Zaak-/rolnummer: 279285 / HA ZA 07-569
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENECO NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. T.A. Vermeulen,
advocaat mr. J.A. Trimbach te Hilversum,
[Gedaagde],
wonende te Middelharnis,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruin.
Partijen worden hierna aangeduid als "Eneco" respectievelijk "[Gedaagde]".
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 27 februari 2007 en de door Eneco overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 13 juni 2007, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 31 juli 2007;
- de ter comparitie van partijen door [Gedaagde] overgelegde factuur d.d. 16 september 2005 en de door Eneco overgelegde kleurenafdrukken.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Op grond van een tussen [Gedaagde] en Eneco gesloten overeenkomst is Eneco tegen betaling gehouden elektriciteit te leveren aan [Gedaagde]. De hoeveelheid geleverde elektriciteit wordt gemeten door een elektriciteitsmeter die zich op de standplaats van [Gedaagde] aan de [adres] bevindt.
2.2 Op 29 maart 2006 heeft Eneco op verzoek van de politie op de standplaats van [Gedaagde] de elektriciteitsvoorziening gecontroleerd op grond van het vermoeden dat aldaar een hennepkwekerij aanwezig was.
2.3 Bij deze controle bleken de ijkzegels van het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter verbroken, waardoor de cijferrollen van de elektriciteitsmeter in elke gewenste stand kunnen worden geplaatst. Voorts bleek er inderdaad een hennepkwekerij aanwezig te zijn die van elektriciteit werd voorzien door een verdeelkast waar vanuit een elektriciteitskabel was aangesloten op de groepenkast van de binneninstallatie.
2.4 Op 5 april 2006 heeft Eneco aangifte gedaan van diefstal van energie door [Gedaagde] bij de regio Politie Roterdam-Rijnmond.
3 De vordering
De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.406,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 8.361,45 vanaf 10 februari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [Gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Eneco aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 [Gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld jegens Eneco door de elektriciteitsmeter zodanig te manipuleren dat - aanzienlijk - meer stroom kon worden afgenomen dan is geregistreerd, waardoor nadeel is ontstaan voor Eneco.
3.2 Van toepassing zijn de “Algemene Voorwaarden aansluiting en transport ENECO NetBeheer electriciteit” (hierna: de algemene voorwaarden).
3.3 [Gedaagde] is primair op grond van het bepaalde in artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), subsidiair op grond van het bepaalde in artikel 10 lid 1 en lid 3, artikel 18 en artikel 19 lid 4 van de algemene voorwaarden en meer subsidiair op grond van de op gedaagde rustende zorgplicht, aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van de niet-geregistreerde energieafname.
3.4 Eneco heeft de schade vastgesteld op een bedrag van € 8.361,45, te weten:
- een bedrag van € 7.456,67 ter zake niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd elektriciteitsverbruik;
- € 847,56 ter zake van kosten (arbeidsloon); en
- € 57,22 ter zake van materiaalkosten.
3.5 Eneco maakt aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente, berekend vanaf 13 april 2006 tot en met 9 februari 2007 op een bedrag van € 276,73.
3.6 Eneco maakt voorts aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 768,--, conform rapport Voorwerk II.
4 Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Eneco in de kosten van het geding.
[Gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1 Eneco heeft [Gedaagde] al eerder gedagvaard in een strafprocedure voor de onderhavige gestelde diefstal van energie, waarbij Eneco door de strafrechter niet-ontvankelijk is verklaard. Aan die procedure hebben dezelfde stukken ten grondslag gelegen, zodat Eneco ook in deze procedure niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.2 [Gedaagde] heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens Eneco. [Gedaagde] heeft de elektriciteitsmeter niet gemanipuleerd en [Gedaagde] heeft geen stroom afgenomen “buiten de meter om”. Hij heeft steeds voor de door hem gebruikte stroom betaald door maandelijks zijn bijdrage te voldoen.
4.3 Eneco was ermee bekend dat de ijkzegels van de elektriciteitsmeter waren verbroken. Dat Eneco daar niets mee heeft gedaan, kan niet aan [Gedaagde] worden tegengeworpen.
