ECLI:NL:RBROT:2007:BB9241

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
282755 / HA ZA 07-1096
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de overeenkomst voor hotelschip tijdens Baselworld 2007

In deze zaak gaat het om een geschil tussen FWWTRAVEL28 PTY LTD, handelende onder de naam Fairs Worldwide, en GILJAM RIVER CRUISES B.V. over een overeenkomst betreffende de beschikbaarstelling van het hotelschip 'Bellriva' voor de beurs Baselworld 2007. FWW vordert schadevergoeding van GRC wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van 2 november 2006, waarbij GRC het schip ter beschikking zou stellen van 12 tot 19 april 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorzaak van het niet kunnen nakomen van de verbintenis bij FWW ligt, omdat zij niet heeft doorgegeven dat de directie van Baselworld had aangegeven dat alleen via hen geboekte hotelschepen een ligplaats konden krijgen. De rechtbank oordeelt dat GRC niet aansprakelijk is voor de schade die FWW stelt te hebben geleden, omdat de omstandigheden die tot het niet verkrijgen van een ligplaats hebben geleid, niet aan GRC kunnen worden toegerekend. De rechtbank biedt FWW de gelegenheid om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands aangetoond geachte oorzaak van de dwaling. De beslissing over de vordering tot terugbetaling van de aanbetaling van € 8.820,- wordt aangehouden, omdat GRC heeft gesteld dat dit bedrag is terugbetaald, maar FWW dit niet heeft ontzenuwd. De rechtbank houdt elke verdere beslissing aan tot het eindvonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 282755 / HA ZA 07-1096
Uitspraak: 7 november 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
FWWTRAVEL28 PTY LTD, handelende onder de naam Fairs Worldwide,
gevestigd te Marouba, Australië,
eiseres,
procureur mr. H.T. Kernkamp,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GILJAM RIVER CRUISES B.V.,
gevestigd te Westvoorne,
gedaagde,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren.
Partijen worden hierna ook aangeduid als “FWW”, respectievelijk “GRC”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 5 april 2007
- akte zijdens FWW van 25 april 2007 met 11 producties;
- conclusie van antwoord, met 54 producties;
- brief van .mr. De Laive-Paasman van 27 september 2007 met producties 12 tot en met 28;
- faxbericht van mr. B.E. de Laive-Paasman, advocaat van FWW, van 1 oktober 2007 met productie 29;
- proces-verbaal van comparitie van partijen van 11 oktober 2007, alsmede het commentaar dat ieder van partijen daarop heeft gegeven bij brieven van 22, 23 en 25 oktober 2007.
2 De vordering
FWW vordert – kort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1. voor recht zal verklaren dat GRC toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de overeenkomst van 2 november 2006 en daarom verplicht is de daardoor door FWW geleden schade te vergoeden;
2. GRC zal veroordelen om aan FWW te betalen € 99.318,- aan hoofdsom en € 14.897,- aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding;
3. GRC zal veroordelen om aan FWW terug te betalen de aanbetaling van € 8.820,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 maart 2007;
4. GRC in de proceskosten zal veroordelen.
3 De vaststaande feiten
De rechtbank merkt de volgende feiten – voor zover thans van belang – als tussen partijen vaststaand aan, omdat ze enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken zijn dan wel blijken uit de in zoverre niet betwiste inhoud van producties waarop beroep is gedaan.
3.1
In mei 2006 heeft FWW met de directie van Baselworld gesproken over de beurs Baselworld 2007.
Bij email van 18 augustus 2006 heeft de directie van Baselworld onder meer het volgende aan FWW geschreven:
“Kindly note that should you wish to obtain Hotelships it is the Baselworld Management to contact and NOT any third party as you have done recently. I thought that we clearly mentioned this during our meeting in May 2006.”
FWW heeft die mededeling van de directie van Baselworld niet aan GRC doorgegeven.
