ECLI:NL:RBROT:2007:BA6194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
271010 / HA ZA 06-2873
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres wegens niet voldoen aan substantiëringsplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Wesotronic B.V. en een gedaagde. Wesotronic vorderde een betaling van € 8.594,88 van de gedaagde, die de vordering betwistte en om niet-ontvankelijkverklaring van Wesotronic vroeg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde niet ontvankelijkheid kan inroepen op basis van de substantiëringsplicht, zoals vastgelegd in artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank stelde vast dat er geen consequenties verbonden zijn aan het niet voldoen aan deze verplichting, tenzij er bijzondere feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Aangezien de gedaagde geen dergelijke feiten heeft aangevoerd, werd de vordering van Wesotronic ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft Wesotronic opgedragen te bewijzen dat de overeenkomst waarop zij haar vordering baseert, met de gedaagde in privé is gesloten. De gedaagde had betwist dat de overeenkomst met haar persoonlijk was gesloten, en stelde dat deze was gesloten in haar hoedanigheid als directeur van een besloten vennootschap. De rechtbank heeft bepaald dat Wesotronic binnen twee weken na de uitspraak getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de betrokkenen moet doorgeven, waarna de verhoren zullen worden gepland. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken door mr. M. Verkerk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 271010 / HA ZA 06-2873
Uitspraak: 16 mei 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WESOTRONIC B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
procureur mr. K. Beumer,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.M. Karstens.
Partijen worden hierna aangeduid als "Wesotronic" respectievelijk "[gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 oktober 2006 en de door Wesotronic overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 20 december 2006, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- brief van mr. Beumer d.d. 28 februari 2007, met bijlagen;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 4 april 2007.
2 Het geschil
2.1 De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om aan Wesotronic te betalen een bedrag van € 8.594,88 met rente en kosten.
2.2 Wesotronic heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een brandmeldinstallatie heeft geleverd en aangelegd en dat [gedaagde] ondanks diverse sommaties onwillig blijft de betreffende facturen ad in totaal
€ 7.735,- aan Wesotronic te voldoen. Voorts maakt Wesotronic op grond van de toepasselijke Algemene Voorwaarden aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten ad € 662,-, alsmede op 1 % rente per maand vanaf de vervaldatum van de facturen, tot en met 28 september 2006 berekend op € 197,88.
2.3 [gedaagde] heeft de vordering van Wesotronic gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, dan wel afwijzing van de vordering van Wesotronic, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Wesotronic in de kosten van het geding.
3 De beoordeling
3.1 Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat Wesotronic niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, aangezien er niet is voldaan aan de substantiëringsplicht.
3.2 In artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is weliswaar bepaald dat het exploot van dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermeldt (de substantiëringsplicht), doch de wet verbindt geen consequenties aan het niet voldoen aan dit vereiste. Nu [gedaagde] voor het overige geen bijzondere feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die ertoe moeten leiden dat aan het niet voldaan zijn van de substantiëringsplicht consequenties moeten worden verbonden, faalt voormeld verweer van [gedaagde]. Wesotronic is aldus ontvankelijk in haar vordering.
3.3 Tussen partijen is in geschil of de overeenkomst waarvan Wesotronic nakoming verlangt met [gedaagde] privé is gesloten, nu [gedaagde] zulks heeft betwist door te stellen dat zij de overeenkomst heeft gesloten in haar hoedanigheid van directeur van de (inmiddels failliete) besloten vennootschap Het Raadhuis van Barendrecht B.V. (hierna: de B.V.) en de overeenkomst dus tot stand gekomen is met deze B.V.
Gelet op deze betwisting staat het bestaan van de overeenkomst met [gedaagde] thans niet vast. Wesotronic die zich op de rechtsgevolgen in haar voordeel (betaling van de facturen) beroept, draagt de bewijslast van het bestaan van de overeenkomst met [gedaagde]. De rechtbank zal haar tot deze bewijsvoering toelaten. Indien Wesotronic slaagt in het leveren van het bewijs, is [gedaagde] gehouden de onderhavige facturen te betalen.
3.4 Iedere verdere beslissing, ook die ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten en de rente, zal worden aangehouden.
4 De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
draagt Wesotronic op te bewijzen dat de overeenkomst tot het leveren en aanleggen van de brandmeldinstallatie in het pand aan de [adres] te [woonplaats] met [gedaagde] in privé is gesloten;
bepaalt dat indien Wesotronic dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter
mr. M. Verkerk;
bepaalt dat de procureur van Wesotronic binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in de maanden juni, juli en augustus 2007 en dat de procureur van [gedaagde] binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk.
Uitgesproken in het openbaar.
1440/544