ECLI:NL:RBROT:2010:BO9583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
353428 / HA ZA 10-1425
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en forumkeuze bij koopovereenkomst van roerende zaken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap Scheldebouw B.V. (hierna: SBH) en de vennootschap naar Duits recht Hero Glas Veredelungs GmbH (hierna: Hero) over een koopovereenkomst voor een partij glas ten behoeve van de bouw van de Maastoren in Rotterdam. SBH vorderde betaling van een schadevergoeding van € 219.579,- wegens wanprestatie door Hero, die had medegedeeld haar verbintenissen niet na te komen. SBH stelde dat Hero aansprakelijk was voor het prijsverschil dat was ontstaan doordat zij de partij glas bij een derde moest bestellen voor een hogere prijs. Subsidiair vorderde SBH ontbinding van de overeenkomst per 2 februari 2010.

Hero voerde aan dat de rechtbank Rotterdam zich onbevoegd diende te verklaren, omdat er geen rechtsgeldige forumkeuze voor deze rechtbank was overeengekomen. De rechtbank diende te beoordelen of er een geldig forumkeuzebeding bestond op basis van de Brussel I Verordening. De rechtbank concludeerde dat de bepalingen in de overeenkomst en de algemene inkoopvoorwaarden van SBH onvoldoende objectieve aanwijzingen bevatten voor een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat Hero, gevestigd in Duitsland, niet gebonden was aan een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam.

De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering van SBH kennis te nemen en veroordeelde SBH in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 december 2010 door mr. W.P. Sprenger. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige forumkeuzebedingen in internationale contracten, vooral in het kader van de Brussel I Verordening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 353428 / HA ZA 10-1425
Uitspraak: 8 december 2010
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHELDEBOUW B.V.,
gevestigd te Middelburg,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. van Sintmaartensdijk,
- tegen -
de vennootschap naar Duits recht
HERO GLAS VEREDELUNGS GMBH,
gevestigd te Dersum, Duitsland,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D. Spek.
Partijen worden hierna aangeduid als “SBH” en “Hero”.
1 Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 24 maart 2010 met vijftien producties;
- incidentele conclusie zijdens Hero houdende exceptie van onbevoegdheid met één productie;
- conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident met twee producties;
- conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident;
- conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident met één productie.
2 De vordering in de hoofdzaak
2.1 SBH vordert – samengevat weergegeven – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis primair Hero zal veroordelen om aan haar te betalen € 219.579,-, vermeerderd met rente en kosten, subsidiair voor recht zal verklaren dat de overeenkomst tussen partijen per 2 februari 2010 is ontbonden en Hero zal veroordelen om aan haar te betalen € 219.579,-, vermeerderd met rente en kosten. SBH stelt daartoe – kort gezegd – het volgende.
2.2 SBH heeft met Hero een koopovereenkomst gesloten, waarbij SBH zich heeft verbonden tot het leveren van een partij glas ten behoeve van de bouw van de Maastoren in Rotterdam. Die overeenkomst is vastgelegd in een Verhandlungsprotokoll van 10 september 2007 (hierna: Verhandlungsprotokoll) en de aanvaarding daarvan door SBH van 5, respectievelijk 10 juni 2008. Hero heeft aan SBH medegedeeld dat zij haar verbintenissen onder de overeenkomst niet zal nakomen. Daarom heeft SBH de partij glas bij een derde moeten bestellen voor een hogere prijs dan zij met Hero was overeengekomen. SBH houdt Hero aansprakelijk voor de schade door de wanprestatie, bestaande uit het prijsverschil, met nevenvorderingen. Subsidiair verlangt SBH dat de rechtbank vaststelt dat de koopovereenkomst tussen partijen is ontbonden en vordert zij dezelfde schadevergoeding.
