ECLI:NL:RBROT:2010:BL9405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
310573 / HA ZA 08-1689
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid bij overheveling van activiteiten naar een andere vennootschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2010, staat de aansprakelijkheid van bestuurders van een vennootschap centraal. De eiser, een voormalig werknemer van Hellevoet Dakbedekkings- en Loodgietersbedrijf B.V. (HDL), heeft een vordering ingesteld tegen de bestuurders van HDL, omdat hij stelt dat zij de activiteiten van HDL hebben overgeheveld naar een andere vennootschap, A tot Z Service Hellevoetsluis B.V., waardoor HDL is leeggehaald en zijn vordering op HDL onverhaalbaar is geworden. De rechtbank oordeelt dat voorshands aannemelijk is dat de bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld door de onderneming leeg te halen, wat heeft geleid tot benadeling van de eiser.

De procedure begon met een dagvaarding op 1 juli 2008, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser als schuldeiser van HDL benadeeld is, omdat zijn vordering onbetaald en onverhaalbaar is gebleven. De bestuurders van HDL worden in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat zij onrechtmatig hebben gehandeld.

De rechtbank benadrukt dat de aansprakelijkheid van bestuurders kan voortvloeien uit hun handelen of nalaten dat leidt tot het niet nakomen van verplichtingen jegens schuldeisers. In dit geval is het aan de eiser om te bewijzen dat de bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld door de activiteiten van HDL over te hevelen naar A tot Z Service. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van het tegenbewijs van de bestuurders.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 310573 / HA ZA 08-1689
Vonnis van 17 maart 2010
in de zaak van
[eiser ],
wonende te Spijkenisse,
eiser,
advocaat mr. P.A. Schmidt,
tegen
1. [x],
2. [y],
beiden wonende te Hellevoetsluis,
gedaagden,
advocaat mr. G.F. van den Ende.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 1 juli 2008, met producties;
- de conclusie van antwoord, met productie;
- het tussenvonnis van 22 oktober 2008 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 20 november 2008;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1. Uit een uittreksel uit het handelsregister (bijgewerkt tot 13 november 2002) blijkt dat Hellevoet Dakbedekkings- en Loodgietersbedrijf B.V. (hierna: HDL) een onderneming drijft die zich bezig houdt met reparatie en montage van dakbedekking en de uitoefening van een loodgietersbedrijf. Tot 6 mei 2003 was Waalboer Groep B.V. (hierna: Waalboer Groep) enig aandeelhouder. [gedaagden] was tot die datum statutair bestuurder van HDL. [gedaagden] is bestuurder van Waalboer Groep.
2.2. Uit een uittreksel uit het handelsregister (bijgewerkt tot 27 januari 2004) blijkt dat A tot Z Service Hellevoetsluis B.V. (hierna: A tot Z Service) een onderneming drijft die zich - mede onder de naam HDLB Service - bezig houdt met het verrichten van ondersteunende activiteiten ten behoeve van bedrijven en (overheids)instellingen, met name op het gebied van beheer en onderhoud van gebouwen en terreinen, alsmede met de reparatie en montage van dakbedekking en de uitoefening van een loodgietersbedrijf en dat bij A tot Z Service twee personen werkzaam zijn. Enig aandeelhouder is Waalboer Groep. [gedaagden] is bestuurder van A tot Z Service.
2.3. [eiser] is van 1 januari 1992 tot 7 oktober 2002 in dienst geweest van HDL. Hij is bij brief van 7 oktober 2002 door HDL op staande voet ontslagen en heeft daarin berust.
2.4. [eiser] heeft bij dagvaarding op 20 maart 2003 voor de kantonrechter te Brielle een procedure tegen HDL aanhangig gemaakt onder meer strekkende tot schadevergoeding wegens onregelmatig gegeven ontslag, betaling van niet genoten vakantie uren en een door HDL ontvangen maar niet aan [eiser] afgedragen WAO-uitkering over de maand oktober 2002. HDL is in het geding verschenen en heeft herhaaldelijk om uitstel voor antwoord verzocht, welk uitstel is verleend.
