ECLI:NL:RBROT:2010:BN9328
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident en arbitraal beding in civiele procedure met betrekking tot opslag van molybdenum
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, ging het om een bevoegdheidsincident in een civiele procedure. De eiseressen, gezamenlijk aangeduid als 'DRC cs', vorderden betaling van een schadevergoeding van gedaagden J.M.F. International B.V. (JMF) en Rotterdam Forwarding & Logistics B.V. (RFL) wegens het verlies van een partij molybdenum. De eiseressen hadden de partij molybdenum gekocht van Glencore International AG, die deze eerder in opslag had gegeven aan JMF. JMF had de molybdenum vervolgens ondergebracht bij RFL. De eiseressen stelden dat JMF als professionele bewaarnemer aansprakelijk was voor het verlies van de molybdenum, terwijl RFL aansprakelijk was op basis van onrechtmatige daad.
RFL voerde aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren op basis van een arbitraal beding in de Fenex Opslagvoorwaarden, die van toepassing waren op de relatie tussen RFL en JMF. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep op onbevoegdheid niet kon slagen, omdat DRC cs als derde in de verhouding tussen JMF en RFL niet gebonden was aan het arbitraal beding. De rechtbank concludeerde dat de vordering van DRC cs tot schadevergoeding kon worden behandeld.
De rechtbank wees de vordering tot onbevoegdverklaring van RFL af en veroordeelde RFL in de proceskosten aan de zijde van DRC cs. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door RFL. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak.