ECLI:NL:RBROT:2009:BK4439
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- L.A.C. van Nifterick
- H.J.M. van der Kaaij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 november 2009 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen de rechter die haar zaak behandelde. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter zich niet had gehouden aan de beginselen van fair play en het beginsel van equality of arms, doordat hij het UWV de gelegenheid had gegeven om een verweerschrift in te dienen dat te laat was ingediend. Verzoekster stelde dat deze beslissing een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid jegens haar opriep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing van de rechter om het UWV toe te laten tot de inhoudelijke behandeling van de zaak een processuele beslissing was, die in beginsel geen aanleiding kan geven voor wraking. De rechtbank oordeelde dat de beslissing niet zo onbegrijpelijk was dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverde. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
Tijdens de zitting van 16 oktober 2009, waar het beroep van verzoekster werd behandeld, heeft de gemachtigde van verzoekster de wraking ingediend. De wrakingskamer heeft het dossier van de beroepsprocedure bestudeerd en de argumenten van verzoekster en de rechter in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter subjectief niet onpartijdig was en dat de vrees van verzoekster niet objectief gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen, waarbij de beslissing op 25 november 2009 werd uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.