5.6
Vooropgesteld wordt, zoals blijkt uit de eigen stellingen van Residex - die door Gemeente Rotterdam niet zijn betwist - dat Aerospace de onderhavige lening, waarbij enerzijds een vordering op Aerospace werd omgezet in een lening en anderzijds nog een aanvullende lening werd verstrekt, zonder de garantie niet verkregen zou hebben. Sterker nog, zoals zij zelf stelt is Residex hiertoe, nadat zij dat eerder had geweigerd, slechts overgegaan, nadat haar door Scholten een garantie door GHR was aangeboden. Nu vaststaat dat de lening zonder de garantie niet of in ieder geval niet onder dezelfde voorwaarden verkregen zou zijn, heeft de garantie begunstigend gewerkt voor Aerospace. Zij hoefde nu op korte termijn geen vordering, ontstaan door het uitoefenen van de putoptie door Residex, te voldoen, maar zag haar - al dan niet tijdelijke - liquiditeitsproblemen in ieder geval voor dat moment opgelost. Residex heeft nog gesteld dat Aerospace, bij gebreke van een lening door Residex, een soortgelijke lening ook zou hebben kunnen verkrijgen bij (een) andere geldverstrekker(s). Deze stelling is echter onvoldoende concreet onderbouwd in het licht van de door Gemeente Rotterdam in het geding gebrachte - en door Residex niet betwiste - verslagen van de vergaderingen van de Raad van Commissarissen van MDH, bij welke vergaderingen de financieringsmogelijkheden en leningen werden besproken en waaruit naar voren komt dat financiers zich terugtrokken. Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat Aerospace een voordeel ontving dat zij onder normale marktvoorwaarden niet zou hebben verkregen.
Het gaat hierbij ook om zeer aanzienlijke lening, meer dan 23 miljoen euro, die door GHR geheel, nog te vermeerderen met rente en kosten, werd gegarandeerd. Uitgaande van de solvabiliteit van GHR, die door partijen niet in twijfel is getrokken, ging hierdoor het risico van het niet-terugbetalen van deze leningen geheel over van Residex op GHR en daarmee op Gemeente Rotterdam. Gesteld noch gebleken is dat aan GHR en/of Gemeente Rotterdam middelen te beschikking zijn gesteld om aan te wenden indien onder de garantie uitgekeerd zou gaan worden. Voorzover Residex heeft willen betogen dat GHR voor het op zich nemen van dit risico een passende tegenprestatie heeft verkregen, aangezien RDM Holding N.V. in 2002 met GHR is overeengekomen dat zij in het belang van GHR bereid was af te zien van het ter beschikking stellen van technologie op het gebied van de constructie van onderzeeboten aan de Republiek China (Taiwan) - welke overeenkomst overigens door Gemeente Rotterdam is betwist - is zulks onvoldoende om begunstiging van Aerospace ontstaan door de garantie weg te nemen.
Daarnaast is GHR ingevolge de voorwaarden van de garantie gehouden op eerste schriftelijk verzoek van Residex, met de mededeling dat de lener in gebreke is en de vermelding van het openstaande bedrag, tot uitkering over te gaan. De garantie bleef van kracht totdat Residex schriftelijk zou laten weten af te zien van haar rechten uit de garantieovereenkomst of schriftelijk zou hebben bevestigd dat de kredietnemer (dat wil zeggen Aerospace) aan al haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst had voldaan.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er bij de onderhavige garantie sprake is van begunstiging van een bepaalde onderneming, namelijk Aerospace en daarmee naar alle waarschijnlijkheid ook MDH, en derhalve van een steunmaatregel als bedoeld in artikel 87 lid 1 EG-Verdrag. Deze steunmaatregel had ingevolge artikel 88 lid 3 EG-Verdrag aangemeld dienen te worden bij de Commissie.
Mocht er enige twijfel bestaan of een voorgenomen garantie of regeling wel of geen staatssteun vormt, dient deze ingevolge de Mededeling ook te worden aangemeld.
De vraag of ook Residex is begunstigd, aangezien zij zoals Gemeente Rotterdam heeft aangevoerd een niet met zekerheden omgeven vordering op Aerospace omgezet heeft gezien in een gegarandeerde lening, kan hiermee onbesproken blijven.