ECLI:NL:RBROT:2008:BF3757
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verhuurder vermoedt niet-bewoning door huurder en schakelt particulier recherchebureau in
In deze zaak heeft de verhuurder, Stichting Woonstad Rotterdam, een huurovereenkomst met de huurder, [gedaagde], die verplicht is de gehuurde woning zelf te bewonen. De verhuurder heeft echter vermoedens dat de huurder niet daadwerkelijk in de woning verblijft en schakelt een particulier recherchebureau in om dit te onderzoeken. Gedurende een periode van meer dan twee jaar heeft het recherchebureau verschillende observaties uitgevoerd en rapporten opgesteld. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder eerst de huurder had moeten aanspreken op de vermoedens voordat zij overging tot het inschakelen van een recherchebureau. De persoonlijke omstandigheden van de huurder, waaronder zijn psychische klachten en beperkte sociale contacten, spelen ook een rol in de beoordeling van de zaak.
De kantonrechter stelt vast dat de verhuurder niet voldoende uitleg heeft gegeven over de meldingen van niet-bewoning en dat er geen zorgvuldige procedure is gevolgd. De verhuurder had de huurder de kans moeten geven om zijn situatie toe te lichten en had moeten overleggen over de klachten. Het nalaten van deze stappen leidt ertoe dat de verhuurder niet wordt toegelaten tot het bewijs van haar stellingen. De vorderingen van de verhuurder worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de huurder.
De uitspraak benadrukt het belang van goed verhuurderschap en de verplichtingen die zowel verhuurder als huurder hebben in het kader van de huurovereenkomst. De rechter wijst erop dat een zorgvuldige omgang met de huurder, zeker gezien zijn persoonlijke omstandigheden, essentieel is voor een goede relatie tussen partijen.