Vonnis in de voorlopige voorziening
de heer
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding van 25 november 2010,
gemachtigde: mr. M.C.J. van den Brekel,
de stichting
STICHTING RUWAARD VAN PUTTENZIEKENHUIS,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.A. Huisman.
Partijen worden aangeduid als “RPZ” en “[eiser]”, tenzij anders is vermeld.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
1. de kort geding dagvaarding met producties,
2. nagekomen productie van RPZ,
3. pleitnota van de zijde van [eiser].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2010. Partijen (RPZ bij haar interim-voorzitter en een bestuurslid; de heren [interim-voorzitter] en [bestuurslid]) en hun gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
Tegelijkertijd heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de door RPZ tegen [eiser] aangevangen ontbindingsprocedure (zaaknummer 1185154 VZ VERZ 10-1183). In deze zaak wordt heden ook uitspraak gedaan.
2.1. In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten. [eiser], geboren op [geboortedatum], is sinds 1 augustus 2009 in dienst van RPZ in de functie van diensthoofd personeel en organisatie. [eiser] adviseert en rapporteert rechtstreeks aan de Raad van Bestuur. Hij is lid van het management-team (MT).
2.2. Zijn salaris bedraagt € 6.823,00 bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en 6,73% eindejaarsuitkering. De CAO Ziekenhuizen is van toepassing.
2.3. Bij brief van 12 november 2010 van RPZ is [eiser] op non-actief gesteld. Bij brief van RPZ van 1 december 2010 is de non-actiefstelling verlengd.
2.4. Bij indiensttreding bestond het bestuur van RPZ uit één functionaris, mevrouw [A]. Zij heeft op 15 november 2010 haar functie neergelegd. Op 19 november 2010 is [interim-voorzitter] als interim-voorzitter benoemd. Op 15 juli 2010 is Van der Nat als bestuurder aangetreden. Met ingang van 1 december 2010 is … tot bestuurder benoemd.
2.5. De interne samenwerking binnen RPZ is al enige tijd niet goed.
2.6. Omtrent de non-actiefstelling heeft RPZ intern electronisch onder andere het volgende gecommuniceerd:
“Gisteren heeft de Raad van Bestuur het hoofd P&O, [eiser], op non-actief gesteld. Al langere tijd bestaat er een verschil van inzicht over het financieel beleid, de bestuursstructuur en de bestuursstijl. Gisteren is dit geëscaleerd en heeft de heer [eiser] zich meerdere malen dusdanig onbetamelijk gedragen dat dit voor de Raad van Bestuur onacceptabel was. Door dit gedrag zag de Raad van Bestuur zich genoodzaakt om de heer [eiser] op non-actief te stellen. In een ingelaste MT-vergadering heeft het MT steun betuigd aan de heer [eiser]. Inmiddels heeft de OR laten weten het vertrouwen in de Raad van Bestuur op te zeggen.”
