ECLI:NL:RBROT:2009:BH9619
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Heffing van rioolrecht voor zelfstandige gedeelten in een bedrijfsverzamelgebouw
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2009 uitspraak gedaan over de heffing van rioolrecht voor een bedrijfsverzamelgebouw. Eiser, eigenaar van een bedrijfsverzamelgebouw te Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de rioolrechten voor het jaar 2007, opgelegd door de gemeente Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het gebouw vijf zelfstandige WOZ-objecten zijn, maar de vraag was of voor elk van deze objecten afzonderlijk rioolrecht geheven kon worden. De verweerder, de gemeente Rotterdam, stelde dat op basis van de Gemeentewet en de gemeentelijke Verordening Rioolrecht een aanslag rioolrecht opgelegd wordt aan iedere eigenaar van een onroerende zaak met een aansluiting op de gemeentelijke riolering. Eiser betwistte dit, stellende dat zijn specifieke unit geen directe of indirecte aansluiting op het riool had, en dat het gebruik van een algemene toiletgroep op dezelfde etage niet volstond voor de heffing van rioolrecht.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eiser verwees naar jurisprudentie die stelde dat een zelfstandig gedeelte van een eigendom alleen in de heffing van rioolrecht mag worden betrokken als er sprake is van een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering. De rechtbank concludeerde dat de aanslag voor de unit van eiser ten onrechte was opgelegd, omdat er geen directe aansluiting op het riool aanwezig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en herhiep de aanslag. Tevens werd de gemeente Rotterdam veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeenten om zorgvuldig om te gaan met de heffing van rioolrechten, vooral in situaties waar sprake is van meerdere zelfstandige gedeelten binnen een onroerende zaak. De rechtbank heeft duidelijk gemaakt dat de aanwezigheid van sanitaire voorzieningen in een gebouw niet automatisch leidt tot de verplichting om rioolrecht te heffen voor elk afzonderlijk gedeelte, indien er geen directe aansluiting op het riool is.