te merken als het herstel van metsel-, voeg- c.q. pleisterwerk, nog daargelaten de vraag of de spanning op het metselwerk niet reeds bij de inspectie te constateren was.
Indien bij uitvoering van de (herstel)werkzaamheden blijkt dat sprake is van een noodzaak tot een verstrekkende ingreep die niet rechtstreeks te relateren is aan de in de (aangepaste) voorzieningenlijst omschreven (herstel)werkzaamheden dient de gemeente de aangeschrevene daarvan op de hoogte te stellen c.q. opnieuw aan te schrijven, alvorens de kosten van die onvoorziene (herstel)werkzaamheden in redelijkheid in rekening te kunnen brengen bij de aangeschrevene.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de kosten van de meer en minderwerk werk begroting, behoudens de kosten betreffende punt 3b van de aangepaste voorzieningenlijst “straatwerk in orde maken 2 ontvangputten”, ten bedrage van € 696,--, in redelijkheid niet bij [X] in rekening kunnen worden gebracht aangezien deze niet rechtstreeks voortvloeien uit de bij de bestuursdwangaanschrijving horende (aangepaste) voorzieningenlijst.
5.6 Een zelfde oordeel treft de kosten die rechtstreeks verband houden met vervanging van de achtergevel doch zijn opgenomen in de begroting van Dickhoff-Spindler volgens de voorzieningenlijst. Het gaat daarbij om de volgende posten:
- kraankosten € 2.460,--
- opgraven fundering € 1.007,50
- fundering aanstorten (beton) + dichtstorten € 294,50
- aanbrengen muisdichte roosters in achtergevel € 115,71
Deze kosten kunnen in redelijkheid niet bij [X] in rekening worden gebracht. Een deel van de containerkosten komt eveneens voor aftrek in aanmerking aangezien als algemeen bekend mag worden aangenomen dat bij sloop van een gevel meer puin moet worden afgevoerd dan bij het uitvoeren van herstel aan voeg- en metselwerk. De rechtbank zal in dit licht de containerkosten in redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 800,--.
5.7 Aangezien vaststaat dat de werkzaamheden aan het dak door [X] zelf zijn uitgevoerd, ziet de rechtbank geen grond voor vergoeding van kosten aan het dak die door Dickhoff-Spindler zijn opgenomen in haar begroting:
- steigerwerk kapconstructie achtergevel € 201,25
- huur kapconstructie achtergevel € 54,90
- transport kapconstructie € 149,50
Ook deze kosten kunnen in redelijkheid niet bij [X] in rekening worden gebracht.
5.8 Ten aanzien van het door Dickhoff-Spindler gehanteerde percentage voor bouwplaatskosten overweegt de rechtbank dat uit de door partijen in de procedure gebrachte rapportages, met name ook uit de door de gemeente overgelegde rapportage van Van Eijsden blijkt dat een percentage van 14% onredelijk hoog is. Uitgaande van de bevindingen in de door beide partijen overgelegde rapportages acht de rechtbank een percentage van 7% redelijk.
5.9 De algemene stelling van [X] dat de door Dickhoff-Spindler gehanteerde percentages voor algemene kosten van 6,5% en winst/risico van 3,5% te hoog zijn wordt verworpen. Hoewel in het rapport van Expertisebureau Crawford - zonder verdere onderbouwing - wordt uitgegaan van percentages van respectievelijk 5% en 2%, acht de rechtbank de door Dickhoff-Spindler gehanteerde percentages niet onredelijk.
5.10 De omstandigheid dat Dickhoff-Spindler als aannemer een algemeen BTW tarief van 19% hanteert voor de verrichte werkzaamheden, doet niet af aan het feit dat voor schilder en stucwerkzaamheden ten behoeve van de onderhavige panden slechts een BTW tarief verschuldigd is van 6%. Dit wordt door de gemeente ook erkend. [X] heeft niet nader aangegeven op welke concrete posten dit percentage van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat in de begroting volgens de (aangepaste) voorzieningenlijst betreffende het pand schilderwerkzaamheden voorkomen ten bedrage van totaal € 1.445,74. In aanmerking nemende deze posten op de begroting en een BTW tarief van 6% in plaats van 19% is de rechtbank van oordeel dat in redelijkheid een bedrag van
€ 187,95 in mindering kan worden gebracht op de kosten van de (herstel)werkzaamheden.