3.2
Op 2 november 2006 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen waarbij GRC het mps “Bellriva” aan FWW ter beschikking stelde als hotelschip voor de periode 12 tot en met 19 april 2007 in Basel. Die overeenkomst is vastgelegd in een charterpartij (producties 2 en 3 zijdens FWW). Op de overeenkomst zijn de General Business Terms van GRC van toepassing (appendix 3 bij productie 3 zijdens FWW).
De charterpartij bepaalt onder meer:
“The shipping line [dat is GRC; rechtbank] can not guarantee a docking close to the Fair but will do its utmost to negotiate the best possible docking.”
Bij email van 9 november 2006 heeft GRC aan FWW onder meer geschreven:
“Herewith I reconfirm that we have received the payment of the deposit [..].
The docking is secured and confirmed, however we do not know yet, where exactly it will be. I strongly expect it to be Dreiländereck, and as soon as we have additional information, we will advise you by return.”
3.3
GRC had de “Bellriva” van Klaus Sahr GmbH (hierna: Sahr) gecontracteerd.
3.4
Op 21 november 2006 heeft de Rheinschiffahrtsdirektion Basel (hierna: RSD Basel) aan alle “Kabinenschiffreedereien” onder meer het volgende geschreven:
“[..] wurde auf Baselworld 2007 (12. – 19.April 2007) die Praxis bei der Vergabe der Liegeplatzbewilligung für Fahrgastschiffe (FGS) im Einsatz als Hotelschiffe geändert.
Neu werden sämtliche Steigeranlagen [..] der Messe Basel zur Verfügung gestellt. [..] Die Einteilung der Liegeplätze erfolgt aufgrund den Ansprüchen der Messe Basel und in Absprache mit uns. [..]
Bedingt durch diese oben erwähnte Neuerung gilt folgender Ablauf bei der Anmeldung für einen FGS-Liegeplatz während der Baselworld 2007.
1. Die Anmeldung erfolgt durch die verantwortliche Reederei (Betrieber) an uns.
[..]
3. Die Messe Basel prüft, ob das FGS ihren Anforderungen als Hotelschiff entspricht.[..]
4. Nach positiver Rückmeldung durch die Messe Basel an uns [..] ist die Reservation fest.”
Gelijktijdig schreef de RSD Basel aan Sahr, met kopie aan M. Fergusson van Baselworld, een brief met dezelfde inhoud met als toevoeging:
“Ihre bereits erfolgte Anmeldung für FGS BELLRIVA an uns werden wir aus technischer Sicht überprüfen und an die Messe weiterleiten. Diese wird sich danach mit Ihnen in Verbindung setzen und das weitere Vorgehen mitteilen.”
3.5
Bij email van 11 januari 2007 schreef GRC onder meer het volgende aan FWW:
“For your charter of the MS Bellriva for the Baselworld 2008 we didn’t get a docking space from the port authorities. Our strong suggestion is that you get in touch with Mr. Fergusson yourself to speak about this issue.”
Blijkens haar reactie van 12 januari 2007 heeft FWW begrepen dat het ging om de charterpartij voor april 2007. Bij email van 16 januari 2007 heeft GRC die verschrijving rechtgezet.
Bij die email van 16 januari 2007 berichtte GRC dat Sahr de “Bellriva” had teruggenomen en dat zij het schip niet ter beschikking zou stellen aan FWW. GRC heeft inderdaad geen schip aan FWW ter beschikking gesteld tijdens de Baselworld 2007.
3.6
Bij brief van 21 februari 2007 heeft de directie van Baselworld onder meer het volgende geschreven aan de advocaat van FWW:
“Dass die holländische Reederei Giljam River Cruises keinen Liegeplatz auf dem Rhein in Basel erhalten hat, beruht auf einem Vertrag zwischen der Rheinschiffahrtsdirektion Basel (RSD) und der MCH Messe Schweiz. Nach diesem Vertrag werden sämtliche Liegeplätze in Basel [..] während der Baselworld exklusiv der MCH Messe Schweiz zur Verfügung gestellt. Die Zuteilung der Liegeplätze durch die RSD erfolgt sodann immer in Absprache mit der MCH Messe Schweiz [..]
