ECLI:NL:RBROT:2009:BK7068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1032503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens reorganisatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen Careyn Holding B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. Het verzoek van Careyn tot ontbinding werd afgewezen. De werknemer was sinds 1985 in dienst bij Careyn en was arbeidsongeschikt sinds juli 2009 door een ongeval. Careyn voerde aan dat de reorganisatie leidde tot het vervallen van de functie van de werknemer, maar de kantonrechter oordeelde dat niet voldoende was aangetoond dat de reorganisatie daadwerkelijk op de werknemer van toepassing was. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer niet in de gelegenheid was gesteld om aan de veranderde opleidingseisen te voldoen en dat Careyn onvoldoende inspanningen had geleverd om de werknemer te herplaatsen binnen de organisatie. De kantonrechter benadrukte dat de herplaatsingsverplichting van de werkgever niet beperkt is tot het op papier omschrijven van inspanningen, maar dat er daadwerkelijk actie ondernomen moet worden. De kantonrechter oordeelde verder dat de aangeboden vergoeding niet passend was, gezien de lange diensttijd van de werknemer, haar leeftijd en de omstandigheden van de reorganisatie. Careyn werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
Beschikking ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Careyn Holding B.V.,
gevestigd te Schiedam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.A.T. Hillenaar-Cöp,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: mr. S.O. Voogt.
Partijen worden aangeduid als “Careyn” en “[verweerster]”, tenzij anders is vermeld.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
1. verzoekschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie op 23 september 2009,
2. verweerschrift met bijlagen,
3. producties zijdens Careyn,
4. pleitnota mr. Hillenaar.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2009. Partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
2. De vaststaande feiten
2.1. [verweerster], geboren op [geboortedatum], is met ingang van 1 november 1985 voor onbepaalde tijd in dienst van Careyn. Zij vervulde laatstelijk de functie van Sociaal Beheerder. Haar salaris bedraagt € 2.387,94 per maand, exclusief vakantietoeslag. Zij werkt 32 uur per week. Van toepassing is de CAO Verpleeg-, Verzorgingstehuizen en Thuiszorg.
2.2. Sedert 6 juli 2009 is [verweerster] arbeidsongeschikt wegens een val die heeft geleid tot een gecompliceerde beenbreuk.
2.3. Vanaf 1 juli 2006 heeft [verweerster] op basis van een overeenkomst tussen Careyn en Woonzorg de functie van Sociaal Beheerder vervuld op een van de locaties van Woonzorg. Deze overeenkomst is door Woonzorg per 1 juli 2009 opgezegd.
3. Het verzoek
3.1. Careyn verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden wegens veranderde omstandigheden per eerstmogelijke datum, met toekenning aan [verweerster] van het zogenaamde Sociaal Kader en de wachtgeldregeling uit de CAO VVT.
3.2. Kort en zakelijk weergegeven legt Careyn hieraan het volgende ten grondslag. Zij heeft overleg gevoerd met Thuiszorg. [verweerster] bleek niet bij Thuiszorg in dienst te kunnen treden omdat de functie werd aangevuld met een technische component die [verweerster] niet kon vervullen. Zij “viel terug” in de afdeling Facilitair van Careyn. Deze afdeling bevindt zich in de eindfase van een reorganisatie.
3.3. In 2008 namelijk is Careyn in financieel zwaar weer geraakt. Dat heeft te maken met zowel interne als externe factoren (o.a. de WMO). In 2007 was sprake van een geconsolideerd verlies van € 4,3 miljoen en in 2008 van € 8,5 miljoen. Om die reden moest er bezuinigd en dus gereorganiseerd worden. Na overleg met de COR is gekomen tot een nieuwe organisatiestructuur. 110 fte dienden te verdwijnen, waaronder de functie van [verweerster]. Voor alle arbeidsgeschikte werknemers is ontslagtoestemming verkregen en hun arbeidsovereenkomsten zijn inmiddels opgezegd. Door hen zijn geen procedures op grond van artikel 7:681 BW aangevangen. De dienstverbanden van twee arbeidsongeschikte werknemers zijn door middel van een ontbindingsbeschikking ontbonden.