3 De vordering en het verweer in het bevoegdheidsincident
3.1 Hero vordert – kort gezegd – dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren met veroordeling van SBH in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Daartoe voert Hero aan dat tussen partijen niet rechtsgeldig een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam is overeengekomen en dat zij – indien de koopovereenkomst haar zou binden – de partij glas niet in Rotterdam, maar in Heerlen zou hebben moeten afleveren, zodat geen grond voor bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam bestaat.
3.2 De conclusie van SBH strekt tot afwijzing van de vordering in het incident. Daartoe voert SBH het volgende aan In artikel 1.4 van het Verhandlungsprotokoll is toepasselijkheid van de algemene inkoopvoorwaarden van SBH overeengekomen. Ingevolge artikel 12 van die voorwaarden is de rechtbank Rotterdam bevoegd. Ook ingevolge artikel 5 lid 1 onder b Brussel I Vo is deze rechtbank bevoegd, omdat (een deel van) de partij glas in Rotterdam diende te worden afgeleverd.
4 De beoordeling
4.1 Er is sprake van een internationaal kader, nu SBH in Nederland en Hero in Duitsland is gevestigd.
4.2 Hero heeft zich in haar eerste processtuk, derhalve tijdig, op onbevoegdheid in de zin van het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter beroepen.
4.3 De vordering in de hoofdzaak is ingesteld bij dagvaarding van 24 maart 2010, derhalve na de inwerkingtreding van de Brussel I Vo. Partijen hebben woonplaats op het grondgebied van de EU. De vordering van SBH in de hoofdzaak betreft een burgerlijke of handelszaak. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de vordering van SBH in de hoofdzaak dient daarom in beginsel aan de hand van de Brussel I Vo te worden beantwoord.
Geldig forumkeuzebeding?
4.4 SBH doet beroep op een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam, welke zij stelt te zijn gedaan doordat in artikel 1.4 van het Verhandlungsprotokoll dat tussen partijen van kracht is geworden door de schriftelijke bevestiging door SBH van 10 juni 2008, haar inkoopvoorwaarden van toepassing zijn verklaard, die in artikel 12 dat forumkeuzebeding bevatten.
4.5 Hero betoogt (a) dat artikel 12 van de bedoelde inkoopvoorwaarden geen forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam inhoudt en (b) dat zij niet met een forumkeuze voor de rechtbank Rotterdam heeft ingestemd.
4.6 De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De vraag of Hero aan enig forumkeuzebeding is gebonden, dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 23 Brussel I Vo. Het eerste lid van dat artikel bepaalt, voor zover voor dit geval van belang:
“[..] Wanneer de partijen [..] een gerecht [..] van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking [..] zullen ontstaan, is dit gerecht [..] van die lidstaat bevoegd. [..] Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die toegelaten wordt door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht worden genomen.”
Kennelijk doet SBH voor haar beroep op het forumkeuzebeding beroep op het bepaalde in artikel 23 lid 1 aanhef en onder a) Brussel I Vo. Feiten of omstandigheden die een beroep op het bepaalde in artikel 23 lid 1 aanhef en onder b) of c) Brussel I Vo rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.
Hoewel dat tussen partijen nog niet vaststaat, gaat de rechtbank er bij de beoordeling van de bevoegdheidsvraag veronderstellenderwijs vanuit dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen door het Verhandlungsprotokoll en de schriftelijke bevestiging door SBH van 10 juni 2008, zodat sprake is van een schriftelijke, of schriftelijk bevestigde overeenkomst in de zin van artikel 23 lid 1 aanhef en onder a) Brussel I Vo.
4.7 Voor het naar de maatstaf van artikel 23 Brussel I Vo rechtsgeldig maken van een forumkeuze is vereist, maar ook voldoende dat er sprake is van daadwerkelijke instemming van partijen met de forumkeuze (vgl.: HvJ EG, 16 maart 1999, C-159/97, LJN AD3027, NJ 2001,116 – Castelletti).
Gesteld noch gebleken is dat in (artikel 1.4 van) het Verhandlungsprotokoll of de bevestiging van 10 juni 2008 enige forumkeuze staat.
