ECLI:NL:RBROT:2010:BL1754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
328390 / HA ZA 09-997
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale vervoerovereenkomst met onrechtmatige daad

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident in het kader van een internationale vervoerovereenkomst. De eiseressen, Deugro (Deutschland) Projekt GmbH en Assekuranz – Union Versicherungs – Agentur GmbH & Co KG, hebben ECT Delta Terminal B.V. aangeklaagd voor schade die is ontstaan tijdens het vervoer van een snijmachine van Rotterdam naar Hai Phong, Vietnam. De snijmachine, eigendom van MKS Maschinen Handels GmbH, raakte beschadigd tijdens het verplaatsen op de terminal van ECT. De eiseressen vorderen schadevergoeding van ECT, die zij aansprakelijk stellen op basis van onrechtmatige daad.

ECT heeft zich in het incident beroepen op onbevoegdheid van de Nederlandse rechter, stellende dat de cognossementvoorwaarden van Cosco, die een forumkeuze voor de Chinese rechter bevatten, van toepassing zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de eiseressen in de hoofdzaak kan worden behandeld, omdat er geen cognossement is afgegeven en de vordering niet onder de cognossementvoorwaarden valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat ECT in Nederland is gevestigd en de schade in Nederland is opgetreden.

De rechtbank heeft ECT veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen in het incident en heeft partijen bevolen om op een zitting te verschijnen om te onderzoeken of er een schikking kan worden bereikt. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor de indiening van stukken en getuigenverklaringen ter voorbereiding op de zitting. Dit vonnis is uitgesproken op 6 januari 2010 door mr. W.P. Sprenger.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 328390 / HA ZA 09-997
Uitspraak: 6 januari 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1) de vennootschap opgericht naar het recht van het land harer vestiging
DEUGRO (DEUTSCHLAND) PROJEKT GMBH,
gevestigd te Kelsterbach, Duitsland,
2) de vennootschap opgericht naar het recht van het land harer vestiging
ASSEKURANZ – UNION VERSICHERUNGS – AGENTUR GMBH & CO KG,
gevestigd te Bremen, Duitsland,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. O.E. Meijer,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECT DELTA TERMINAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. G. Noordam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Deugro”, “Assekuranz” en “ECT”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 20 maart 2009,
- drie door Deugro en Assekuranz in het geding gebrachte producties;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord, met zeven producties;
- conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident;
- conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident, met één productie;
- conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident.
2 De vordering in de hoofdzaak
2.1
Eiseressen vorderen - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad ECT te veroordelen tot betaling aan eiseressen van de bedragen € 89.000,-, € 8.134,83 en € 1.788,-, met rente en proceskosten.
Eiseressen leggen het navolgende aan hun vorderingen ten grondslag.
2.2
Deugro heeft op of omstreeks 6 september 2007 via Cosco Container Lines Europe GmbH (hierna: Cosco Duitsland) aan Cosco Container Lines Co. Ltd (hierna: Cosco) opdracht gegeven tot het vervoer van een snijmachine, eigendom van MKS Maschinen Handels GmbH (hierna: MKS) van Rotterdam naar Hai Phong, Vietnam.
2.3
Op 22 september 2007 is de snijmachine op het terrein van ECT aangekomen. Tijdens het verplaatsen van de snijmachine door ECT op haar terminal met behulp van een terminal chassis is bij het nemen van een bocht het chassis met de snijmachine omgevallen. Daardoor is de snijmachine onherstelbaar beschadigd. Uit onderzoek van experts blijkt dat de schade is veroorzaakt doordat (a) ECT een onjuist type vervoermiddel heeft gekozen en (b) de chauffeur van ECT met te hoge snelheid een bocht te scherp heeft genomen. Daarom is ECT wegens onrechtmatige daad voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk. De waarde van de snijmachine was voor het beschadigd raken € 93.000,-. Noodverkoop van de beschadigde snijmachine heeft € 4.000,- opgeleverd, zodat de schade € 89.000,- bedraagt. MKS heeft die schade uitgekeerd gekregen tegen overdracht van rechten van Assekuranz. Derhalve is ECT is door onrechtmatig te handelen, aansprakelijk voor de schade die Assekuranz lijdt en Deugro nog zal lijden.
3 De vordering in het bevoegdheidsincident
3.1
ECT vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de vordering van Deugro en Assekuranz, met veroordeling van Deugro en Assekuranz in de proceskosten, een en ander bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
ECT legt aan die vordering – verkort weergegeven – het navolgende ten grondslag.