Im vorliegenden Fall hat die RSD der Giljam River Cruises keine Liegeplatzbewilligung erteilt, weil die MCH Messe Schweiz damit nicht einverstanden war.
Die MCH Messe Schweiz war mit der Belegung des Liegeplatzes durch die Reederei Giljam River Cruises nicht einverstanden, weil die MS Bellriva von Ihrer Klientin, der Firma Fairs Worldwide, gechartert wurde, und die MCH Messe Schweiz kein Interesse daran hat, dass Dritte, die nicht mit der MCH Messe Schweiz kooperieren, während der Baselworld Kabinen auf Hotelschiffen in Basel vermitteln. [de heer X] hat Ihrer Klientin bereits an einem Treffen in Mai 2006 in Basel mitgeteilt, dass die MCH Messe Schweiz die Vermittlung von Kabinen auf Hotelschiffen während der Baselworld selber bzw. über einen Partner organisiert und keine weiteren Anbieter in Basel wünscht. Wenn ihre Klientin trotzdem Hotelschiffe chartert und diese während der Baselworld in Basel anbieten will, dann muss sie eben damit rechnen, dass die betreffenden Schiffe auf Grund der vertraglichen Abmachung zwischen der RSD und der MCH Messe Schweiz keine Liegeplatzbewilligung erhalten."
3.7
Bij genoemde email van 16 januari 2007 deed GRC aan FWW het voorstel om hetzij voor vervangende accommodatie voor de bezoekers van Baselworld 2007 te zorgen, hetzij de aanbetaling terug te betalen. Na verdere correspondentie over een dergelijk alternatief bood GRC op 13 maart 2007 aan FWW aan om voor de personen die bij FWW geboekt hadden voor een hut op de “Bellriva” hetzelfde aantal hutten op diverse andere schepen die wel in Basel zouden afmeren te leveren en vroeg GRC om een opgave van de personen die geboekt hadden per hut.
FWW reageerde daarop op 14 maart 2007 met onder meer de opmerking “I am very happy indeed that we have resolved this matter amicably and personally. We accept your offer.” FWW vroeg daarbij gegevens over de betreffende schepen, de indeling in een-, twee- en drie-persoonshutten en vroeg om beschikbaarheid per 11 april 2007. FWW deelde mede dat zij een volledige gastenlijst zou toezenden.
Na verdere correspondentie op die dag schreef GRC ten slotte (productie 47 zijdens GRC):
“As mentioned before, there is no room for negotiations.
We are not able to accept your additional conditions, therefore I have to inform you that the offer is no longer valid.
We will refund your deposit tomorrow.”
4 De beoordeling
4.1
FWW vordert schadevergoeding wegens gestelde niet nakoming van de verbintenissen van GRC onder de overeenkomst van 2 november 2006, waarbij FWW zich beroept op het tussen partijen vaststaande feit dat GRC het schip niet aan FWW in de periode 12 tot en met 19 april 2007 in Basel ter beschikking heeft gesteld.
GRC voert gemotiveerd verweer.
4.2
Met partijen acht de rechtbank het Nederlandse recht op hun rechtsverhouding toepasselijk, nu daarvoor in de charterpartij van 2 november 2006 een rechtskeus is gemaakt (artikel 3 lid 1 EG-Verbintenissenverdrag).
De in de charterpartij vastgelegde overeenkomst tussen partijen kwalificeert de rechtbank als een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 8:991 BW, waaronder GRC zich heeft verbonden een schip, anders dan bij wijze van rompbevrachting, uitsluitend op binnenwateren ter beschikking van FWW te stellen voor andere doeleinden dan het aan boord daarvan opslaan of het daarmee vervoeren van zaken of personen, namelijk voor het doen logeren van die personen op één plaats, Basel.