2.5. Op 28 april 2003 heeft Waalboer Groep met [a ] (hierna: [a ]) een overeenkomst van aandelenoverdracht gesloten (hierna: de overeenkomst), waarbij Waalboer Groep alle aandelen in HDL heeft verkocht aan [a ] voor een bedrag van € 1,00. Waalboer Groep werd hierbij vertegenwoordigd door [gedaagden] In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
"E. Bijzondere bepalingen
[…]
4.
Dat verkoper de werknemers op de hoogte brengt van de verkoop van de vennootschap per direct. Zijnde [b ], en [c].
[…]
7.
Verkoper zal per direct de huidige bankrekeningen van de vennootschap blokkeren c.q. afsluiten.
Koper kan geen aanspraak maken op de huidige bankrekeningen van de vennootschap.
[…]
9.
Koper is op de hoogte van de personele problemen met name die van [b ] en [eiser] (voormalig werknemer).
[…]
13.
Alle voorraden die de vennootschap bezit zijn op geslagen in het pand aan de [adres], koper heeft deze gezien en afgenomen.
Koper draagt er zorg voor deze voorraden binnen 2 weken na passeren bij de notaris deze te hebben verwijderd.
14.
Alle lopende huurcontracten en diensten die door de vennootschap zijn aangegaan door verkoper zijn opgezegd en koper zal hier geen aanspraak meer op maken.
Het betreft hier, bedrijfsruimte, bedrijfspanden, kantoorruimte, administratie begeleiding, magazijnruimte, telefooncentrales, mobiele telefoons/aansluitingen, vaste telefoonlijnen, automobielen, materieel, gereedschappen en management afdrachten.
Telefoonnummers blijven eigendom van verkoper.
Alle certificeringen vervallen c.q. blijven eigendom van verkoper.
Lidmaatschappen worden door verkoper direct opgezegd.
15.
Koper zal er voor zorg dragen dat de naam wijziging van de besloten vennootschap binnen […] maanden zal zijn doorgevoerd. De nieuwe naam zal tevens in de akte van levering opgemaakt door de notaris vermeld worden zijnde UPH dakbedekkingen.
16.
De nieuwe vestigingsplaats van de vennootschap: [adres]."
2.6. De eigendomsoverdracht van de aandelen heeft plaatsgevonden op 6 mei 2003. Na deze eigendomsoverdracht aan [a ] is de naam van de onderneming gewijzigd in UPH Dakbedekkingen (hierna UPH).
2.7. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 3 juni 2003 heeft de kantonrechter te Brielle HDL - nadat diens rolgemachtigde zich had onttrokken - veroordeeld om aan [eiser] te betalen:
"A. een bedrag ad € 10.161,57 bruto terzake gefixeerde schadevergoeding;
B. een bedrag ad € 1.213,32 bruto terzake 87 niet genoten vakantie-uren;
C. een bedrag ad € 357,13 netto, althans het bruto equivalent hiervan, terzake de door gedaagde ontvangen niet aan eiser afgedragen WAO-uitkering over de maand oktober 2002;
D. de wettelijke verhoging van 50 % ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek over de onder b. en c. gevorderde bedragen;
E. de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf de datum van het intreden van het verzuim tot aan de datum der algehele voldoening;
F. de buitengerechtelijke incassokosten van € 780,50;
G. de proceskosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van eiser begroot op € 243,16 aan verschotten en € 270,- aan salaris voor diens gemachtigde."
Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.8. Bij brieven van 1 november 2007 heeft de advocaat van [eiser] zowel aan [gedaagden] onder meer het volgende meegedeeld:
"[…]
Gebleken is dat cliënt zijn vordering uit voornoemd vonnis [het vonnis van 3 juni 2003, toevoeging rechtbank] niet kan verhalen op UPH Dakbedekking B.V., doordat de door deze vennootschap gedreven onderneming door u is overgedragen aan een andere aan u toebehorende vennootschap (A tot Z Service Hellevoetsluis B.V.) waardoor UPH Dakbedekkingen in feite niet meer is dan een lege huls. […]
Cliënt concludeert uit deze gang van zaken dat de overdracht van de onderneming aan A tot Z Service Hellevoetsluis B.V. kennelijk slechts tot doel heeft gehad het verhaal van zijn vordering (en tenminste nog één schuldeiser/voormalig werknemer) op de vennootschap illusoir te maken. Daarmee heeft u als bestuurder een onrechtmatige daad gepleegd en cliënt houdt u aansprakelijk voor de schade die hij als gevolg daarvan heeft geleden. […]
Hierbij sommeer ik u dan ook om binnen veertien dagen na heden aan cliënt de navolgende bedragen te voldoen:
[…]
Totaal € 13.889,02 + P.M.
