ECLI:NL:RBROT:2010:BO5194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
367193 / HA RK 10-223
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 november 2010 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, die gedetineerd was in de P.I. te [plaats]. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de vice-president van de rechtbank, die betrokken was bij de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat de gewraakte uitlating van de rechter, die een opvatting had geventileerd over het gedrag van een strafadvocaat, niet voldoende was om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen voor het tegendeel opleveren.

De wrakingsprocedure vond plaats na een zitting op 23 november 2010, waar de advocaat van verzoeker de wraking indiende na een opmerking van de rechter over het indienen van een klacht bij de Deken tegen de advocaat van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de opmerking van de rechter niet als een aanwijzing voor partijdigheid kon worden gezien, aangezien deze opmerking een mening betrof over de rol van de advocaat in het strafproces. De rechtbank concludeerde dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was, en dat het wrakingsverzoek daarom werd afgewezen.

De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de rechtbank heeft de relevante processtukken en het standpunt van de officier van justitie in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe omstandigheden waren die aanleiding gaven tot een ander oordeel dan eerder was gegeven in de beschikking van 12 november 2010.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 25 november 2010
Zaaknummer: 367193
Rekestnummer: HA RK 10-223
Parketnummer: 10/963002-10
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. te [plaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van [naam rechter], vice-president in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 23 november 2010 van de raadkamer van de rechtbank Rotterdam, van welke kamer de rechter voorzitter was, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding van verzoeker, alsmede van het door verzoeker ingediende bezwaarschrift tegen het jegens hem uitgevaardigde bevel beperkingen.
Na afloop van voormelde behandeling heeft de advocaat van verzoeker bij fax-bericht van 23 november 2010, ingekomen te circa 14.30 uur, de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de strafzaak tegen verzoeker als verdachte onder opgemeld parketnummer, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting van de raadkamer op 23 november 2010.
Verzoeker, zijn advocaat, de rechter alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door middel van een email-bericht d.d. 24 november 2010.
Ter zitting van 25 november 2010, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen:
mr. R.W. Koevoets, advocaat van verzoeker, alsmede mr. Woei-A-Tsoi, officier van justitie.
Ter zitting heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging de meegebrachte [naam getuige] als getuige gehoord.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
- het schriftelijk standpunt d.d. 25 november 2010 van mr. I.M. Muller, de zaaksofficier van justitie in de vier strafzaken tegen de hierna genoemde verdachten, waaronder verzoeker, met bijlagen;
- twee fax-berichten d.d. 25 november 2010, waarvan een met bijlagen, van mr. R.W. Koevoets, mede namens mr. S.C. van Paridon;
- het email-bericht van de rechter van 25 november 2010.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter gaf op 23 november 2010 aan het einde van de behandeling van de vordering gevangenhouding van de mede-verdachte [X] of aan het begin van de behandeling van die vordering van de mede-verdachte [Y] aan dat hij een klacht bij de Deken tegen de advocaat van verzoeker zal indienen in het geval de advocaat en/of zijn kantoorgenoot mr. S.C. van Paridon de verdachten [naam verzoeker], [Z], [X] en [Y] zal blijven bijstaan terwijl de bevelen beperkingen in de onderscheiden zaken voortduren.
De rechter heeft desgevraagd meegedeeld dat hij op de hoogte is van de beschikking ex artikel 50 van het Wetboek van Strafvordering van de raadkamer d.d. 12 november 2010, waarvan de kern inhoudt: "anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel, mede gelet op het verhandelde in raadkamer, dat er geen concrete omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit een ernstig vermoeden voortvloeit dat het vrij verkeer tussen raadsman en verdachten hetzij zal strekken om de verdachte bekend te maken met enige omstandigheid waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, hetzij wordt misbruikt om pogingen om de opsporing van de waarheid te belemmeren."
Desgevraagd deelde de rechter mede dat zijn voornemen aangaande het indienen van een klacht bij de Deken is ingegeven door de vrees voor frustratie voor het strafvorderlijk belang in opgemelde strafzaken.
Na 12 november 2010 zijn geen nieuwe omstandigheden gesteld of gebleken welke tot een ander oordeel zouden moeten leiden dan hetgeen voormelde beschikking van 12 november 2010 behelst. Hetgeen de rechter heeft gezegd wekt de schijn van partijdigheid. Bij verzoeker ontstaat hierdoor het ernstig vermoeden dat geen sprake is van een onpartijdige rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
Hij voert daarbij aan dat hij slechts, voorafgaande aan de behandeling op 23 november 2010 van de eerste van de vier te behandelen zaken tegen de verdachten [naam verzoeker], [Z], [X] en [Y] - te weten de behandeling van de zaak van verzoeker - een mededeling heeft gedaan zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 23 november 2010. De behandeling van de zaak tegen verzoeker heeft vervolgens gewoon plaats gevonden en daarna eveneens die van de zaken tegen de overige verdachten in die zaak, zonder dat de advocaat van verzoeker enige opmerking heeft gemaakt over de door hem gestelde (schijn van) vooringenomenheid.