4.4 Naast legaal gebruik van de elektriciteitsvoorziening heeft [Gedaagde], ter beperking van de elektriciteitskosten, een aggregaat gebruikt voor zijn hennepkwekerij en de verlichting en de ventilatoren alleen ’s nachts aan gehad.
4.5 De door Eneco berekende periode is niet juist. [Gedaagde] is niet in mei 2005, maar pas in oktober 2005 begonnen met het kweken van hennep. Bovendien heeft [Gedaagde] maar één oogst gehad. Voorts is [Gedaagde] in 2005 negen maanden niet woonachtig geweest op het onderhavige adres.
4.6 Eneco maakt ten onrechte aanspraak op wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Eneco heeft niet meegewerkt aan een oplossing door niet te reageren op de brieven van [Gedaagde], maar is tegen de wil van [Gedaagde] en zonder noodzaak direct deze procedure gestart.
5 De beoordeling
5.1 Als het meest vertrekkende verweer heeft [Gedaagde] aangevoerd dat Eneco in deze procedure niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat [Gedaagde] voor de onderhavige gestelde diefstal van energie al eerder is gedagvaard in een strafprocedure, aan welke procedure dezelfde stukken ten grondslag hebben gelegen en waarbij Eneco door de strafrechter niet-ontvankelijk is verklaard. Dit staat er echter niet aan in de weg dat Eneco [Gedaagde] in een civiele procedure kan aanspreken tot vergoeding van de schade. De beoordeling van deze vordering vindt plaats op een andere grondslag. Dit verweer van [Gedaagde] wordt dan ook verworpen.
5.2 Tussen partijen is in geschil of [Gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Eneco door ongeregistreerd stroom af te nemen en zo ja, voor welke periode.
5.3 Vast staat dat [Gedaagde] een hennepkwekerij heeft gehad ten behoeve waarvan door hem stroom is afgenomen. Onbetwist is dat deze hennepkwekerij in elk geval heeft bestaan in de periode oktober 2005 tot 29 maart 2006. [Gedaagde] stelt dat hij voor de door hem afgenomen stroom steeds netjes heeft betaald. Echter, zelfs uitgaande van de door [Gedaagde] gestelde feiten met betrekking tot de periode, het gebruik van het aggregaat, het niet op het adres wonen en alleen ’s nachts gebruik maken van de lampen en de ventilatoren, concludeert de rechtbank dat een verbruik van 120 kWu, zoals de meter aangeeft, niet kan kloppen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de meter is gemanipuleerd. Vast staat derhalve dat onbemeten stroom is afgenomen. Gelet op het vorenoverwogene concludeert de rechtbank dat [Gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Eneco door ongeregistreerd stroom af te nemen. [Gedaagde] is aansprakelijk voor de schade die Eneco dientengevolge heeft geleden. [Gedaagde] dient als contractuele wederpartij van Eneco op legale wijze gebruik te maken van de in zijn woning aanwezige elektriciteitsaansluiting. Of Eneco er al dan niet mee bekend was dat de verzegeling van het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter was verbroken, maakt het vorenstaande niet anders. Voor de deugdelijkheid van de elektrische installatie is het normale (legale) gebruik dat Eneco daarvan mocht verwachten bepalend. De verbroken verzegeling maakt de installatie nog niet gebrekkig.
5.4 Op grond van vorenstaande is [Gedaagde] in ieder geval aansprakelijk voor de kosten voor arbeidsloon en materiaal van Eneco. [Gedaagde] heeft niet bestreden dat die kosten, zoals door Eneco berekend, in totaal € 904,78 bedragen.
5.5 Tevens is [Gedaagde] op grond van het vorenstaande gehouden de buiten de meter om afgenomen elektriciteit aan Eneco te vergoeden. De omvang daarvan wordt bepaald door het vermogen van de voor de hennepkwekerij gebruikte apparatuur en de periode gedurende welke elektriciteit werd afgenomen. Voor zover deze schadefactoren gemotiveerd zijn bestreden, rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 wetboek van Rechtsvordering op Eneco de bewijslast daarvan.