3. De vorderingen van [eiser]
[eiser] stelt de volgende vorderingen in:
Dat het de rechtbank Rotterdam, Sector Kanton, locatie Brielle, moge behagen bij vonnis, bij wijze van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Gedaagde te veroordelen de heer [eiser] binnen 48 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis onvoorwaardelijk in de gelegenheid te stellen de werkzaamheden in de functie van diensthoofd P&O met daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden te hervatten, althans een door U Kantonrechter in goede justitie te bepalen maatregel, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
b. Gedaagde te veroordelen voorafgaand aan de wedertewerkstelling van de heer [eiser] en derhalve onmiddellijk aan alle medewerkers van gedaagde via KA Netwerk een bericht te sturen met de volgende tekst: “Op 12 november jl. is via KA Netwerk bekend gemaakt dat de heer [eiser] met onmiddellijke ingang op non actief is gesteld. Inmiddels is komen vast te staan dat dit ten onrechte is gebeurd en dat de in het bericht van 12 november jl. vermelde gronden niet juist waren. De non-activiteit van de heer [eiser] is daarom opgeheven, waardoor hij met onmiddellijke ingang zijn werkzaamheden zal hervatten. Wij betreuren deze gang van zaken en bieden de heer [eiser] daarvoor onze excuses aan. De Raad van Bestuur”, althans een door U Kantonrechter te bepalen inhoud, althans een door U Kantonrechter te bepalen maatregel, dit op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde daarmee in gebreke blijft;
c. Gedaagde te veroordelen voorafgaand aan de wedertewerkstelling van de heer [eiser] en derhalve onmiddellijk een persbericht uit te laten gaan met de volgende tekst: “In de mededelingen op Rijnmond-nieuws zijn de afgelopen dagen veel onwaarheden over de heer [eiser], Hoofd P&O gemeld, waaronder het feit dat de heer [eiser] zou zijn ontslagen. De Raad van Bestuur laat weten dat hiervan geen sprake is en dat de non-actiefstelling van de heer [eiser] is opgeheven. De heer [eiser] zal zijn werkzaamheden voor het ziekenhuis z.s.m. hervatten, althans met een door U Kantonrechter te bepalen inhoud, althans een door U Kantonrechter te bepalen maatregel dit op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde daarmee in gebreke blijft,
d. Gedaagde te veroordelen aan de heer [eiser] te betalen een bedrag van € 5.469,19 vermeerderd met BTW voor kosten rechtsbijstand, te vermeerderen met de kosten voor rechtsbijstand vanaf de dag der dagvaarding tot en met de behandeling van het kort geding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
e. Gedaagde te veroordelen tot voldoening van alle met dit geding samenhangende kosten, voor zover niet vallend onder d, binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.”
RPZ heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en tot diens veroordeling in de kosten van de procedure.
5. De beoordeling van de vordering
5.1. Bij beschikking van de kantonrechter d.d. heden is in deze zaak het volgende overwogen en beslist:
5.3. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting rijst het volgende beeld op.
5.4. [eiser] heeft als hoofd P&O inhoudelijk gezien prima gefunctioneerd. Er ligt een verslag “eindeproeftijdgesprek” d.d. 28 september 2009 waaruit lof blijkt over zijn functioneren. Er zijn geen verslagen van opvolgende functioneringsgesprekken. In voormeld verslag wordt door [A] gerept van: “(…), wel een risico omdat [eiser] direct in zijn proeftijd geconfronteerd is geworden met een van de grootste crises in het bestaan” van RPZ.
5.5. Binnen RPZ is sprake van een crisis. Het MT, de OR en VMS (de verenigde medische specialisten binnen RPZ) hebben voorafgaande aan het aftreden van [A] het vertrouwen opgezegd in het bestuur. Gebleken is dat het bestuur binnen RPZ weinig gezag had.
5.6. Uit de stukken blijkt van uitvoerige e-mailcorrespondentie tussen [A] en [eiser] over vakinhoudelijke zaken, waaronder met name de voorziene inrichting van de toekomstige bestuur van RPZ (driehoofdig of slechts een enkel bestuurslid en de personele invulling hiervan). Uit deze e-mails blijkt dat [A] [eiser] verwijt dat hij niet loyaal is; hij blijft teveel gekeerd tegen een driehoofdig bestuur terwijl hij daar niets over mag beslissen, enkel adviseren. Hem wordt tevens verweten deze discussie binnen het ziekenhuis aan de grote klok te hangen. Deze discussie is zodanig geëscaleerd dat op 11 november 2010 [eiser] volgens RPZ jegens haar bestuur onwelvoeglijke uitlatingen heeft gedaan ten overstaan van MT-leden, de voorzitter van de medische staf en het bestuur van de OR. De schorsing was hierdoor onvermijdelijk.