Het wrakingsverzoek kwam eerst in de middag, nog tijdens de duur van de behandeling van de overige raadkamerzaken binnen.
Op dat moment had de raadkamer nog geen beslissing genomen op de vorderingen van de officier van justitie, noch op het bezwaarschrift van de raadsman.
De rechter vraagt aandacht voor de ontvankelijkheid van het verzoek tot wraking. Naar zijn mening is de wrakingsbepaling, gezien de strekking ervan, alsmede de aard van de behandeling van de vorderingen van de officier van justitie, niet van toepassing op de raadkamerbehandeling, evenmin als op de rechter-commissaris die de vordering inbewaringstelling behandelt.
Mede gelet op de commentaren die op die bepaling zijn geschreven meent de rechter dat de bepaling slechts van toepassing is op de inhoudelijke behandeling van strafzaken ofwel enkele bijzondere "raadkamer"-behandelingen (beslag, beëindigingsverzoeken enzovoort).
3. De beoordeling
3.1
De ontvankelijkheid
Nadat getuige [naam getuige] ter zitting was gehoord, en de advocaten van verzoekers en de officier van justitie hun standpunt kenbaar hadden gemaakt heeft de wrakingskamer na beraad beslist dat verzoeker ontvankelijk is in het verzoek en dat het verzoek tijdig is gedaan, op grond van de volgende overwegingen.
Gezien tegen de achtergrond van de jurisprudentie, de tijdsdruk van raadkamers van deze aard en de omstandigheid dat de vertraging zich heeft beperkt tot een paar uur na de behandeling van de zaak van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank zo snel als redelijkerwijs mogelijk was een wrakingsverzoek ingediend.
Verzoeker is ook overigens ontvankelijk, omdat de wet en de jurisprudentie - anders dan de rechter stelt - de groep van te wraken personen niet beperkt tot de rechter ter openbare terechtzitting. Ook de rechter in de raadkamer gevangenhouding kan worden gewraakt.
3.2
Inhoudelijk
Het hiervoor vermelde proces-verbaal van het verhoor in raadkamer d.d. 23 november 2010 houdt - voor zover hier van belang - onder meer in:
".......
Alvorens het woord aan de raadsman te geven, merkt de voorzitter het volgende op. Ik zie dat u vandaag als raadsman optreedt voor 4 (mede) verdachten in dezelfde zaak. Ik heb kennis genomen van de beschikking van mijn collega's m.b.t. de artikel 50 SV-procedure, maar ook van de bevelen beperkingen in de zaken van de cliënten die u bijstaat. De raadkamer behandeld (lees: behandelt) vandaag, naast de vorderingen van de officier van justitie tot gevangenhoudiing (lees: gevangenhouding), ook uw bezwaarschriften tegen de opgelegde beperkingen. Indien de raadkamer oordeelt dat uw bezwaarschrift ongegrond is, zullen u en uw collega van Paridon een keuze moeten maken welke cliënt u gedurende het voortduren van de beperkingen wenst bij te staan, bij gebreke waarvan ik klacht zal doen bij de deken van de orde.
......."
3.3
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.4
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gewraakte uitlating van de rechter neerkomt op het ventileren van een opvatting omtrent hetgeen een straf-advocaat in het kader van zijn beroepsuitoefening betaamt.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit enkele uitspreken van een opvatting over de invulling van het beroep van advocaat - wat daarvan verder ook zij - niet een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande kennelijk bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Dit wordt in dit geval niet anders omdat de raadsman er op basis van de beslissing van 12 november 2010 van uit mocht gaan dat hem op dat punt niets te verwijten viel. Evenmin kan reden voor de vrees van partijdigheid gelegen zijn in het door de rechter noemen van het belang van strafvordering, omdat de wet meebrengt dat dat één van de belangen is die de raadkamer meeweegt bij de beslissingen over het voortduren van de voorlopige hechtenis of bezwaren tegen de beperkingen.
Daarbij is meegewogen dat uit de gewraakte mededeling als opgenomen in het proces-verbaal blijkt dat de rechter zijn voornemen om een klacht in te dienen heeft geclausuleerd in die zin dat hij daaraan uitdrukkelijk de voorwaarde dat de te nemen beslissing op het bezwaarschrift afwijzend zal zijn heeft verbonden. Daaruit kan in redelijkheid dus niet de indruk ontstaan dat in feite die beslissing al genomen was.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam rechter].
Deze beslissing is gegeven op 25 november 2010 door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzitter, mr. M.C. Franken en mr. P. Vrolijk, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.