5.6 Niet in geschil is dat die illegale elektriciteitsafname - in elk geval - gedurende de periode van oktober 2005 tot en met 29 maart 2006 heeft plaatsgevonden. Echter, Eneco stelt dat de illegale elektriciteitsafname ten behoeve van de hennepkwekerij in het pand ook vóór oktober 2005 heeft plaatsgevonden en wel sinds 25 mei 2005. Eneco heeft deze stelling onderbouwd door middel van haar berekening (productie 2 bij dagvaarding). Deze berekening is door Eneco vastgesteld aan de hand van het aantal kweken en is gebaseerd op het vermogen en de gebruikstijd van de aangetroffen elektrische apparatuur zoals lampen, afzuigers, voorschakelaars, waterpompen, koolstoffilters en dergelijke, de omgeving en de resten, zoals de kalkaanslag op het zeil en het stof op de lampenkappen. Eneco heeft daarmee jarenlange ervaring. In het onderhavige geval heeft Eneco berekend dat de apparatuur in elk geval meer dan twee oogsten is gebruikt, zodat de hennepkwekerij dus niet pas in oktober 2005 is gestart, maar, gelet op het aantal dagen dat met een hennepoogst gemoeid is, op 25 mei 2005. [Gedaagde] heeft betwist dat de hennepkwekerij al vóór oktober 2005 is gestart. [Gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat hij gebruik heeft gemaakt van tweedehands apparatuur. Ter onderbouwing van dit verweer heeft [Gedaagde] een factuur overgelegd van de Thuiskweker, waaruit zou moeten blijken dat [Gedaagde] de voor de hennepkwekerij benodigde apparatuur pas in september 2005 heeft aangeschaft. Deze factuur is echter niet op naam gesteld, zodat daarmee onvoldoende is aangetoond dat deze daadwerkelijk ziet op door [Gedaagde] aangekochte zaken. Gelet op al hetgeen Eneco omtrent haar stelling heeft aangevoerd en overgelegd, tegenover de niet nader onderbouwde betwisting daarvan door [Gedaagde], is de rechtbank van oordeel dat [Gedaagde] de stelling dat eerder dan oktober 2005 is gestart met de hennepkwekerij onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
5.7 Voor de berekening van het geschatte verbruik van elektriciteit baseert Eneco zich op het vermogen en de gebruikstijd van de ter plaatse aangetroffen elektrische apparatuur, alsmede op de bevindingen van de Universiteit van Wageningen, die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar het energieverbruik bij het kweken van hennep. [Gedaagde] heeft dit geschatte verbruik betwist en heeft daartoe aangevoerd dat hij overdag gebruik maakte van een aggregaat. Dat hij de lampen en de ventilatoren alleen ’s nachts liet branden en dat hij in 2005 negen maanden niet woonachtig is geweest op het onderhavige adres. [Gedaagde] heeft deze stellingen echter niet, althans niet voldoende – met stukken – onderbouwd.
5.8 Op grond van het vorenoverwogene oordeelt de rechtbank dan ook voorshands aannemelijk is dat de hennepkwekerij heeft bestaan in de periode van 25 mei 2005 tot en met 29 maart 2006 en dat de berekening van Eneco ten aanzien van het illegale stroomverbruik juist is. De rechtbank zal [Gedaagde] echter toe laten tot het leveren van tegenbewijs.
5.9 De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en evenmin is gebleken dat het gaat om verrichtingen (zoals het verzenden van meerdere schriftelijke aanmaningen door de incassogemachtigde van eiseres, al dan niet in combinatie met het treffen van een betalingsregeling) die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
5.10 In afwachting van de tegenbewijslevering houdt de rechtbank iedere beslissing aan.
alvorens verder te beslissen,
laat [Gedaagde] toe tot tegenbewijs van de voorshands bewezen geoordeelde stellingen:
a. dat de hennepkwekerij reeds sinds 25 mei 2005 is geëxploiteerd;
b. dat het door Eneco geschatte elektriciteitsverbruik in de periode waarin de hennepkwekerij werd geëxploiteerd niet juist is;
bepaalt dat indien [Gedaagde] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. M.C. Franken;
bepaalt dat de procureur van [Gedaagde] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in de maanden maart, april en mei 2008 en dat de procureur van Eneco binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken.
Uitgesproken in het openbaar.
585/1580