5.7. RPZ legt aan haar verzoek ten grondslag dat hierdoor geen vertrouwen meer bestaat in de toekomstige samenwerking met [eiser]. Ter zitting is gebleken dat de interim-voorzitter, die [eiser] ter zitting voor het eerst ontmoette, pertinent heeft besloten dat [eiser] niet langer voor RPZ kan werken. Dat is niet in het belang van het ziekenhuis. Van eminent belang is dat de rust terugkeert en daarvoor is het vertrek van [eiser] noodzakelijk.
5.8. Het volgende wordt overwogen. Op grond van artikel 7:685 BW heeft de kantonrechter de bevoegdheid de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verandering van omstandigheden “welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.”
5.9. Onderzocht dient te worden of [eiser] aanleiding heeft gegeven tot de constatering dat er een verandering van omstandigheden is. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. In de eerste plaats geldt dat gedurende nagenoeg het gehele dienstverband van [eiser] bij RPZ steeds sprake is van een grote crisis. Vakinhoudelijk heeft [eiser] naar behoren gefunctioneerd. Het MT, de OR en VMS kunnen zich vinden in zijn visie. De afgetreden voorzitter heeft weliswaar meerdere malen vraagtekens bij zijn loyaliteit gesteld, maar [eiser] heeft in gesprekken en in e-mails haar ervan proberen te overtuigen dat hij loyaal was. De voorzitter is vervolgens afgetreden. Mogelijk heeft zich op 11 november 2010 een incident voorgedaan (de meningen over het voorgevallene lopen nogal uiteen), maar dat vindt de kantonrechter, gelet op de voortdurende crisissfeer, niet zo vreemd terwijl bovendien geldt dat niet eerder is gebleken dat [eiser] collega’s onbehoorlijk bejegende. Evenmin is gebleken, hoewel de kantonrechter daarvan niet 100% overtuigd is, dat [eiser] op onverstandige wijze mails heeft “ge-cct” aan medewerkers om zodoende de nodige reuring te veroorzaken. Dit betekent dat het verzoek zou moeten worden afgewezen, temeer nu het bestuur een interim-voorzitter heeft en een nieuw bestuurslid, met wie [eiser] niet heeft samengewerkt en die hem niet kennen. Wat zou er op tegen zijn om een gesprek met elkaar aan te gaan, al dan niet onder leiding van een mediator?
5.10. De kantonrechter kan, gelet op bovenvermeld wettelijk criterium, de arbeidsovereenkomst ook ontbinden wegens omstandigheden die overwegend aan de zijde van de werkgever liggen. Als er al ontbonden zou moeten worden, kan het alleen om deze reden. RPZ wil absoluut niet verder met [eiser] en laat geen ruimte voor enige twijfel. De kantonrechter vindt dit te stellig, zulks nu niet uitgesloten kan worden dat de persoon van de afgetreden voorzitter mede debet is geweest aan de ontstane situatie. Bezien vanuit arbeidsrechtelijk perspectief, zie hetgeen in de vorige alinea is overwogen, is dit standpunt onjuist. Duidelijk is echter dat een toekomstige vruchtbare samenwerking onmogelijk is. Het is de wil van RPZ om niet met [eiser] verder te willen. Uitsluitend vanwege deze onwil van RPZ zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst wegens veranderde omstandigheden ontbinden.
5.11. Ter zitting heeft [eiser] uitgelegd dat hij geen belang heeft bij ontbinding, onder andere omdat er sprake is van een kort dienstverband. Om die reden heeft hij dan ook niet subsidiair om een vergoeding gevraagd. RPZ heeft medegedeeld dat zij best bereid is met [eiser] te onderhandelen over een vertrekvergoeding ter hoogte van “enkele maandsalarissen.” Dat is een aanbod dat echter niet passend is.
5.12. Het volgende wordt overwogen. Gelet op het onberispelijke dienstverband, de onwil van het nieuwe bestuur om überhaupt een gesprek aan te gaan met [eiser] en de crisissfeer die gedurende het gehele dienstverband in het ziekenhuis heeft bestaan, ziet de kantonrechter aanleiding om in deze zaak niet uit te gaan van de kantonrechtersformule. Alles afwegende zal de kantonrechter de vergoeding naar billijkheid vaststellen op € 75.000,-- bruto.
