ECLI:NL:RBROT:2008:BH8253
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over advocatendeclaratie en bewijsopdracht in civiele procedure
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een geschil over een advocatendeclaratie. De zaak is gestart door [opposant], die in eerste instantie veroordeeld was tot betaling van een bedrag van € 5.882,45 aan [geopposeerde] voor werkzaamheden die deze had verricht. [opposant] heeft het verstekvonnis aangevochten en vordert vernietiging van dit vonnis, alsook afwijzing van de vorderingen van [geopposeerde]. In reconventie vordert hij een bedrag van € 7.741,-- terug, dat hij ten onrechte aan [geopposeerde] heeft betaald. Hij stelt dat [geopposeerde] geen rekening heeft gehouden met reeds ontvangen betalingen en dat deze declaraties onterecht zijn verzonden na zijn schorsing als advocaat.
[geopposeerde] heeft in haar verweer gesteld dat [opposant] nog een bedrag van € 4.469,45 dient te betalen. Zij betwist de vorderingen van [opposant] en verwijst naar een eerdere brief waarin [opposant] is gewezen op de mogelijkheid van een toevoeging. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het belangrijk is om te onderzoeken of [geopposeerde] [opposant] daadwerkelijk heeft gewezen op deze mogelijkheid. De rechtbank heeft [geopposeerde] toegelaten tot het bewijs van haar stellingen, in overeenstemming met artikel 150 Rv.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over een aantal contante betalingen die door [opposant] aan [geopposeerde] zijn gedaan. De rechtbank heeft besloten dat [geopposeerde] bewijs moet leveren van haar stelling dat deze betalingen betrekking hebben op dezelfde transactie. Een datum voor het getuigenverhoor is vastgesteld op 13 juni 2008. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden tot na het getuigenverhoor.