ECLI:NL:RBROT:2006:AZ0597
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Zwaneveld
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van gebiedsontzegging op basis van de Wet Personenvervoer 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was beschuldigd van het niet naleven van een gebiedsontzegging. De verdachte was op 23 februari 2006 door de politie bevolen om gedurende een maand geen gebruik te maken van het station Rotterdam-Centraal en andere openbaar vervoer voorzieningen. Dit bevel was gebaseerd op artikel 73 van de Wet Personenvervoer 2000, omdat de verdachte zich eerder schuldig had gemaakt aan overtredingen, waaronder het rookverbod op het station. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van tien weken voor de verdachte, die in totaal vijf keer het bevel had genegeerd.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat artikel 73 van de Wet Personenvervoer 2000 geen wettelijke basis biedt voor een gebiedsontzegging van deze duur. De rechter heeft vastgesteld dat de bevelen niet rechtmatig waren, omdat de wetgever niet had voorzien in de mogelijkheid om een langdurige gebiedsontzegging op te leggen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de parlementaire geschiedenis van de wet, waaruit blijkt dat de wet enkel bedoeld was om kortstondige aanwijzingen te geven en niet voor langdurige inbreuken op de bewegingsvrijheid van reizigers.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat er geen sprake was van een rechtmatig bevel. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijke wettelijke grondslagen bij het opleggen van sancties en de bescherming van de persoonlijke vrijheden van individuen.