4.3
Het meest verstrekkende verweer van GRC komt er op neer dat tussen partijen op 13/14 maart 2007 een nadere overeenkomst tot stand is gekomen waarbij de op de charterpartij van 2 november 2006 gegronde vordering van FWW is komen te vervallen. FWW bestrijdt dat ter zake overeenstemming is bereikt.
Nu de gestelde nadere overeenkomst gesloten zou zijn in het verlengde van de charterovereenkomst van 2 november 2006 is ook op die gestelde nadere overeenkomst het Nederlandse recht van toepassing.
De rechtbank volgt de opvatting van FWW. Aan haar mededeling “I am very happy indeed that we have resolved this matter amicably and personally. We accept your offer” verbond FWW inhoudelijke verzoeken (zie onder 3.7), zodat dat bericht van FWW in zijn geheel beschouwd niet kan worden aangemerkt als een (definitieve) aanvaarding, maar dient te worden aangemerkt als een nieuw aanbod in de zin van artikel 6:225 lid 1 BW. Uit het ten slotte door GRC gestelde “We are not able to accept your additional conditions, therefore I have to inform you that the offer is no longer valid. We will refund your deposit tomorrow.” blijkt dat GRC niet bereid was die nadere voorwaarden te aanvaarden.
Ook het betoog van GRC dat partijen het al eerder eens waren op hoofdpunten treft geen doel. Immers, uit haar hiervoor aangehaalde eindmededeling en het vervolgens terugstorten van de aanbetaling heeft FWW kennelijk afgeleid – en heeft FWW onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs ook mogen afleiden – dat GRC haar (nog niet door FWW aanvaarde) aanbod had teruggenomen. De aanbetaling zou immers ook verschuldigd blijven bij het door GRC aangeboden alternatieve logies, zoals GRC in haar email van 16 januari 2007 had geschreven (zie onder 3.7). De (aankondiging van de) terugbetaling ervan toont dan ook aan dat toen tussen partijen geen wilsovereenstemming (meer) bestond, ook niet op hoofdpunten en dat GRC zich niet (meer) gebonden achtte om (enig) logies voor FWW te verschaffen. Ook hetgeen GRC op de comparitie van partijen te dien aanzien te berde heeft gebracht duidt erop dat GRC zich niet (meer) gebonden achtte.
Nu GRC verder geen feiten heeft gesteld waaruit valt af te leiden dat tussen partijen desondanks wilsovereenstemming was ontstaan, concludeert de rechtbank dat voor bewijslevering ter zake van de gestelde nadere overeenkomst geen plaats is en dat die nadere overeenkomst niet tot stand is gekomen.
4.4
Voorts verweert GRC zich met een beroep op vernietiging van de charterovereenkomst wegens bedrog, respectievelijk dwaling. Daartoe voert GRC aan (a) dat de directie van Baselworld, met name [de heer X], aan FWW al in mei 2006 had medegedeeld dat slechts via de organisatie van Baselworld geboekte hotelschepen een ligplaats tijdens de Baselworld 2007 zouden kunnen krijgen, (b) dat het op de weg van FWW lag om GRC met die omstandigheid bekend te maken voor, althans bij het sluiten van de charterpartij maar dat zij dat niet heeft gedaan en (c) dat voor de “Bellriva” geen ligplaats beschikbaar is gesteld doordat GRC niet met de onder (a) genoemde omstandigheid bekend was en het schip niet via de organisatie van Baselworld maar door FWW was gecharterd. Op dezelfde stellingen baseert GRC haar beroep op eigen schuld van FWW.
FWW bestrijdt die verweren en voert aan dat de problemen over de ligplaats zijn ontstaan door de nieuwe regeling van de RSD Basel van november 2006, niet door aan FWW gerelateerde omstandigheden, zoals het niet doorgeven van de mededelingen van de directie van Baselworld.
