ECLI:NL:RBROT:2007:BA6194
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres wegens niet voldoen aan substantiëringsplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Wesotronic B.V. en een gedaagde. Wesotronic vorderde een betaling van € 8.594,88 van de gedaagde, die de vordering betwistte en om niet-ontvankelijkverklaring van Wesotronic vroeg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde niet ontvankelijkheid kan inroepen op basis van de substantiëringsplicht, zoals vastgelegd in artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank stelde vast dat er geen consequenties verbonden zijn aan het niet voldoen aan deze verplichting, tenzij er bijzondere feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Aangezien de gedaagde geen dergelijke feiten heeft aangevoerd, werd de vordering van Wesotronic ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft Wesotronic opgedragen te bewijzen dat de overeenkomst waarop zij haar vordering baseert, met de gedaagde in privé is gesloten. De gedaagde had betwist dat de overeenkomst met haar persoonlijk was gesloten, en stelde dat deze was gesloten in haar hoedanigheid als directeur van een besloten vennootschap. De rechtbank heeft bepaald dat Wesotronic binnen twee weken na de uitspraak getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de betrokkenen moet doorgeven, waarna de verhoren zullen worden gepland. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken door mr. M. Verkerk.