ECLI:NL:RBROT:2007:BB6581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
686007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenrapport en partijdigheid in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2007, is er een geschil ontstaan over de objectiviteit van een deskundige, drs. P.L. Zevenbergen, die was benoemd om een oordeel te vellen over de handtekening onder een opzeggingsbrief. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Prins, betwistte de onpartijdigheid van de deskundige nadat de vereffenaar, mr. W.J. Barendse, een eerder deskundigenrapport had toegestuurd aan de nieuwe deskundige. Eiser vreesde dat deze actie de objectiviteit van het rapport van drs. Zevenbergen zou beïnvloeden.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 6 maart 2007 de deskundige benoemd en aangegeven dat het niet noodzakelijk was om processtukken naar de deskundige te zenden. Eiser stelde dat de deskundige nu niet meer objectief kon oordelen, maar de kantonrechter wees deze bezorgdheid van de hand. De deskundige had immers aangegeven niet geïnteresseerd te zijn in het eerdere rapport en was van mening dat hij zijn opdracht onpartijdig kon voltooien.

De kantonrechter benadrukte dat het aan de rechter is om te oordelen op basis van het advies van de deskundige, en dat de integriteit van de deskundige niet in twijfel getrokken mag worden door de handelingen van een procespartij. De rechter concludeerde dat de deskundige zijn opdracht moest voltooien en dat er geen reden was om een nieuwe deskundige te benoemen. De beslissing werd genomen met het oog op de effectiviteit van het deskundigenonderzoek en de waarborging van een eerlijke rechtsgang.

