ECLI:NL:RBROT:2009:BJ5198

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
972837
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding in kort geding met betrekking tot concurrentiebeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2009, is een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend door TopForce B.V. tegen [verweerder]. De kantonrechter heeft in kort geding geoordeeld dat het concurrentiebeding niet vernietigd is en heeft de vordering van [verweerder] afgewezen. De procedure is gestart naar aanleiding van een verzoek van [verweerder] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, waarbij ook de gevolgen van het concurrentiebeding aan de orde zijn gekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding op [verweerder] blijft drukken tot er in een eventuele bodemprocedure een definitieve uitspraak is gedaan. De rechter heeft beide partijen de gelegenheid gegeven om het verzoek tot ontbinding in te trekken tot 31 juli 2009. Indien het verzoek niet wordt ingetrokken, wordt de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2009 ontbonden. Tevens is aan [verweerder] een vergoeding van € 40.000,-- bruto toegekend, die TopForce binnen een maand na de ontbinding moet betalen, mits fiscaal geoorloofd. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in dit soort zaken. De beslissing is genomen met inachtneming van de kantonrechtersformule en de gevolgen van het concurrentiebeding, dat door TopForce in een eerdere correspondentie is beperkt. De kantonrechter heeft de vergoeding vastgesteld op basis van de dienstjaren en het vaste maandloon van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton, locatie Rotterdam
beschikking ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TopForce B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.D.M. Oude Grote Bevelsborg / mr. J.P.M. Vereecken te Breda,
tegen
[verweerder], wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. A.L.W.G. Houtakkers te Maastricht.
Hierna worden partijen aangeduid als “TopForce” en “[verweerder]”.
Het verdere verloop van de procedure
Verwezen wordt naar en volhard wordt bij de inhoud van de op 9 juni 2009 uitgesproken tussenbeschikking.
De mondelinge behandeling van de door [verweerder] gevorderde voorlopige voorziening met zaaknummer 979697 heeft plaatsgevonden op 9 juni 2009. In die zaak is heden vonnis gewezen.
Partijen hebben te kennen gegeven dat hetgeen bij die gelegenheid is aangevoerd ook betrekking heeft op de onderhavige procedure.
De beoordeling
Ook hier wordt verwezen naar hetgeen te dien aanzien al is overwogen en beslist.
Samengevat komt dat hierop neer:
- ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2009 (als het verzoek niet zal worden ingetrokken);
- toekenning van een vergoeding aan [verweerder] ten laste van TopForce op basis van:
a) de (nieuwe) kantonrechtersformule:
A = 2 dienstjaren ([verweerder] is jonger dan 35, dus deze tellen voor ½),
B = alleen het vaste maandloon + vakantietoeslag (geen variabele bonus),
C = 1,5;
b) op verlangen van [verweerder]: rekening houdend met de consequenties van het feit dat
TopForce hem wenst te houden aan het in het arbeidscontract overeengekomen
concurrentiebeding, zo dit niet in kort geding wordt geschorst.
Bij het heden uitgesproken vonnis in kort geding is de vordering van [verweerder] afgewezen.
Dat betekent dat in deze procedure de kantonrechter bij het vaststellen van de vergoeding die
aan [verweerder] ten laste van TopForce wordt toegekend, ook rekening houdt met het (voort)bestaan van het concurrentiebeding, zoals dat tussen partijen in de arbeidsovereenkomst is opgenomen,
en zoals dat nader door TopForce is beperkt in haar faxbrief van 9 juni 2009.
[verweerder] heeft hier uitdrukkelijk om gevraagd. Beide partijen hebben zich op dit punt voldoende kunnen uitspreken. Ter zitting is ook aan de orde gekomen dat dit mogelijk gevolgen heeft voor een eventuele vordering van [verweerder] in een eventuele bodemprocedure ten aanzien van het concurrentiebeding (en relatiebeding en ronselbeding), althans dan van invloed kan zijn op de hoogte van een eventueel toe te kennen vergoeding als bedoeld in artikel 4 van artikel 7:653 BW.
Met de beslissing in kort geding staat voldoende vast dat het concurrentiebeding op [verweerder] blijft drukken en in welke mate dat het geval is. Althans tot het moment waarop in een eventuele bodemprocedure (in eerste instantie) een beslissing zal zijn gegeven, hetgeen, naar de verwachting van de kantonrechter als voorzieningenrechter, binnen zes maanden na heden het geval kan zijn.
Dat alles in aanmerking genomen zal de kantonrechter de vergoeding in totaal vaststellen op
(afgerond) € 13.000,00 + € 27.000,00 = € 40.000,00 bruto.
De kosten van de ontbindingsprocedure zullen, zoals bij procedures van deze aard gebruikelijk is, worden gecompenseerd. De aard van de beslissing, gevoegd bij het feit dat beide partijen de ontbinding wensen, geven geen aanleiding om van die praktijk af te wijken.
De beslissing
De kantonrechter:
geeft TopForce tot 31 juli 2009 de gelegenheid het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2009;
kent aan [verweerder] ten laste van TopForce een vergoeding toe van €?40.000.-- bruto en veroordeelt TopForce deze vergoeding te betalen binnen één maand na de dag van ontbinding op en door [verweerder] tijdig aan te geven wijze, mits fiscaal geoorloofd;
en in beide gevallen:
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.