ECLI:NL:RBROT:2007:BC1218
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Incidentiële vordering tot schorsing in afwachting van uitspraak in andere procedure; goede procesorde
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres CEF CITY ELECTRICAL FACTORS B.V. een vordering ingesteld tegen Hagemeyer c.s. De vordering betreft een schadevergoeding die CEF stelt te hebben geleden als gevolg van onrechtmatig handelen door Hagemeyer Nederland en andere betrokken partijen. CEF heeft een rechtsvordering aanhangig gemaakt tegen Elektrotechnische Groothandel Bernard B.V. en andere partijen in een aparte procedure, waarbij zij stelt dat Bernard betrokken was bij een verboden kartel dat schade heeft veroorzaakt. Hagemeyer c.s. heeft in het incident verzocht om schorsing van de procedure totdat er een uitspraak is gedaan in de inbreukprocedure tegen Bernard.
De rechtbank heeft de incidentele vordering tot schorsing beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende redenen zijn om de procedure te schorsen. De rechtbank overweegt dat de vordering van CEF tegen Hagemeyer c.s. niet afhankelijk is van de uitkomst van de inbreukprocedure tegen Bernard. De rechtbank wijst erop dat de aansprakelijkheid van Bernard en de mogelijkheid van verhaal op Bernard onafhankelijk van de andere gedaagden in de inbreukprocedure beoordeeld moeten worden. Bovendien heeft CEF een gerechtvaardigd belang bij voortgang van de procedure, aangezien het vaststellen van de aansprakelijkheid van Hagemeyer c.s. niet onnodig vertraagd mag worden.
De rechtbank wijst de vordering tot schorsing af en veroordeelt Hagemeyer c.s. in de kosten van het incident. De zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van Hagemeyer c.s. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2007.