ECLI:NL:RBROT:2006:AY7867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
252141 / HA ZA 05-3565
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel ter incasso van verbeurde dwangsommen wegens milieu-overtredingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2006 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van Engel Beheer B.V. tegen een dwangbevel van de gemeente Rotterdam. Engel Beheer, als eigenaar van een bedrijfsterrein, had twee aggregaten zonder de vereiste vergunning op het terrein geplaatst, wat leidde tot een dwangsombesluit van de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat Engel Beheer de rechtsgang tegen het dwangsombesluit volledig heeft doorlopen, waardoor dit besluit formele rechtskracht heeft gekregen. De rechtbank oordeelt dat er vijf overtredingen zijn geconstateerd, wat betekent dat er vijf dwangsommen zijn verbeurd, en dat de gemeente rechtmatig handelt door deze dwangsommen te incasseren via een dwangbevel.

Engel Beheer voerde aan dat de gemeente in strijd met de Algemene wet bestuursrecht heeft gehandeld, maar de rechtbank verwierp deze stelling. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onterecht handelde door het dwangbevel uit te vaardigen, ook al was er enige discussie over de exacte overtredingen. Engel Beheer stelde ook dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten buitenproportioneel waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze kosten in lijn waren met de gebruikelijke tarieven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van Engel Beheer afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de rechtmatigheid van het dwangsombesluit en de bevoegdheid van de gemeente om dwangsommen te incasseren.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 252141 / HA ZA 05-3565
Uitspraak: 16 augustus 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENGEL BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
opposant,
procureur mr. G.J. Houweling,
- tegen -
de openbare rechtspersoon GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
geopposeerde,
procureur mr. R.W. van Harmelen,
advocaat mr S.C. Borger.
Partijen worden hierna aangeduid als "Engel Beheer" respectievelijk "de gemeente".
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- verzetdagvaarding d.d. 28 november 2005 en de door Engel Beheer overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 8 maart 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 20 juni 2006;
- de ten behoeve van de comparitie van partijen door partijen toegezonden producties;
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
2.1 De Nederlandse Staalindustrie (hierna NSI) huurt het bedrijfsterrein aan de Keileweg 40-60 te Rotterdam. NSI op haar beurt, verhuurt op dit terrein bedrijfsruimte aan diverse motorreparatiebedrijven. Op 6 december 2004 is op het bedrijfsterrein van NSI door de energieleverancier Eneco de stroomvoorziening afgesloten omdat het stroomnetwerk in de loods aan de Keileweg 50 niet voldeed aan de wettelijke eisen. Teneinde de huurders van de bedrijfsruimten toch van stroom te kunnen voorzien heeft NSI op het terrein twee aggregaten geplaatst alsmede vier Intermediate Bulk Containers (hierna te noemen: IBC’s) van waaruit rode gasolie naar de aggregaten werd gepompt. Deze aggregaten en IBC’s vormen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer die valt onder categorie 1, onder 1.1 b, en 5 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. NSI beschikt niet over de daarvoor vereiste vergunning, zodat het aanwezig en in werking hebben van deze inrichting een overtreding oplevert van artikel 8.1, lid 1, onder a en c van de Wet milieubeheer.
2.2 Engel Beheer is enig aandeelhouder en directeur van NSI. In die hoedanigheid is Engel Beheer bij beschikking van 30 mei 2005 aangeschreven om, voor zover hier van belang:
binnen twee weken na het van kracht worden van dat besluit artikel 8.1, lid 1 onder a en c, van de Wet milieubeheer na te leven, door de aggregaten en IBC’s te verwijderen, op verbeurte van een dwangsom € 10.000,-- per keer dat geconstateerd wordt dat artikel 8.1, lid 1, onder a en c wordt overtreden, tot een maximum van € 50.000,--.
Tegen dit besluit is door Engel Beheer bezwaar en beroep ingesteld. Bij uitspraak van de Raad van State van 19 april 2006 is het beroep ongegrond verklaard.
2.3 Op 15, 17, 21, 23 en 27 juni 2005 is door een medewerker van de DCMR in gezelschap van medewerkers van de Regiopolitie Rotterdam Rijnmond het bedrijfsterrein van NSI bezocht. Bij deze bezoeken zijn steeds de twee in werking zijnde aggregaten met IBC’s aangetroffen, waarvoor geen milieuvergunning was verleend. Door deze constateringen heeft Engel Beheer volgens de gemeente een dwangsom van totaal € 50.000,-- verbeurd. De Gemeente heeft Engel Beheer meermalen aangemaand om tot betaling over te gaan.
2.4 Op 28 september 2005 heeft de gemeente een dwangbevel uitgevaardigd jegens Engel Beheer tot invordering van de verbeurde dwangsommen, te vermeerderen met rente en kosten. Op 11 oktober 2005 is het dwangbevel aan Engel Beheer betekend. De exploitkosten van de betekening bedragen € 82,40.