5.11 De gemeente mag een -acceptabel te achten- standaardpercentage van 15% beheerskosten in rekening brengen over de kosten van de (herstel)werkzaamheden, voor zover die bij [X] in rekening kunnen worden gebracht.
5.12 Door de gemeente is voorts een percentage van 19% BTW berekend over de beheerskosten. Beheerskosten zijn administratie- en/of personeelskosten door de gemeente gemaakt ter zake de uitoefening van bestuursdwang. Niet valt in te zien dat de gemeente over deze kosten, rechtstreeks voortvloeiend uit de uitoefening van haar publieke taak, BTW verschuldigd is. De gemeente heeft erkend dat ten onrechte 19% BTW is berekend over de beheerskosten, zodat de rechtbank het dwangbevel in zoverre buiten effect zal stellen.
5.13 De hoogte van de invorderingskosten is door [X] niet betwist. De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op de aard van de dwangbevel procedure, waarbij de daadwerkelijk gemaakte invorderingskosten beperkt zijn, de invorderingskosten vastgesteld dienen te worden op twee punten van het toepasselijke liquidatietarief met een maximum van 15% van de hoofdsom. De rechtbank zal het dwangbevel voor het meerdere buiten effect stellen.
5.14 Resumerend heeft de gemeente [X] ter zake de door Dickhoff-Spindler verrichte (herstel)werkzaamheden in redelijkheid in rekening kunnen brengen:
- kosten volgens de begroting van € 696,--
onvoorzien meer- en minderwerk
- bouwkosten volgens voorzieningenlijst € 36.877,14
aftrek wegens:
- kraankosten € 2.460,--
- containerkosten € 800,--
- opgraven fundering € 1.007,50
- aanstorten en dichtgooien fundering € 294,50
- muisdichte roosters € 115,71
- steiger kapconstructie € 201,25
- huur kapconstructie € 54,90
- transport kapconstructie € 149,50
- rookgasafvoer € 3.209,43
totaal aftrek -/- € 8.175,36
Bouwplaatskosten 7% € 2.057,84
Algemene kosten 6,5% € 2.044,62
Winst/risico 3,5% € 1.172,51
CAR verzekering 0,6% € 208,04
Totaal kosten werkzaamheden € 34.880,79
BTW 19% € 8.337,35
aftrek BTW schilderwerk -/- € 187,95
Totaal aandeel [X] 3/5 € 25.818,11
Beheerskosten 15% € 3.872,72
Hoofdsom € 29.690,83
Invorderingskosten € 1.158,--
Totaal verschuldigd € 30.848,83
Het dwangbevel zal voor het meerdere buiten effect worden gesteld.
5.15 De gemeente kan voorts aanspraak maken op de niet betwiste wettelijke rente over de hoofdsom van € 29.690,83 vanaf 10 mei 2003 zijnde dertig dagen na de factuurdatum. Het dwangbevel zal buiten effect worden gesteld voor zover de wettelijke rente is ingevorderd over een hoger bedrag.
5.16 De stelling van [X] dat alle (herstel)werkzaamheden aan de begane grond en op/rond de eerste etage zijn verricht en om die reden in redelijkheid niet bij hem, als eigenaar van het appartementrecht op de woning op de 2e en 3e verdieping en zolder, in rekening kunnen worden gebracht, is door hem niet gehandhaafd en wordt gepasseerd.
5.17 Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, daaronder mede begrepen de kosten van betekening.
stelt het dwangbevel buiten effect voor zover daarbij van de aan [X] in rekening gebrachte bestuursdwangkosten méér wordt ingevorderd dan
€ 30.848,83 (zegge: dertigduizend achthonderdachtenveertig euro en drieëntachtig eurocent ), verhoogd met de wettelijke rente over € 29.690,83 vanaf 5 mei 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1580