3.4. Helaas voor [verweerster] valt de opzegging van de overeenkomst door Woonzorg in de tijd samen met voormelde reorganisatie. In november 2008 is met [verweerster] besproken dat haar werkplek zou vervallen per 1 juli 2009. In januari 2009 heeft zij gesproken met een mobiliteitsadviseur. Aan haar zijn maandelijks interne vacatureoverzichten toegezonden. Zij is ondersteund in diverse interne sollicitatiepogingen. Careyn erkent zonder meer dat [verweerster] haar best heeft gedaan om op alternatieve functies te solliciteren. In het algemeen kan worden gezegd dat [verweerster] wordt afgewezen omdat zij weliswaar veel relevante ervaring heeft maar niet voldoet aan de opleidingseisen die op basis van regelgeving van de kandidaten dienen te worden gevergd. Careyn heeft onderzocht of er binnen haar organisatie (circa 9.000 personeelsleden) een herplaatsingsmogelijkheid is, maar dat bleek niet het geval. [verweerster] is dus boventallig verklaard.
3.5. Ingevolge de CAO heeft [verweerster] recht op financiële compensatie als bedoeld in artikel 9.8. Dit komt erop neer dat zij recht heeft op wachtgeld; zijnde drie maanden, te vermeerderen met drie maanden voor elk vol dienstjaar dat [verweerster] bij Careyn heeft gewerkt. Dit betreft 38 maanden. Deze uitkering wordt echter gemaximeerd tot de duur voor de voor [verweerster] geldende loongerelateerde WW-uitkering. Ter zitting is gebleken dat dit neerkomt op 3,2 bruto-maandsalaris. Overigens is eveneens gebleken dat gedurende het 1e ziektejaar Careyn 100% van het laatstverdiende salaris doorbetaalt en gedurende het 2e ziektejaar 70%.
4. Het verweer
4.1. [verweerster] bepleit primair afwijzing van het verzoek. Subsidiair stelt zij voor dat bij ontbinding aan haar een vergoeding wordt toegekend op basis van de correctiefactor 2
(€ 170.212,68) op grond van de kantonrechtersrichtlijn, met compensatie van de fictieve opzegtermijn, kosten rechtens.
4.2. Kort en zakelijk weergegeven voert [verweerster] hiertoe het volgende aan. Het reorganisatieplan is niet rechtstreeks op [verweerster] van toepassing. Haar arbeidsplaats is immers niet door reorganisatie vervallen maar vanwege de opzegging van Woonzorg. De reorganisatieplannen waren er overigens ook eerder dan de opzegging. Niet is gebleken dat de functie van [verweerster] deel uitmaakt van voormelde 110fte die moeten vervallen. Overigens is er inmiddels weer sprake van een positief resultaat van Careyn; de begroting 2009 kent een winst van ongeveer € 700.000,00.
4.3. Anders dan Careyn bepleit is het niet zo dat zij haar best heeft gedaan om [verweerster] aan vervangend werk te helpen. Gelet op haar ervaring en de gevolgde cursussen alsmede het personeelsbestand van 9.000 personen zou dit moeten kunnen lukken. Careyn heeft weinig gedaan. Er zijn maandelijkse interne vacatureoverzichten toegezonden. [verweerster] heeft zelf informatie over functies ingewonnen en gesolliciteerd. Dit leidde niet tot reacties, behoudens enkele gevallen waarin zij te horen kreeg dat zij niet in die functie zou worden aangenomen. [verweerster] brengt een uitgebreid en gedetailleerd overzicht in het geding van al haar vergeefse pogingen. Zij heeft maar liefst drie keer een andere interim mobiliteitsmedewerker gehad, waarvan één medewerker zelfs nooit contact met haar heeft opgenomen.