[…]"
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert [gedaagden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan hem van € 13.889,02, te vermeerden met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2003, althans een door de rechtbank te bepalen datum, en tot betaling van de kosten van het geding.
3.2. [gedaagden] voert verweer, met conclusie tot afwijzing van de vordering van [eiser] en tot veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door het onmogelijk te maken dat het vonnis van de kantonrechter van 3 juni 2003 tegen HDL ten uitvoer wordt gelegd. [gedaagden] heeft in hoedanigheid van bestuurder van HDL de activiteiten van de door deze vennootschap gedreven onderneming overgeheveld naar A tot Z Service, waarna een leeggehaalde vennootschap achterbleef. [eiser] is van mening dat hij als gevolg hiervan zijn vordering op HDL niet kon incasseren.
4.2. In een geval als het onderhavige gaat het om benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering. Ter zake van deze benadeling zal naast de aansprakelijkheid van de vennootschap mogelijk ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen alleen dan worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.3. Het verwijt dat [eiser] [gedaagden] maakt ziet op de onder (ii) genoemde gevallen. In die gevallen kan de betrokken bestuurder aansprakelijk worden gehouden voor schade van de schuldeiser indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen.
4.4. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] als schuldeiser van HDL/UPC is benadeeld doordat zijn vordering onbetaald en onverhaalbaar is gebleven, zodat dit vaststaat. De vraag die aan de orde is, is of ook [gedaagden] hiervoor aansprakelijk kan zijn omdat hij als bestuurder van HDL de activiteiten van de door HDL gedreven onderneming heeft overgeheveld naar A tot Z Service waarmee HDL is leeggehaald, zodat hij op deze manier heeft bewerkstelligd dat de vennootschap haar verplichtingen jegens [eiser] niet na kon komen, zoals [eiser] stelt.
[gedaagden] bestrijdt dat hij de activiteiten van de door HDL gedreven onderneming heeft overgeheveld naar A tot Z Service en dat HDL is leeggehaald. Hiertoe is gesteld dat toen de aandelen in HDL aan [a ] werden verkocht tot de activa van de onderneming nog voorraad en wat debiteuren behoorden. [gedaagden] is van mening dat hij erop mocht vertrouwen dat [a ] de onderneming zou voortzetten en voor betaling van onder meer de vordering van [eiser] zou zorg dragen.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat als komt vast te staan dat [gedaagden] als bestuurder van HDL inderdaad de activiteiten van de door HDL gedreven onderneming heeft overgeheveld naar A tot Z Service waarmee HDL is leeggehaald, hij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Onder die omstandigheden wist [gedaagden] dan wel behoorde [gedaagden] redelijkerwijs te begrijpen dat HDL als gevolg van het leeghalen van de onderneming de verplichtingen jegens [eiser] niet zou kunnen nakomen en er geen verhaal zou worden geboden voor de daardoor optredende schade. [gedaagden] heeft zich in dat geval zodanig onzorgvuldig jegens [eiser] gedragen dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
4.5.1. [gedaagden] heeft gesteld dat [eiser] ten tijde van de verkoop van de aandelen in HDL niet kon worden aangemerkt als crediteur van HDL omdat in de door hem ingestelde procedure nog geen vonnis was gewezen en de vordering werd betwist. HDL is ook verschenen, maar [a ] heeft er niet voor gezorgd dat verweer is gevoerd. Er zou wellicht geen veroordelend vonnis zijn gewezen in geval wel verweer was gevoerd, aldus nog steeds [gedaagden] De rechtbank begrijpt hieruit dat [gedaagden] van mening is dat hem niet kan worden verweten dat hij bij de verkoop van de aandelen geen rekening heeft gehouden met de belangen van [eiser] omdat [eiser] pas een vordering kreeg op HDL nadat HDL was veroordeeld tot betaling van geldsommen aan hem en dat [gedaagden] geen bestuurder meer was van HDL toen bleek dat HDL haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden.