Nu GRC zich voor de genoemde rechtsgevolgen beroept op de door haar gestelde, maar door FWW gemotiveerd betwiste oorzaak van het weigeren van een ligplaats voor de “Bellriva” onder charter van FWW, draagt GRC op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast, in de zin van het bewijsrisico, van die oorzaak. Echter, met de email van 18 augustus 2006 (zie onder 3.1), de brieven van RSD Basel van 21 november 2006 aan de rederijen en aan Sahr (zie onder 3.4), de email van 11 januari 2007 van GRC aan FWW (zie onder 3.5) en de brief van 21 februari 2007 van Baselworld aan de advocaat van FWW (zie onder 3.6) in onderling verband is voorshands voldoende aangetoond dat de omstandigheid dat FWW met betrekking tot de “Bellriva” had gecontracteerd buiten de organisatie van Baselworld om de rechtens relevante oorzaak ervan vormde dat voor de “Bellriva” onder charter van FWW geen ligplaats tijdens Baselworld 2007 werd gegeven. Kennelijk had de directie van Baselworld al in mei 2006 bepaald dat hotelschepen, zoals de “Bellriva”, slechts via de organisatie van Baselworld zouden kunnen worden gecharterd voor Baselworld 2007, heeft die directie dat toen medegedeeld aan FWW, heeft die directie later in het jaar desbetreffende exclusieve afspraken gemaakt met RSD Basel en heeft laatstgenoemde op basis daarvan na overleg met die directie geweigerd om voor een charter van de “Bellriva” buiten de organisatie om een ligplaats tijdens Baselworld 2007 te verlenen. Behoudens door FWW te leveren tegenbewijs, waartoe het ontzenuwen voldoende is, zal de rechtbank daarom van die oorzaak uitgaan. De rechtbank zal FWW de gelegenheid bieden om dat tegenbewijs te leveren.
4.5
Eén van de deelvorderingen betreft de terugbetaling van de aanbetaling van € 8.820,-.
GRC voert aan dat zij die aanbetaling heeft terugbetaald en verwijst daartoe naar het als productie 49 door haar overgelegde bankafschrift.
Uit dat bankafschrift blijkt dat GRC dat bedrag op 22 maart 2007 aan FWW heeft betaald met als omschrijving “pay back deposit”.
FWW is niet meer ingegaan op die productie en heeft geen bescheiden in het geding gebracht waarmee de met die productie aannemelijk gemaakte betaling wordt ontzenuwd. Daarmee heeft FWW niet voldaan aan haar, in het licht van de gedocumenteerde betwisting verzwaarde, stelplicht. Daarom is voor verdere bewijslevering wat betreft deze deelvordering geen plaats.
Op het vorenstaande stuit deze deelvordering af.
Om proces-economische redenen houdt de rechtbank de betreffende beslissing aan tot het eindvonnis.
4.6
Hangende de bewijslevering bedoeld in rov. 4.4 zal de rechtbank elke beslissing aanhouden.
5 De beslissing
De rechtbank,
laat FWW toe te bewijzen feiten en omstandigheden waarmee de voorshands aangetoond geachte oorzaak voor het niet-verlenen van een ligplaats aan de “Bellriva” onder charter van FWW tijdens de Baselworld 2007, namelijk dat FWW met betrekking tot de “Bellriva” had gecontracteerd buiten de organisatie van Baselworld om, wordt ontzenuwd (zie rov. 4.4);
bepaalt dat indien FWW dat bewijs wil leveren door getuigen:
(a) deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger; en
(b) de procureur van FWW binnen vier weken na vonnisdatum opgave moet doen van de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen en hun raadslieden in de maanden januari tot en met maart 2008, opdat aan de hand daarvan dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
Houdt elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1928