ECLI:NL:RBROT:2008:BD2051
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep op verrekening door curator in faillissement van vennootschap
In deze zaak heeft de curator van de failliete vennootschap [eiser] een vordering ingesteld tegen Dijco, een besloten vennootschap, met betrekking tot een bedrag van € 26.530,49. De curator stelt dat Dijco een uitstaand bedrag verschuldigd is, terwijl Dijco zich beroept op verrekening van een tegenvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator geen beroep kan doen op artikel 6:136 BW, omdat de vordering van Dijco niet eenvoudig vast te stellen is, zoals bepaald in artikel 53 van de Faillissementswet (Fw). De curator heeft de vordering onderbouwd met bewijsstukken, maar Dijco betwist de vordering en stelt dat er geen wederzijdse vorderingen meer openstonden op het moment van faillissement.
De rechtbank heeft de zaak op 6 februari 2008 behandeld en de partijen gehoord. De curator heeft zijn vordering onderbouwd met diverse producties, waaronder facturen en correspondentie. Dijco heeft verweer gevoerd en een beroep gedaan op verrekening, maar de curator heeft de juistheid van de tegenvordering betwist. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere aktewisseling, waarbij Dijco in de gelegenheid wordt gesteld om aanvullende stukken over te leggen ter onderbouwing van haar tegenvordering.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van de aktewisseling. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, die de zaak in enkelvoudige kamer heeft behandeld. De uitspraak benadrukt de complexiteit van faillissementszaken en de noodzaak voor duidelijke onderbouwing van vorderingen en tegenvorderingen.