4.5.2. Hieromtrent wordt het volgende overwogen. [eiser] heeft in de door hem bij de kantonrechter te Brielle aanhangig gemaakte procedure tegen HDL onder meer schadevergoeding wegens onregelmatig gegeven ontslag, betaling van niet genoten vakantie-uren en een door HDL ontvangen maar niet afgedragen WAO-uitkering over de maand oktober 2002 gevorderd. De dagvaarding is op 20 maart 2003 aan HDL betekend toen [gedaagden] nog bestuurder van HDL was. HDL is in de procedure verschenen, zodat [gedaagden] daarvan op de hoogte moet zijn geweest. In elk geval vanaf die datum moest HDL - en daarmee haar voormalige bestuurders - er rekening mee houden dat (een deel van) de vordering van [eiser] kon worden toegewezen. Dat de vordering is betwist - zoals [gedaagden] heeft aangevoerd - blijkt niet nu, hoewel daartoe wel gelegenheid is geweest, geen verweer is gevoerd, naar [gedaagden] heeft erkend ook niet toen [gedaagden] nog bestuurder van HDL was. Onder die omstandigheden is zeer aannemelijk dat er een vordering op HDL is. Daarnaast blijkt ook uit de overeenkomst die met [a ] is gesloten dat [gedaagden] op de hoogte was van de personele problemen met onder andere [eiser], hetgeen in combinatie met de inmiddels betekende dagvaarding tot geen andere conclusie kan leiden dan dat [gedaagden] in ieder geval wist dat [eiser] aanspraak maakte op betaling. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] gelet op al deze omstandigheden zich er niettemin van heeft verzekerd dat de vordering van [eiser] - indien dat nodig was - kon worden voldaan. Dit klemt te meer daar [gedaagden] er als bestuurder van HDL wel voor heeft zorg gedragen dat - met uitzondering van een vordering van een voormalig collega van [eiser] - de andere schuldeisers van HDL wel werden voldaan.
Tot slot geldt nog dat indien en voorzover Waalboer c.s heeft bedoeld dat zij geen rekening met de vordering van [eiser] hoefde te houden omdat deze vordering kansloos was, dan wel de vordering bij het voeren van verweer niet zou worden toegewezen, zij deze stelling onvoldoende concreet heeft onderbouwd met feiten en omstandigheden.
Gelet op het voorgaande kan deze stelling niet aan de onrechtmatigheid in de weg staan. niet.
4.5.3. [gedaagden] heeft daarnaast aangevoerd dat uit de jaarstukken blijkt dat de positie waarin HDL verkeerde ten tijde van de verkoop van de aandelen, niet rooskleurig was. Vanwege de algehele malaise in de bouw was de orderportefeuille van HDL nagenoeg leeg en vanwege de gezondheidsproblemen van een toenmalig bestuurder van HDL leek een faillissement onafwendbaar, aldus [gedaagden]
De rechtbank begrijpt hieruit dat [gedaagden] zich op het standpunt stelt dat ook als [gedaagden] de activiteiten niet van HDL naar A tot Z Service had overgeheveld [eiser] zijn vordering op HDL evenmin had kunnen incasseren. Tijdens de comparitie heeft [y ] echter meegedeeld dat het bedrijf balanstechnisch gezond was. Voorts blijkt uit de door [eiser] overgelegde in het handelsregister gedeponeerde "Vennootschappelijke balans over 2002 na winstbestemming" dat het werkkapitaal toen ruim € 100.000,00 bedroeg. Hieruit volgt niet dat sprake was van een dreigend faillissement. [gedaagden] heeft nog een ten behoeve van de belastingdienst opgemaakte winst- en verliesrekening over 2003 met toelichting en een toelichting op de balans per 6 mei 2003 overgelegd. Hij heeft daarbij volstaan met de mededeling dat hieruit blijkt dat het netto-omzetresultaat bijzonder slecht was en dat HDL op een niet te dragen verlies afstevende. Niet inzichtelijk is echter gemaakt hoe deze cijfers aansluiten op de gepubliceerde balans over 2002. Dit blijkt ook niet uit de toelichting op de balans, daar waar als algemene reserve per 1 januari een bedrag van -/-€ 522.773,00 is vermeld terwijl dit bedrag niet is terug te vinden op de balans 2002. Ook het standpunt van [gedaagden] dat is afgesproken dat [a ] de onderneming zou voortzetten en dat hij daarop mocht vertrouwen, is moeilijk verenigbaar met het standpunt dat een faillissement onafwendbaar was. Uit het voorgaande volgt daarom niet dat de vordering van [eiser] onbetaald en onverhaalbaar zou zijn gebleven als de onderneming ongewijzigd zou zijn voortgezet, zodat ook dit verweer wordt gepasseerd en niet aan aansprakelijkheid van [gedaagden] in de weg kan staan.