Artikel 1 aanhef tot en met 1.4 van het Verhandlungsprotokoll luidt voor zover van belang als volgt:
“Reihenfolge der Vertragsbestandteile
Wenn die zutreffenden Bedingungen, Vorschriften und Bestimmungen gegenseitig oder aber hinsichtlich des LV’s widerspruüchlich sind, gilt für Anwendung nachfolgende Reihenfolge:
1.0 Bestellung
1.1 Dieses Verhandlungsprtotokoll und Anlagen
[..]
1.4 Unsere allgemeine Einkaufbedingungen, eingetragen beim Gericht in Utrecht-NL, unter Nummer 174/2004
[..]”
Als haar in artikel 1.4 van het Verhandlungsprotokoll bedoelde algemene inkoopvoorwaarden heeft SBH als productie 10 in het geding gebracht “Algemene Inkoopvoorwaarden van Permasteelisa Central Europe B.V. te Heerlen, gedeponeerd bij de Rechtbank te Utrecht op 11 juni 2004 onder nr. 174/2004”. Artikel 12 van die voorwaarden luidt voor zover van belang als volgt:
“Forumkeuze
Alle geschillen [..] die voortvloeien uit of verband houden met de (totstandkoming van) overeenkomsten tussen opdrachtgever en opdrachtnemer worden bij uitsluiting berecht door de rechter c.q. de arbiters die bevoegd is/zijn kennis te nemen van de geschillen tussen opdrachtgever en haar principaal.”
Artikel 1 van die voorwaarden luidt als volgt:
“Deze algemene inkoopvoorwaarden zijn van toepassing op de (totstandkoming van) overeenkomsten waarbij Permasteelisa Central Europe B.V., hierna te noemen opdrachtgever, partij is en de overeenkomst strekt tot levering door derden, hierna te noemen opdrachtnemer, van zaken.”
4.8 Al aangenomen dat de hiervoor aangehaalde inkoopvoorwaarden de in artikel 1.4 van het Verhandlungsprotokoll bedoelde inkoopvoorwaarden van SBH zijn, voldoet artikel 12 daarvan niet aan het vereiste van artikel 23 Brussel I Vo van bepaling van de bevoegde rechter. Immers, ingevolge HvJ EG 9 november 2000 C-387/98 (LJN AD6366, NJ 2001, 599 – Coreck) behoeft weliswaar niet louter op grond van de bewoordingen van het beding reeds te kunnen worden bepaald welke rechter bevoegd is, maar is vereist dat het beding de objectieve elementen bevat op basis waarvan partijen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van het gerecht of de gerechten waaraan zij hun geschillen willen voorleggen en dat die elementen voldoende nauwkeurig zijn om de aangezochte rechter in staat te stellen te bepalen of hij bevoegd is. In het onderhavige geval bevat artikel 12 (in samenhang met artikel 1) van de inkoopvoorwaarden noch het Verhandlungsprotokoll voldoende nauwkeurige, objectieve elementen om vast te stellen welke rechter bevoegd is “kennis te nemen van de geschillen tussen opdrachtgever en haar principaal”.
Gesteld noch gebleken is dat elders in die inkoopvoorwaarden is aangegeven welke rechter bevoegd is van geschillen tussen SBH en haar principaal kennis te nemen.
Derhalve bevat artikel 12 van de inkoopvoorwaarden geen Hero verbindend forumkeuzebeding voor de rechtbank Rotterdam.
4.9 Nu geen andere grond voor gebondenheid aan een forumkeuzebeding voor de rechtbank Rotterdam is aangevoerd, komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of enig forumkeuzebeding rechtsgeldig is overeengekomen.
Op het vorenstaande stuit het beroep op een forumkeuzebeding af.
Gerecht van de plaats van uitvoering van de verbintenis
4.10 SBH stelt dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is ingevolge artikel 5 lid 1 onder b Brussel I Vo, omdat Hero op grond van de overeenkomst verplicht was de partij glas in Rotterdam af te leveren.