5.13. Aan RPZ dient een intrekkingstermijn te worden vergund.
5.14. De kantonrechter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding om ten gunste van [eiser] af te wijken van het liquidatietarief.
geeft RPZ tot en met 23 december 2010 de gelegenheid het verzoekschrift in te trekken,
en, indien het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 24 december 2010,
kent aan [eiser] een vergoeding toe van € 75.000,-- (zegge vijfenzeventigduizend euro) bruto,
veroordeelt RPZ om dit bedrag uiterlijk 25 januari 2011 aan [eiser] op door hem kenbaar te maken wijze te betalen,
en, ongeacht of het verzoek al dan niet wordt ingetrokken,
veroordeelt RPZ in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil aan verschotten en op € 1.500,00 aan salaris gemachtigde.
5.2. Al hetgeen in voormelde beschikking is overwogen en beslist dient als hier letterlijk herhaald en ingelast te worden beschouwd.
5.3. Ten aanzien van de vordering van [eiser] onder a. overweegt de kantonrechter het volgende. Als RPZ het verzoek tot ontbinding intrekt dan heeft zij geen belang meer bij de schorsing. Immers, RPZ heeft dan geen einddatum meer waarop de beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan plaatsvinden, hetgeen de ratio achter de non-actiefstelling is. Dit betekent dan ook dat deze vordering voorwaardelijk kan worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de non-actiefstelling gaande de intrekkingstermijn reeds op te heffen. Het lijkt verstandig dat deze door partijen wordt gebruikt om zich eens te bezinnen op hun posities en alle hectiek van de afgelopen maanden even te laten bezinken.
5.4. Ten aanzien van de vorderingen van [eiser] onder b. wordt overwogen dat de kantonrechter de gepresenteerde teksten niet kan toewijzen, gelet op hetgeen in de beschikking en in dit vonnis is beslist. Wel heeft [eiser] een belang bij enige rectificatie, gelet op de door RPZ binnen het ziekenhuis gecommuniceerde mededelingen omtrent zijn vertrek. Aldus beslist de kantonrechter dat RPZ op eventueel eerste verzoek van [eiser] de beschikking en het onderhavige vonnis op intranet dient te publiceren. Daartoe wordt overwogen dat beide uitspraken geanonimiseerd op rechtspraak.nl worden geplaatst zodat partijen kunnen beschikken over een digitale versie.
5.5. Wat betreft de vorderingen onder c. geldt dat [eiser] zelf aan TV Rijnmond zonodig de digitale versies van de uitspraken kan doen toekomen. Bovendien is de kantonrechter, na raadpleging van de website van TV Rijnmond, niet gebleken van zodanige qua inhoud ernstige chatberichten dat een rectificatie door middel van een persbericht vanuit RPZ noodzakelijk is. Deze vordering wordt dus afgewezen.
5.6. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [eiser] een integrale vergoeding van rechtsbijstand toe te kennen. De vordering sub d. wordt afgewezen.
5.7. Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt RPZ veroordeeld in de kosten van de procedure. Er is geen wettelijke basis om hierover wettelijke rente toe te wijzen.
rechtdoende als Voorzieningenrechter,
veroordeelt RPZ om de heer [eiser], uitsluitend indien RPZ het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst intrekt, onvoorwaardelijk in de gelegenheid te stellen de werkzaamheden in de functie van diensthoofd P&O met daarbij behorende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden te hervatten, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, welke dwangsom wordt gemaximeerd op € 100.000,00;
veroordeelt RPZ om op eerste schriftelijke verzoek van de heer [eiser] via intranet dit vonnis en de beschikking in de ontbindingszaak te publiceren, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, welke dwangsom wordt gemaximeerd op € 100.000,00;
veroordeelt RPZ in de kosten van de procedure, aan de zijde van de heer [eiser] begroot op
€ 227,93 aan verschotten en op € 500,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.