4.6. [gedaagden] heeft voorts betwist dat hij, zoals [eiser] stelt, de activiteiten van de door HDL gedreven onderneming heeft overgeheveld naar A tot Z Service waarmee HDL is leeggehaald, zodat thans niet vaststaat dat [gedaagden] inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld. Nu [eiser] zich op de rechtsgevolgen in zijn voordeel van deze stelling beroept (aansprakelijkheid van [gedaagden]), ligt het op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op de weg van [eiser] deze stelling te onderbouwen en te bewijzen.
Hiertoe heeft [eiser] het volgende naar voren gebracht:
a) de bankrekening, de telefoonnummers en een deel van het personeel door A tot Z Service is overgenomen van HDL,
b) de bedrijfsomschrijving van A tot Z Service is in elk geval gedeeltelijk hetzelfde is als de bedrijfsomschrijving van HDL,
c) de onderneming was leeg toen de aandelen HDL werden verkocht aan [a ],
d) de onderneming is inmiddels uitgeschreven uit het handelsregister.
4.6.1. De rechtbank overweegt het volgende. Indien partijen bij de verkoop en overdracht van aandelen in een vennootschap beogen dat de door de vennootschap gedreven onderneming wordt voortgezet, ligt het in de rede dat het door haar gebruikte telefoon- en bankrekeningnummer ongewijzigd blijft en dat het personeel in dienst blijft. Vanzelfsprekend kunnen partijen anders overeenkomen, maar daarin kan wel een aanwijzing zijn gelegen dat de vennootschap de onderneming niet (ongewijzigd) voortzet. Tegen deze achtergrond zullen de verwijten van [eiser] worden besproken.
4.6.2. ad a) [gedaagden] heeft niet betwist dat het bankrekeningnummer van HDL bij de Waalboer Groep in gebruik is gebleven, als gevolg waarvan dit vaststaat. In de overeenkomst is echter bepaald dat de bankrekeningen van HDL zouden worden geblokkeerd c.q. afgesloten.
[gedaagden] heeft erkend dat het bestaande telefoonnummer van HDL na de verkoop van de aandelen in HDL in gebruik is genomen door A tot Z Service. De reden dat HDL haar telefoonnummer niet behield was volgens [gedaagden] dat alle telefoonnummers aan de Waalboer Groep toebehoorden. Uit de overeenkomst blijkt ook dat partijen zijn overeengekomen dat de telefoonnummers eigendom blijven van Waalboer Groep. Hierdoor was de kans reëel aanwezig dat klanten van HDL in contact kwamen met A tot Z Service terwijl zij in de veronderstelling verkeerden contact te krijgen met HDL.
[gedaagden] heeft voorts erkend dat twee werknemers van HDL zijn overgegaan naar A tot Z Service. Wanneer dit bezien wordt in samenhang met de verklaring van [y ] tijdens de comparitie dat HDL bij de verkoop van de aandelen nog vijf à zes personeelsleden had waarvan er twee of drie zijn opgestapt, en met het feit dat een ander personeelslid een procedure tegen A tot Z Service heeft aangespannen, kan geconcludeerd worden dat waarschijnlijk geen enkel personeelslid van HDL na de aandelenoverdracht in dienst is gebleven.