Hero betwist dat, waarbij zij aanvoert dat zij de partij glas in Heerlen diende af te leveren. Beide partijen beroepen zich daartoe op een technische beschrijving van de te leveren partij glas “Technische Anforderungen, Detailabsprachen für Glaslieferung der Fa. Hero Glas, Projekt: Maastoren Rotterdam #564520” die SBH als productie 16 in het geding heeft gebracht. Artikel 3 van die beschrijving luidt voor zover van belang als volgt:
“Lieferung
Lieferung der Gläser: DDP SBH in Heerlen, Baustelle Rotterdam, eine andere Firma in den Benelux-Staaten oder West-Deutschland.”
4.11 De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 5 aanhef en lid 1 onder a) en b), eerste streepje Brussel I Vo bepaalt, voor zover in dit geval van belang:
“Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1 a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats voor uitvoering van de de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
- voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden; [..].”
Deze bepaling schept een bijzondere, alternatieve regel voor rechtsmacht van het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt zodat bij de beoordeling gebruik gemaakt kan worden van ter plaatse relevante feiten en omstandigheden. Dat volgt uit punt 12 van de considerans van de Brussel I Vo waarin de nabijheidsdoelstelling is verwoord, het gerecht wordt verondersteld een nauwe band met de overeenkomst te hebben. Uit HvJ EG 23 april 2009, C-533/07 (LJN BK0529, NJ 2010, 521 – Falco) volgt dat de systematiek van de bevoegdheidsregels van de Brussel I Vo een restrictieve uitlegging van de regels inzake bijzondere bevoegdheden vereist, waaronder die ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst in artikel 5, welke afwijken van het algemene beginsel dat het gerecht van de woonplaats van de verweerder bevoegd is.
4.12 In genoemd artikel 3 Lieferung wordt niet één plaats voor de aflevering van de verkochte partij glas aangewezen, maar meerdere alternatieve plaatsen. De eerstgenoemde plaats is Heerlen.
De vordering van SBH ziet op het geheel van de overeengekomen leveringsverplichting van Hero, niet op een bepaald deel ervan dat in Rotterdam had moeten worden nagekomen. Kennelijk is het niet zo dat Hero, ondanks genoemd artikel 3 Lieferung, de gehele partij glas krachtens de overeenkomst in Rotterdam had moeten afleveren. In de dagvaarding heeft SBH dat standpunt wel ingenomen, maar na betwisting daarvan door Hero heeft SBH in de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident dat standpunt laten varen en gesteld dat Hero gehouden was “een groot deel van het glas” in Rotterdam te leveren. Bij dupliek in incident spreekt SBH nog slechts van levering van “een deel van het glas” in Rotterdam.
Gelet op deze omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat tussen partijen is overeengekomen dat Hero haar (gehele) leveringsverbintenis in Rotterdam had moeten uitvoeren.
4.13 Op het vorenstaande stuit het op artikel 5 Brussel I Vo gegronde beroep op bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam af.
4.14 Van enige andere grond voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter is niet gebleken.
4.15 Nu Hero in Duitsland is gevestigd, heeft de Nederlandse rechter heeft geen rechtsmacht om kennis te nemen van de vordering op grond van artikel 2 Brussel I Vo in samenhang met artikel 60 Brussel I Vo.
4.16 Uit het vorenstaande volgt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van de door SBH ingestelde vordering kennis te nemen. De rechtbank zal zich derhalve onbevoegd verklaren.
4.17 SBH zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Het salaris voor de advocaat zal worden gerelateerd aan het beloop van de vordering in de hoofdzaak, omdat de beslissing het lot van de vordering in de hoofdzaak bezegelt. De kostenveroordeling zal, zoals gevorderd en niet bestreden, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5 De beslissing
De rechtbank,
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van SBH kennis te nemen;
veroordeelt SBH in de aan de zijde van Hero gevallen kosten, tot aan deze uitspraak bepaald op € 4.954,- aan verschotten en op € 2.000,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010.