3.2
Deugro heeft met Cosco een vervoerovereenkomst gesloten waarop de (standaard) cognossementvoorwaarden van Cosco van toepassing zijn. In artikel 26 van de cognossementvoorwaarden is bepaald dat bij uitsluiting van iedere andere rechter alle vorderingen zullen moeten worden beslist door “the Shanghai Maritime Court or other maritime courts in the People’s Republic of China as the case may be”. Op grond van artikel 3 sub 2 van de cognossementvoorwaarden, de Himalaya-clausule, is ECT als stuwadoor, sub-contractor van Cosco bevoegd zich te beroepen op deze cognossementvoorwaarden van Cosco.
3.3
ECT kan de cognossementvoorwaarden inroepen ongeacht of de vordering tegen haar uit hoofde van vervoerovereenkomst of onrechtmatige daad is ingesteld.
4 Het verweer in het bevoegdheidsincident
4.1
Deugro en Assekuranz hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van ECT in het incident, met veroordeling van ECT in de kosten van het incident, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Deugro en Assekuranz voeren daartoe het volgende aan.
4.2
ECT heeft haar vordering onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij dient te gaan.
4.3
De cognossementvoorwaarden van Cosco zijn niet van toepassing, omdat er geen cognossement is opgemaakt of afgegeven voor het vervoer door Cosco, terwijl het evenmin de bedoeling was om het vervoer onder de standaard cognossementvoorwaarden van Cosco te verrichten.
4.4
ECT kan zich ten aanzien van Assekuranz niet op de cognossementvoorwaarden beroepen nu MKS (althans Assekuranz) geen partij was bij de vervoerovereenkomst tussen Deugro en Cosco.
4.5
Partijen, ook ECT die in Nederland is gevestigd, hebben geen belang bij behandeling van deze zaak voor de rechter te Sjanghai, nu de schade in Nederland is opgetreden en door Nederlandse experts is onderzocht. Voorts dienen de vorderingen van Deugro en Assekuranz voor de zelfde rechter behandeld te worden om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen.
4.6
De werking van de Himalaya-clausule is beperkt en strekt zich niet uit tot het forumkeuzebeding.
4.7
Voor zover de cognossementvoorwaarden wel van toepassing zijn, voldoet het forumkeuzebeding niet aan de vereisten van artikel 23 EEX-Vo.
5 De beoordeling
in het bevoegdheidsincident
5.1
ECT heeft zich in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, op onbevoegdheid in de zin van ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter beroepen.
5.2
Deugro en Assekuranz zijn na hun aanvankelijke bezwaar dat ECT haar beroep op onbevoegdheid onvoldoende had onderbouwd, daarop niet meer teruggekomen, zodat de rechtbank verder voorbij gaat aan dat bezwaar. Overigens blijkt uit de incidentele conclusie van ECT, met name de punten 6 en 13, voldoende dat en waarom ECT zich op de onbevoegdheid van de rechtbank beroept, terwijl uit de incidentele conclusie van antwoord blijkt dat Deugro en Assekuranz dat ook goed hebben begrepen.
5.3
Er is sprake van een internationaal kader nu Deugro en Assekuranz hun vestigingsplaats hebben in Duitsland en ECT in Nederland, alle op het grondgebied van een EU-lidstaat.
De vordering in de hoofdzaak is ingesteld bij dagvaarding d.d. 20 maart 2009, zijnde na de inwerkingtreding van de EEX-Vo. Derhalve dient de vraag of deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de vordering van eiseressen in de hoofdzaak te worden beantwoord mede aan de hand van de EEX-Vo.
5.4
Mede bepalend voor de beoordeling van de bevoegdheid is de grondslag van de vordering in de hoofdzaak. Eiseressen in de hoofdzaak hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat ECT een onrechtmatige daad jegens MKS, althans jegens hen heeft gepleegd.
5.5
Gesteld noch gebleken is dat partijen een bevoegde rechter hebben aangewezen overeenkomstig de vereisten van artikel 23 EEX-Vo. Het forumkeuzebeding waarop ECT zich beroept, verklaart immers niet een gerecht of de gerechten van een EU-lidstaat bevoegd.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 2 EEX-Vo is de rechter in Nederland in beginsel bevoegd nu gedaagde ECT haar vestigingsplaats aldaar heeft.
Derhalve dient aan de hand van het commune Nederlandse recht onderzocht te worden of het beroep van ECT op onbevoegdheid opgaat. De maatstaf voor de vraag of zodanig beroep opgaat is te vinden i artikel 8 lid 2 Rv: de Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht indien partijen bij overeenkomst een rechter of de rechter van een vreemde staat bij uitsluiting hebben aangewezen. Artikel 8 lid 5 Rv bepaalt dat een zodanige overeenkomst bewezen wordt door een geschrift, waarvoor voldoende is een geschrift dat een dergelijk beding bevat of dat verwijst naar algemene voorwaarden die een dergelijk beding bevatten, mits dat geschrift door of namens de wederpartij (uitdrukkelijk of stilzwijgend) is aanvaard.