4.4. Als er al ontbonden zou worden, dan is een vergoeding op haar plaats. De vergoeding die blijkt uit de CAO is een gotspe, gelet op de duur van het dienstverband, haar leeftijd en het onberispelijke karakter van de werkzaamheden van [verweerster].
5. De beoordeling
Opzegverbod
5.1. Er is sprake van een opzegverbod wegens ziekte. Duidelijk is echter dat de reden van de gevraagde ontbinding niets van doen heeft met deze ziekte.
Ontbinding
5.2. De kantonrechter zal het verzoek om ontbinding afwijzen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.3. Met [verweerster] is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden dat het reorganisatieplan op [verweerster] van toepassing is. [verweerster] was gedetacheerd bij een derde en vast is komen te staan dat voorafgaande aan het begin van de uitvoering van dit plan nog niet was opgezegd door Woonzorg.
5.4. De kantonrechter is voorts met [verweerster] van oordeel dat Careyn niet aannemelijk heeft gemaakt dat serieus werk is gemaakt van het vinden van een andere functie voor [verweerster] binnen haar organisatie. Verwezen wordt naar het door [verweerster] geproduceerde gedetailleerde overzicht dat niet of nauwelijks door Careyn is bestreden. De kantonrechter heeft stellig de indruk gekregen dat Careyn op papier haar te verrichten inspanningen mooi heeft omschreven, maar dat het voor een belangrijk deel daarbij is gebleven. De herplaatsingsverplichting van de werkgever in geval van een reorganisatie is echter niet beperkt tot het omschrijven van herplaatsingsinspanningen. Gelet op de vergeefse sollicitaties, het niet eens reageren door Careyn op sollicitatiebrieven en drie keer een andere interim mobiliteitsmedewerker, kan niet worden gezegd dat Careyn hiervan serieus werk heeft gemaakt. Niet uit het oog moet worden verloren dat de reorganisatie uitsluitend is ontstaan in de risicosfeer van Careyn en dat [verweerster], alsmede haar af te vloeien collega’s, moeten kunnen rekenen op de bevlogen hulp van Careyn ten behoeve van herplaatsing.
5.5. Daarnaast geldt dat de kantonrechter niet gecharmeerd is van de argumentatie van Careyn dat [verweerster] niet herplaatsbaar is omdat zij niet over de juiste, van overheidswege voorgeschreven kwalificaties, beschikt. Dergelijke eisen zijn niet te beschouwen als een van buiten komend onverwacht onheil waaraan Careyn niets kan doen. Van Careyn mag worden verwacht dat zij veranderde regelgeving met haar medewerkers bespreekt en dat zij beziet of en in hoeverre werknemers met het oog op dergelijke nieuwe eisen in de gelegenheid moeten worden gesteld bijscholing te volgen. Als dat niet gebeurt, is het mogelijke ongewenste resultaat dat oudere werknemers in geval van reorganisatie, vergeleken met jongere werknemers, geen redelijke kans meer hebben op herplaatsing en veroordeeld worden tot werkloosheid. Dat scenario lijkt zich hier voor te doen.
5.6. Tot slot is van belang dat de kantonrechter de aangeboden vergoeding bepaald niet passend acht, gelet op het zeer lange onberispelijke dienstverband, de mogelijkheid van een organisatie als Careyn voor het aanleggen van reserves ten behoeve van reorganisaties, de leeftijd van [verweerster], haar loyaliteit aan Careyn (en dus in zeker opzicht eenzijdige werkervaring) en haar zeer beperkte kansen op de arbeidsmarkt.
Proceskosten
5.7. Als in ongelijk gestelde partij wordt Careyn veroordeeld in de kosten van de procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af,
veroordeelt Careyn in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerster] begroot op
€ 450,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.