Uitspraak

Uitspraak: 26 juni 2007
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Kanton
vonnis inzake:
de heer
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding d.d. 21 november 2005,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
toevoeging 3DN1503,
gemachtigde: mr. R.M. Prins,
t e g e n :
de heer
mr. W.J. BARENDSE, notaris,
in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van
mr. G.L. Bouwman, overleden op 5 januari 2003,
kantoorhoudende te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. P.J.E.M. Nuiten.
Partijen worden aangeduid als “[eiser]” en “de vereffenaar”, tenzij anders is vermeld.
1. Het verdere verloop van de procedure
Bij tussenvonnis d.d. 6 maart 2007 is drs. P.L. Zevenbergen benoemd tot deskundige. Hem is gevraagd zijn oordeel te geven over de vraag of de handtekening onder de opzeggingsbrief is geplaatst door [eiser].
Bij faxbrief van mr. Prins d.d. 16 mei 2007 wordt het volgende aan de kantonrechter bericht:
“In het vonnis d.d. 6 maart 2007 is bepaald dat het niet noodzakelijk is de processtukken naar de deskundige te zenden. De notaris - mr. W.J. Barendse - heeft echter, behalve de gevraagde stukken, óók het door hem op eigen initiatief opgestelde deskundigenrapport van mw. R. ter Kuile-Haller (zie conclusie van antwoord in conventie etc.) bijgevoegd.
Mijn cliënt is het met deze gang van zaken niet eens en is verontrust over de beïnvloeding van dit rapport op de beeldvorming van drs. Zevenbergen. Het door de heer Zevenbergen op te stellen rapport kan derhalve niet meer als objectief beschouwd worden.
Het lijkt mij dat er een nieuwe deskundige benoemd dient te worden, die geen kennis heeft van het eerder opgestelde rapport.”
Bij faxbrief van dezelfde datum reageert de deskundige als volgt:
“Ik respecteer de opvatting van mr. Prins, hoewel ik het niet met hem eens ben. Ik heb het rapport van de schriftexpert mevr. Ter Kuile weliswaar ontvangen, maar in kennisneming ben ik in dit stadium van het mij opgedragen onderzoek om meerdere redenen (nog) niet geïnteresseerd.
In afwachting van nadere instructies van de kantonrechter zal ik (nog) niet beginnen met de verslaglegging van het mij opgedragen onderzoek. (…).”
Namens de vereffenaar wordt bij brief van 21 mei 2007 aan de kantonrechter het volgende bericht:
“Het faxbericht d.d. 16 mei j.l. van mr. R.M. Prins vraagt om een reactie. Artikel 198 lid 1 Rv stelt: “de deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, is verplicht de opdracht onpartijdig en naar beste weten te volbrengen.” Drs. P.L. Zevenbergen is voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Forensische Schriftexpertise. Van hem kan vanuit beroepsethisch oogpunt zeker objectiviteit worden verwacht. Met de brief van mr. Prins wordt die integriteit van de heer Zevenbergen ten onrechte in twijfel getrokken.
(…)
Uw uitspraak van 6 maart j.l. bevat verder geen restrictie met betrekking tot het toezenden van het eerder opgestelde deskundigenrapport van mevrouw R. Ter Kuijle. Het rapport is door de vereffenaar aan de heer Zevenbergen toegezonden uitsluitend om aan te geven dat er geen andere documenten zijn overhandigd door de vereffenaar dan eerder het geval is geweest.
Ik zie dan ook geen enkele reden om een nieuwe deskundige te benoemen, nu partijen er immers vanuit mogen gaan dat de heer Zevenbergen de opdracht onpartijdig en naar eer en geweten zal volbrengen.”
2. De beoordeling
2.1. [eiser] maakt de deskundige geen verwijt. Zijn klacht komt voort uit de actie van de vereffenaar die het eerdere op zijn verzoek gemaakte expertiserapport aan de deskundige heeft toegestuurd. De deskundige heeft medegedeeld niet geïnteresseerd te zijn in kennisneming van dit rapport. Duidelijk is derhalve dat er geen gedragingen van de deskundige zijn die in strijd komen met de criteria van artikel 198 lid 1 Rv; een onpartijdige en professionele aanpak. Door zijn mededeling heeft de deskundige dit aan partijen duidelijk gemaakt.
2.2. Voor het geval [eiser] betoogt dat aan het uit te brengen advies van de deskundige een schijn van partijdigheid kleeft, wordt het volgende overwogen. De kantonrechter ervaart dit niet als zodanig. De deskundige heeft immers duidelijk gemaakt dat hij het rapport van zijn collega niet wil lezen. Van belang is voorts dat de deskundige adviseert en dat de rechter beslist. Uit de brief van de deskundige en een daarna met hem gevoerd telefoongesprek heeft de kantonrechter begrepen dat de deskundige zich niet belemmerd voelt in de uitvoering van zijn opdracht en dat hij in staat is een onpartijdig advies te geven. Vervolgens is het aan de rechter om te oordelen, waarbij het advies wordt meegewogen. In die zin is het minder van belang dat een dergelijke schijn van partijdigheid mogelijk wordt ervaren, nu de rechter de uitvoering van de opdracht bewaakt en uiteindelijk beslist.
2.3. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de vereffenaar onhandig heeft gehandeld door het eerdere deskundigenrapport op te sturen, alhoewel dit niet expliciet is verboden in het tussenvonnis. Het is echter duidelijk dat dit niet de bedoeling was om de eenvoudige reden dat de deskundige dit rapport niet nodig had voor de uitvoering van de opdracht. Indien het standpunt van [eiser] zou worden gevolgd, betekent dit dat de deskundige zou kunnen worden gediskwalificeerd door een handeling van één van de procespartijen, hetgeen manipulatie tot gevolg zou kunnen hebben. Dit zou afbreuk doen aan de effectiviteit van het deskundigenonderzoek als voorzien in de wet.
2.4. Dit betekent dat de deskundige wordt verzocht zijn opdracht te voltooien.
3. De beslissing
De kantonrechter:
verzoekt drs. Zevenbergen zijn opdracht te voltooien,
houdt iedere verdere beslissing aan,
verzoekt de griffier een gewaarmerkt afschrift van dit vonnis aan de deskundige toe te zenden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.