ECLI:NL:RBROT:2009:BK4042

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
947946
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van werknemer tegen werkgever inzake administratieve sanctie voor te hoog geladen vrachtwagen

In deze zaak vordert de werknemer, Bouman, van zijn werkgever, De Rijke Trucking B.V., een terugbetaling van een administratieve sanctie van € 750,00 die hem was opgelegd vanwege het rijden met een te hoog geladen vrachtwagen. Dit incident leidde tot schade aan een viaduct en andere voertuigen. Bouman stelt dat De Rijke in gebreke is gebleven met de betaling van de CAO-verschuldigde vergoeding voor deze boete, ondanks meerdere sommaties. De Rijke heeft echter betwist aansprakelijk te zijn voor de boete, verwijzend naar een uitspraak van de Hoge Raad die stelt dat de boete geen schade in de zin van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek is. De kantonrechter overweegt dat de vordering mogelijk kan worden gebaseerd op artikel 7:658 lid 2 BW, dat betrekking heeft op schade geleden door de werknemer. De kantonrechter vraagt partijen om nadere inlichtingen over de verantwoordelijkheden van zowel de chauffeur als de verlader met betrekking tot het correct laden van de vrachtwagen. Tevens wordt een comparitie van partijen gelast om de zaak verder te bespreken en mogelijk tot een schikking te komen. De zitting is gepland op 8 juni 2009, waar partijen hun standpunten verder kunnen toelichten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Rotterdam
vonnis
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 11 december 2008,
gemachtigde: mr. M.A. van Zeist te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE RIJKE TRUCKING B.V.,
gevestigd te Botlek Rotterdam,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A. VAN EEDEN PETERSMAN TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Botlek Rotterdam,
gedaagde sub 2.
gemachtigde: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse.
Partijen worden hierna aangeduid als “Bouman” respectievelijk “De Rijke”.Voor zover gedaagden afzonderlijk worden bedoeld, worden zij aangeduid als “De Rijke Trucking” en “Van Eeden Petersman”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het exploot van dagvaarding met tien producties;
- de conclusie van antwoord met twee producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties staat tussen partijen – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende vast:
- Bouman is op 29 november 2005 in dienst getreden bij Van Eeden Petersman in de functie van chauffeur. Op de arbeidsovereenkomst was in de periode van 1 april 2007 tot 1 oktober 2008 de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de CAO) van toepassing.
- Van Eeden Petersman is bij overeenkomst van 18 juni 2008 overgenomen door De Rijke Trucking en Evet B.V. Hierdoor is Bouman in dienst gekomen bij De Rijke Trucking.
- Op 17 juli 2007 reed Bouman als chauffeur voor De Rijke met een vrachtwagen met open flatcontainer met daarop machines geladen. Omdat de vrachtwagen te hoog geladen was, is de tweede machine op de flatcontainer in botsing gekomen met een viaduct. Hierdoor is schade ontstaan aan de machines, het viaduct en aan een passerende vrachtwagen.
- Aan Bouman is naar aanleiding van dit incident een administratieve sanctie van € 750,00 opgelegd voor het rijden met een te hoge lading waarbij hinder en/of gevaar voor het overige verkeer werd veroorzaakt. Bouman heeft deze boete betaald.
3. De stellingen van partijen
3.1. Bouman heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, De Rijke te veroordelen tot betaling aan hem van in totaal € 750,00 vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Aan zijn vordering heeft Bouman ten grondslag gelegd dat De Rijke, ondanks sommaties, in gebreke is gebleven met betaling van de op grond van de CAO verschuldigde vergoeding voor de aan Bouman opgelegde verkeersboete van € 750,00. Naast dit bedrag maakt Bouman aanspraak op buitengerechtelijke kosten conform het rapport Voor-werk II.
3.3. De Rijke heeft tegen de vordering aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat zij niet aansprakelijk is voor de aan Bouman opgelegde boete, omdat op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 13 juni 2008, JAR 2008/185, de eerste zin van artikel 7:661 lid 1 BW (en van het daarop gebaseerde artikel 7 lid 4b van de CAO) niet van toepassing is. Daarbij is de aan Bouman opgelegde boete geen schade in de zin van deze artikelen. Daarbij is De Rijke van mening dat Bouman wist of behoorde te weten dat de lading te hoog was.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Vooropgesteld wordt dat een verkeersboete op zich als schade kan worden aangemerkt in de zin van artikel 7:661 BW, zoals blijkt uit het arrest van Hoge Raad van 13 juni 2008, JAR 2008/185.
4.2. Bouman heeft zijn vordering gebaseerd op artikel 7 lid 4b van de CAO, dat nagenoeg hetzelfde is als artikel 7:661 BW. In dit artikel is – vereenvoudigd weergegeven – bepaald dat de werknemer in beginsel niet aansprakelijk is voor (1) schade van de werkgever en (2) schade van een derde jegens wie de werkgever aansprakelijk is. In de onderhavige zaak is de boete aan de werknemer opgelegd. Deze door de werknemer geleden schade is noch als schade van de werkgever, noch van een derde waarvoor de werkgever aansprakelijk is aan te merken. Artikel 7:661 BW biedt daarom naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende grondslag voor een vordering als door Bouman ingesteld.
4.3. De kantonrechter acht wel de mogelijkheid aanwezig dat de vordering op artikel 7:658 lid 2 BW wordt gebaseerd, nu dit artikel de situatie van door de werknemer geleden schade betreft. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich over de toepasselijkheid van deze rechtsgrond uit te laten. Daarbij is tevens van belang hoe deze bepaling, die de tegenhanger is van artikel 7:661 BW, uitgelegd moet worden in het licht van het eerder genoemde arrest over de toepasselijkheid van 7:661 BW bij verkeersboetes. Verder wordt partijen verzocht in te gaan op art. 7:611 als mogelijke grondslag
4.4. Verder acht de kantonrechter het gewenst dat er nadere inlichtingen worden verschaft over de (schriftelijk vastgelegde) verplichtingen en verantwoordelijkheden van zowel de chauffeur als de verlader voor het juist plaatsen van een lading op een vrachtwagen en het vervoeren daarvan. Welke middelen zijn daarbij door de werkgever aan de chauffeur ter hand gesteld om aan deze verplichtingen te voldoen? De kantonrechter denkt hierbij aan een checklist van controlepunten, meetapparatuur e.d. Deze punten zijn niet limitatief. Ook andere vragen kunnen aan de orde komen.
4.5. Gezien het voorgaande acht de kantonrechter het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Partijen zullen ter zitting in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt over hetgeen onder 4.2. en 4.3. is overwogen nader uiteen te zetten, bij voorkeur aan de hand van een vooraf aan de kantonrechter en de wederpartij toegezonden pleitnotitie. Tevens kan ook worden geprobeerd een schikking te bereiken. Daartoe wordt een comparitie van partijen gelast.
4.6. Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht dienen door de partij, die deze ter gelegenheid van de comparitie ter sprake wil brengen, uiterlijk drie werkdagen voor de zitting aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden.
4.7. Indien één van de partijen verhinderd is op de onder de beslissing bepaalde datum, dient deze partij dit uiterlijk één week vóór de zitting aan de kantonrechter onder opgave van redenen te berichten, onder vermelding van de zittingsdatum en het zaaknummer. Daarbij dient opgave gedaan te worden van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
bepaalt dat elk van partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met haar gemachtigde) op maandag 8 juni 2009 om 9.30 uur zal verschijnen ter zitting van de kantonrechter mr. E.F.A. van Buitenen. De zitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw, Wilhelminaplein 100 te Rotterdam (melden in het rode gebouw B).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.