3. De vordering en de beoordeling daarvan
De vordering luidt om bij vonnis opposante tot goed opposant te verklaren en het dwangbevel van 28 september 2005 buiten effect te stellen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.1 Engel Beheer stelt zich primair op het standpunt dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met het in artikel 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde verbod van détournement de pouvoir. Volgens Engel Beheer zijn het dwangsombesluit en het dwangbevel afgegeven in het kader van het zogenoemde Alijda project, dat tot doel heeft om ‘malafide’ eigenaren op de woningmarkt aan te pakken. Gemeentelijke diensten en bevoegdheden worden daarbij ingezet om de op de Alijdalijst geplaatste personen en bedrijven aan te pakken. NSI en Engel Beheer staan niet op de Alijdalijst doch de heer [X], enig aandeelhouder en bestuurder van Engel Beheer wel, zodat geconcludeerd mag worden dat het dwangsombesluit en dwangbevel zijn afgegeven om de heer [X] persoonlijk te treffen.
De gemeente heeft deze stelling van Engel Beheer gemotiveerd weersproken.
3.2 De rechtbank stelt voorop dat Engel Beheer de tegen het dwangsombesluit openstaande rechtsgang volledig heeft doorlopen en dat aan het dwangsombesluit thans formele rechtskracht toekomt. De rechtbank gaat dan ook uit van de rechtmatigheid van dat besluit, zodat - voor zover de primaire stelling zich richt tegen het dwangsombesluit - de rechtbank niet zal treden in een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Voor zover de stelling zich richt tegen het dwangbevel, wordt overwogen dat vast staat dat 5 maal een overtreding is geconstateerd, zodat op grond van het dwangsombesluit 5 maal een dwangsom is verbeurd. Niet valt in te zien dat de gemeente met het incasseren van de verbeurde dwangsommen middels een dwangbevel handelt in strijd met artikel 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Hetgeen door Engel Beheer is aangevoerd, zo al het door haar gestelde oogmerk aan het dwangbevel ten grondslag zou liggen, vormt geen grond voor een andersluidend oordeel. De rechtbank verwerpt deze stelling.
3.3 Subsidiair is door Engel Beheer aangevoerd dat slechts vier dwangsommen zijn verbeurd. Bij besluit van 13 juli 2005 is, onder intrekking van het besluit van 30 mei 2005 aan Engel Beheer toepassing van bestuursdwang aangezegd, indien niet binnen 14 dagen na inwerkingtreding van het besluit de twee aggregaten verwijderd zijn. In dit besluit wordt slechts melding gemaakt van 4 overtredingen op respectievelijk 17, 19, 21 en 23 juni, zodat op grond daarvan slechts 4 dwangsommen zijn verbeurd en het dwangbevel beperkt dient te blijven tot een bedrag van € 40.000,--.
3.4 Overeenkomstig het standpunt van de gemeente is de rechtbank van oordeel dat hoewel de constatering van 27 juni 2005 niet in het besluit van 13 juli 2005 wordt vermeld, dit niet betekent dat voor deze geconstateerde overtreding geen dwangsom is verbeurd. Van doorslaggevende betekenis is dat op het moment van de overtreding op 27 juni 2005 de dwangsombeschikking nog van kracht was. Intrekking daarvan op 13 juli 2005 heeft geen terugwerkende kracht.
Deze stelling van Engel beheer wordt dan ook verworpen.
3.5 Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten ten bedrage van
€ 1.800,-- is door Engel Beheer aangevoerd dat deze buitenproportioneel zijn. Volgens de gemeente is het algemeen aanvaard dat de invorderingskosten worden berekend op basis van een percentage van de verbeurde dwangsommen, aangezien incasso werkzaamheden niet tot haar primaire taak behoren en niet wordt nagegaan hoeveel kosten voor de invordering zijn gemaakt per zaak.
3.6 De rechtbank overweegt dienaangaande dat gelet op de aard van de dwangbevelprocedure, waarbij de daadwerkelijk gemaakte invorderingskosten beperkt zijn, de invorderingskosten in beginsel dienen te worden vastgesteld op twee punten van het toepasselijke liquidatietarief met een maximum van 15% van de hoofdsom, derhalve € 1.788,--. Een overschrijding van dit bedrag met
€ 12,-- acht de rechtbank evenwel niet van zodanige omvang dat dit zou moeten leiden tot buiten effectstelling van het dwangbevel voor dit bedrag.
3.7 Ter comparitie is door Engel Beheer nog aangevoerd dat zij in het dwangsombesluit ten onrechte als overtreder is aangemerkt, aangezien zij geen verhuurder is van de bedrijfsruimten aan de Keileweg 40-60, en niet als (mede)drijver van de inrichting kan worden aangemerkt.
Zoals hiervoor onder 3.2 reeds overwogen gaat de rechtbank uit van de rechtmatigheid van het dwangsombesluit, waarbij Engel Beheer als overtreder is aangemerkt, zodat zij aan een inhoudelijke beoordeling van deze stelling niet toekomt.
3.8 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het
verzet ongegrond is en zal de vordering van Engel Beheer worden afgewezen.
3.9 Als de in het ongelijk te stellen partij zal Engel Beheer worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De rechtbank,
in oppositie
wijst af de vordering van Engel Beheer;
veroordeelt Engel Beheer in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente bepaald op € 244,-- aan vast recht en op € 1.788,-- aan salaris voor de procureur;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1580