5.6
Tussen partijen is niet in geschil dat Cosco voor het onderhavige vervoer van Rotterdam naar Hai Phong geen cognossement aan Deugro of MKS heeft afgegeven.
Voor zover het beroep op onbevoegdheid gegrond wordt op de ‘buchungsbest.[ätigung]’ van 11 september 2007 (productie 6 bij incidentele conclusie van ECT), strandt het beroep reeds bij gebreke van een forumkeuzebeding of verwijzing daarnaar, althans naar de cognossementvoorwaarden in die boekingsbevestiging.
Voor zover het beroep op onbevoegdheid gegrond wordt op de factuur van Cosco Duitsland van 30 juni 2008 (productie 7 bij incidentele conclusie van ECT), strandt het beroep reeds bij gebreke van een forumkeuzebeding of verwijzing daarnaar, althans naar de cognossementvoorwaarden in die factuur.
Op enig ander geschrift in de zin van artikel 8 lid 5 Rv heeft ECT geen beroep gedaan.
5.7
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep op onbevoegdheid niet opgaat en dat deze rechtbank bevoegd is om van de vordering van eiseressen in de hoofdzaak kennis te nemen.
5.8
ECT zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van Deugro en Assekuranz in het incident gevallen proceskosten.
in de hoofdzaak
5.9
De rechtbank zal een verschijning van partijen ter terechtzitting bevelen tot het geven van inlichtingen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten eens kunnen worden.
5.1
Ter terechtzitting wenst de rechtbank in het bijzonder te worden voorgelicht over de volgende onderwerpen:
(a) het vorderingsrecht van ieder van de eiseressen;
(b) het toepasselijke recht;
(c) het beroep van ECT op de Himalaya-clausule 3 sub 2 van de cognossementvoorwaarden van Cosco opgaat;
(d) de gestelde feiten en omstandigheden die de gestelde onrechtmatige daad van ECT opleveren;
(e) het beroep van ECT op eigen dan wel medeschuld opgaat;
(f) het beroep van ECT op beperking van haar aansprakelijkheid;
(g) de schadeomvang.
5.11
Voor het geval een der partijen de rechtbank ter voorbereiding op de terechtzitting schriftelijke verklaringen wenst toe te zenden van eventueel door haar voor te dragen getuigen, wijst de rechtbank partijen erop dat haar voorkeur uitgaat naar ondertekende getuigenverklaringen die in aanwezigheid van de advocaten van beide partijen buiten de rechtbank om tot stand zijn gekomen, met inachtneming van de Regeling Inzake Kantoorverklaringen, vastgesteld op 15 januari 2004 door de Raad van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.
5.12
Ter comparitie zal niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide pleitnotitie.
Dit laat onverlet dat het ieder van partijen vrij staat – gelet op hetgeen de andere partij naar voren heeft gebracht of aan schriftelijke stukken in het geding heeft gebracht dan wel naar aanleiding van dit tussenvonnis – tot twee weken voorafgaande aan de terechtzitting het juridische standpunt bondig samen te vatten en deze samenvatting aan de wederpartij en de rechtbank toe te zenden.
5.13
Alle bescheiden waarop een partij zich ter terechtzitting wenst te beroepen alsmede de hierboven bedoelde getuigenverklaringen en samenvattingen dienen uiterlijk twee weken vóór de terechtzitting aan de rechtbank en aan de wederpartij te worden toegezonden.
5.14
Indien een partij verhinderd is op de hieronder vermelde datum, dient deze dat binnen twee weken na uitspraak van dit vonnis schriftelijk te melden aan de griffie van de rechtbank
- sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en daarbij opgave te doen van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden.
6 De beslissing
De rechtbank,
in het incident
verklaart zich bevoegd van de vordering in hoofdzaak kennis te nemen;
veroordeelt ECT in de aan de zijde van verweerders in het incident gevallen proceskosten, tot deze uitspraak bepaald op nihil aan verschotten en € 452,- aan salaris voor de advocaat;
in de hoofdzaak
alvorens verder te beslissen;
beveelt partijen, deugdelijk vertegenwoordigd door een of meer personen die van de zaak op de hoogte en tot het treffen van een schikking bevoegd is c.q. zijn, vergezeld door hun raadslieden te verschijnen in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. W.P. Sprenger, op donderdag 18 februari 2010 van 15.00 uur tot 17.00 uur teneinde een schikking te beproeven en tot het geven van inlichtingen;
beveelt dat partijen de hiervoor bedoelde bescheiden uiterlijk twee weken vóór de terechtzitting aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E12.43, postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en aan de wederpartij zullen toezenden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger.
Uitgesproken in het openbaar.
1411/1928