4.6.3. ad b) Uit de in het handelsregister opgenomen bedrijfsomschrijving van HDL en A tot Z Service blijkt dat beide vennootschappen een onderneming drijven die zich (onder meer) bezig houdt met de reparatie en montage van dakbedekking en de uitoefening van het loodgietersbedrijf. [gedaagden] heeft in dat verband aangevoerd dat de activiteiten van A tot Z Service niet te vergelijken zijn met HDL en dat dakdekken geen hoofdactiviteit van A tot Z Service is. Wel wordt erkend dat door A tot Z Service kleine dakbedekkings¬werkzaamheden worden verricht, dat één van de van HDL afkomstige werknemers zich bezig houdt met het plaatsen van masten op daken en goede contacten in de branche heeft en dat de andere van HDL afkomstige werknemer loodgieter is. Dit duidt erop dat A tot Z Service zich in elk geval gedeeltelijk op dezelfde activiteiten richt als HDL eerder. Daarnaast is het de rechtbank opgevallen dat er bij A tot Z Service in ieder geval in 2004 slechts twee personen werkzaam waren en [gedaagden] heeft aangeven (zoals hiervoor onder a is vermeld) dat twee werknemers ten tijde van de overdracht van HDL aan [a ] naar A tot Z Service zijn overgegaan.
4.6.4. ad c) [gedaagden] bestrijdt dat HDL is leeg gehaald. De nog aanwezige voorraad is door [a ] uit het magazijn gehaald en zij heeft een overzicht gekregen van nog openstaande vorderingen op debiteuren. Uit de overeenkomst blijkt dat [a ] de voorraad binnen twee weken na het passeren van de akte uit het pand van Waalboer Groep moest halen, kennelijk ter overbrenging naar de nieuwe vestigingsplaats [adres]. Voorts blijkt uit de overeenkomst dat niet alleen alle lopende huurcontracten en diensten ten behoeve van de door HDL gedreven onderneming in het kader van de verkoop werden opgezegd, maar ook op het materieel en de gereedschappen geen aanspraak kon worden gemaakt. Dit maakt het zeer aannemelijk dat de activiteiten uit de onderneming zijn gehaald.
4.6.5. ad d) [gedaagden] heeft niet bestreden dat de onderneming inmiddels is uitgeschreven uit het handelsregister, zodat dit vast staat.
4.7. Het hiervoor overwogene in onderling verband en samenhang gezien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat aannemelijk is dat [gedaagden] als bestuurder van HDL de activiteiten van de door HDL gedreven onderneming heeft overgeheveld naar A tot Z Service waarmee HDL is leeggehaald, waardoor het bewijs op voorhand is geleverd. Hiervoor is aanleiding omdat A tot Z Service zich met gebruikmaking van personeel dat voorheen in dienst was van HDL, onder meer bezig houdt met (vrijwel) dezelfde activiteiten als HDL en dat zij zich naar buiten presenteert als opvolger van HDL door gebruikmaking van hetzelfde telefoon- en bankrekeningnummer. Bovendien lijken de ten tijde van de verkoop van de aandelen aanwezige activa niet toereikend te zijn voor voortzetting van de onderneming, in welk geval HDL niet in staat moet worden geacht om aan haar verplichtingen jegens haar schuldeisers te voldoen.
4.8. [gedaagden] zal in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren. Hiervoor is voldoende dat [gedaagden] het bewijsvermoeden ontzenuwt.
4.9. Indien [gedaagden] slaagt in deze bewijslevering, is het bewijsvermoeden ontzenuwd en is niet komen vast te staan dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld door de door HDL gedreven onderneming leeg te halen. Indien [gedaagden] er niet in slaagt het bewijsvermoeden te ontzenuwen, is [gedaagden] aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade doordat zijn vordering op HDL onbetaald en onverhaalbaar is gebleven. Zijn schade bestaat uit de door de kantonrechter op 3 juni 2003 toegewezen vordering op HDL. De vordering van [eiser] is dan toewijsbaar, inclusief de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 juni 2003.
4.10. In afwachting van bewijslevering door [gedaagden] zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat [gedaagden] toe tot het tegenbewijs van het voorshands bewezen geachte stelling dat hij als bestuurder de activiteiten van de door HDL gedreven onderneming heeft overgeheveld naar A tot Z Service waarmee HDL is leeggehaald;
5.2. bepaalt dat indien [gedaagden] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van de rechtbank voor mr. M. Verkerk;
bepaalt dat de advocaat van [gedaagden] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen van zijn zijde in de maanden april 2010 tot en met juli 2010 en dat de advocaat van [eiser] binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
bepaalt dat bescheiden die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in de procedure zijn overgelegd door de partij die deze ter sprake wil brengen uiterlijk twee weken vóór de zitting aan de rechter (sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam) en aan de wederpartij dienen te worden toegezonden;
5.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.?
2066/544