ECLI:NL:RBROT:2008:BG6059
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Puite
- mrs. Wiersinga
- mrs. Schols
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en bevoegdheid van de rechtbank
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2008 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, ondanks dat de maatregel in hoger beroep voorwaardelijk was opgelegd door het gerechtshof te 's-Gravenhage. De proeftijd van de maatregel was ingegaan op 15 januari 2008 en de verdachte had zich tijdens deze proeftijd schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten, wat leidde tot de vordering van het openbaar ministerie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, zich veelvuldig schuldig had gemaakt aan vermogenscriminaliteit, wat duidt op stelselmatig crimineel handelen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen, waarbij de ISD-maatregel voor een periode van twee jaar werd opgelegd. De beslissing is genomen na een openbare behandeling in raadkamer, waarbij de officier van justitie was gehoord, maar de veroordeelde niet aanwezig was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, en heeft de bevoegdheid om kennis te nemen van de vordering onderbouwd met jurisprudentie. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van de voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke maatregel en de rol van de rechtbank in het handhaven van deze voorwaarden. De beslissing kan worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem.