ECLI:NL:RBROT:2010:BM0017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
351909 / HA RK 10-69
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2010 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de raadsman van verzoeker, die verdachte is in een strafzaak met betrekking tot de strandrellen in Hoek van Holland. De wraking was gericht tegen de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van de strafzaak. De raadsman voerde aan dat het beletten van vragen aan de getuige-verbalisant over diens status als verdachte en de disciplinaire maatregelen die tegen hem waren genomen, een reden was om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris. De rechtbank overwoog dat er geen objectieve of subjectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank kon niet vaststellen of de door de raadsman gestelde mededelingen door de voorzitter van de strafkamer waren gedaan, en concludeerde dat het beletten van de vragen geen reden was om aan de onpartijdigheid van de rechter-commissaris te twijfelen. Het verzoek tot wraking werd derhalve ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 1 april 2010
Zaaknummer: 351909
Rekestnummer: HA RK 10-69
Parketnummer: 10/691153-09
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Rijnmond, HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
De meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank heeft ter zitting van 5 maart 2010 de tegen verzoeker als verdachte aanhangige strafzaak met bovenvermeld parketnummer verwezen naar de rechter-commissaris voor het verrichten van getuigenverhoren.
Ter zitting van 1 april 2010 is door de rechter-commissaris in de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met bovenvermeld parketnummer een aanvang gemaakt met het horen van getuigen.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevinden:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting van 5 maart 2010 en
- het proces-verbaal van verhoor van getuigen op 1 april 2010, opgemaakt door de rechter-commissaris.
De raadsman van verzoeker, mr. F.G.L. van Ardenne, de officier van justitie mr. N. Klip, alsmede de rechter-commissaris zijn verwittigd van de datum en het tijdstip waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
Ter zitting van 1 april 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de raadsman van verzoeker en de officier van justitie. Zij hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de raadsman verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Verzoeker is verdachte in het stafrechterlijk onderzoek naar de strandrellen in Hoek van Holland op 22 en 23 augustus 2009. Hij wordt door het Openbaar Ministerie beschouwd als één van de - zo niet de - aanstichter, die mensen heeft opgeruid om te gaan "rellen".
Deze strafzaak ligt gevoelig en trekt veel publiciteit. Er is een dodelijk slachtoffer gevallen. Er zijn agenten die traumatische ervaringen hebben opgelopen. Naar aanleiding van het vuurwapengebruik zijn er agenten door de rijksrecherche gehoord, eerst als getuige, sommige later ook als verdachte. De verdediging heeft inmiddels begrepen dat de betreffende agenten niet zullen worden vervolgd; met andere woorden er zijn wel agenten verdachte geweest.
2.1.2
In de strafzaak tegen verzoeker zouden twee agenten, [naam agent 1] en [naam agent 2], vandaag door de rechter-commissaris als getuigen worden gehoord. Zij wijzen verzoeker aan als degene die de opruiende handelingen heeft verricht. Voor het overige is er in de ogen van de verdediging eigenlijk geen concreet bewijs tegen verzoeker. De waarheidsvinding rust in deze zaak op die twee getuigen.
2.1.3
Tijdens de zitting van de meervoudige strafkamer op 5 maart 2010 heb ik gevraagd informatie over deze twee agenten te kunnen krijgen op dit specifieke punt, te weten: het aangemerkt zijn als verdachte en het aan hen opgelegd zijn van disciplinaire maatregelen. De voorzitter van de strafkamer merkte toen ter zitting op dat dat wel eens op ambtenarenrechtelijke en of privacy-gevoelige dilemma's kan stuiten voor de officier van justitie om die informatie te verstrekken. Niet in het proces-verbaal van de zitting staat, maar de voorzitter heeft toen wel gezegd dat bij toewijzing van de twee getuigen [naam agent 1] en [naam agent 2] het de verdediging vrij stond die vragen aan de getuigen voor te leggen.
2.1.4
De verdediging wil weten of die aspecten ten aanzien van deze getuigen een rol spelen. Als je daar niet naar mag vragen, kom je in artikel 6 EVRM terecht. [naam agent 1] heeft verklaard dat hij is gehoord door de rijksrecherche. Het proces-verbaal van dat verhoor bevindt zich niet in het dossier, maar zal aan de stukken worden toegevoegd. Als [naam agent 1] verdachte is geweest of als hij disciplinaire maatregelen heeft ondervonden, dan is er sprake van een eigen belang van [naam agent 1]. Voor de toetsing van de betrouwbaarheid van deze getuige en zijn verklaring is het in de visie van de verdediging zeer relevant om daar informatie over te hebben. Verzoeker betwist immers de verklaring van de getuige. Als de rechter-commissaris een vraag daaromtrent belet en de beantwoording ervan niet van belang vindt, dan blijkt daaruit in volle omvang zijn vooringenomenheid, althans is de vrees van vooringenomenheid gerechtvaardigd.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
2.3
De officier van justitie betwist dat de voorzitter van de strafkamer zich ter zitting van 5 maart 2010 heeft uitgelaten op de wijze die de raadsman omschrijft en die niet in het proces-verbaal van die zitting is vermeld. De officier van justitie heeft de rechter-commissaris gevraagd de bewuste, door de verdediging aan de getuige [naam agent 1] gestelde vragen te beletten, omdat zij van mening is dat met het beantwoorden van die vragen geen belang van strafvordering is gediend en omdat het moeten beantwoorden van die vragen de privacy van de getuige ernstig aantast.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
3.2
De raadsman van verzoeker stelt dat de voorzitter van de strafkamer ter zitting van 5 maart 2010 heeft meegedeeld dat de verdediging de te horen getuigen vragen zou mogen stellen over het zijn aangemerkt als verdachte en over het al dan niet opgelegd zijn van disciplinaire straffen. De officier van justitie betwist dat de voorzitter die mededelingen heeft gedaan. In het proces-verbaal van die zitting is niets vermeld over een dergelijke mededeling. Onder die omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen of de door de raadsman beschreven mededelingen ter zitting van de meervoudige strafkamer op 5 maart 2010 door de voorzitter zijn gedaan.
3.3
De rechtbank laat in het midden of verzoeker belang heeft bij de beantwoording van die vragen door de getuigen. Het beletten van die vragen is geen reden - objectief noch subjectief - om aan te nemen dat er sprake is van een vooringenomenheid van de rechter-commissaris jegens verzoeker.
3.4
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van rechter-commissaris [naam rechter-commissaris].
Deze beslissing is gegeven op 1 april 2010 door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. P.H. Veling, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.