ECLI:NL:RBROT:2010:BP0619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1149396
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van een statutaire bestuurder wegens betalingsonmacht van de vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Hilbra Spackspuitbedrijf en [gedaagde sub 1], de statutaire bestuurder van de vennootschap VGBS. Hilbra had in januari en februari 2009 werkzaamheden uitgevoerd voor VGBS, maar na uitblijven van betaling heeft zij VGBS gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde sub 1] persoonlijk aansprakelijk was voor de schade die Hilbra had geleden, omdat hij had moeten voorzien dat VGBS niet in staat zou zijn om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Dit oordeel is gebaseerd op de Beklamel-norm, die stelt dat een bestuurder aansprakelijk kan zijn als hij weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kan voldoen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 1] op de hoogte was van de financiële problemen van VGBS, zoals blijkt uit de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders. Ondanks deze kennis heeft hij Hilbra laten werken zonder haar in te lichten over de betalingsproblemen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde sub 1] niet alleen had moeten twijfelen aan de betalingscapaciteit van VGBS, maar ook had moeten handelen om Hilbra te beschermen tegen de gevolgen van deze betalingsonmacht.

De vordering van Hilbra werd toegewezen, met uitzondering van de vordering tegen de vennootschap VBO, waar Hilbra niet-ontvankelijk in werd verklaard. [gedaagde sub 1] werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, executiekosten, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat bestuurders zich bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheden en dat zij hun vennootschap moeten leiden met inachtneming van de financiële situatie en verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Middelharnis
vonnis
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
HILBRA SPACKSPUITBEDRIJF,
gevestigd te Nieuwerkerk,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
vennoot van eiseres sub 1,
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
vennoot van eiseres sub 1,
gemachtigde: mr. C.D. Willemsen,
t e g e n :
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 1,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN BUREN ONDERHOUDSDIENSTEN B.V.,
gevestigd te Dirksland,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. R. van Veen.
Eiseressen worden in vrouwelijk enkelvoud aangeduid als “Hilbra”. Gedaagde sub 1 wordt aangeduid als “[gedaagde sub 1]”. Gedaagde sub 2 wordt aangeduid als “VBO”.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
1. dagvaarding met producties,
2. conclusie van antwoord met producties,
3. tussenvonnis d.d. 13 september 2010,
4. pleitnota van mr. C.D. Willemsen.
1.2. De bij tussenvonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 9 november 2010. Partijen en gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
2. De vaststaande feiten
2.1. In opdracht en voor rekening van [gedaagde sub 1] Glas- en Schildersbedrijf B.V. (verder: “VBGS”) heeft Hilbra in januari en februari 2009 werkzaamheden uitgevoerd. De opdracht hiertoe was medio 2008 door VGBS aan Hilbra verstrekt.
2.2. Nadat betaling uitbleef heeft Hilbra VGBS gedagvaard. Dit heeft geleid tot een verstekvonnis d.d. 6 augustus 2009 van de kantonrechter te Dordrecht. Tegen dit verstekvonnis is geen rechtsmiddel aangewend.
2.3. Bij vonnis van de rechtbank Dordrecht d.d. 20 juli 2010 is VBGS op eigen verzoek failliet verklaard.
2.4. In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders d.d. 2 maart 2009 komt de volgende passage voor:
“De vastgestelde jaarrekening over 2007 gaf een negatief eigen vermogen en resultaat te zien. De interne cijfers over 2008 en 2009 geven eveneens een negatief beeld te zien.
De orderportefeuille loopt terug en de verkoopprijzen staan sterk onder druk.
Het werkkapitaal staat eveneens sterk onder druk en voor zover nu bekend zijn er geen derden partijen die bereid zijn de besloten vennootschap (verder) te financieren. Evenmin zijn de aandeelhouders nog bereid om een verdere financiering te verstrekken.
Gezien de huidige financiële situatie en de negatieve verwachtingen omtrent de toekomst, wordt voorgesteld om de huidige activiteiten af te wikkelen, de activa te verkopen en de crediteuren en de opgenomen leningen van aandeelhouders hiermee zoveel mogelijk af te lossen. De leningen zullen worden achtergesteld op de overige crediteuren.”
2.5. Verderop staat:
“aktiviteiten worden eind maart 2009 afgerond”.
2.6. [gedaagde sub 1] is sinds 18 juni 2007 statutair bestuurder van VGBS.
2.7. VBO is op 9 april 2009 opgericht. [gedaagde sub 1] is vanaf deze datum statutair bestuurder.
2.8. Uit het handelsregister blijkt dat VGBS als bedrijfsomschrijving “Glas- en schildersbedrijf” kent. VBO heeft als bedrijfsomschrijving “de exploitatie van een schildersbedrijf”. Het vestigingsadres en het telefoonnummer zijn hetzelfde.
2.9. VBGS heeft aan Hilbra in haar brief d.d. 23 april 2009 het volgende bericht:
“Geachte crediteur,
Op 31 maart 2009 heeft de Fa. van Buren Glas- en schildersbedrijf de laatste werken opgeleverd. Tot op het laatste moment leek het er op dat alle crediteuren volledig betaald zouden kunnen worden. Helaas blijkt nu dat er niet voldoende middelen beschikbaar zijn om dat als zodanig uit te gaan voeren. De laatste inschatting is dat maximaal 40% van alle vorderingen betaald zullen kunnen gaan worden als alle debiteuren zijn uitgewonnen.
Het trajekt van uitwinning van debiteuren zal enige tijd in beslag nemen, en zal alleen uitgevoerd kunnen worden indien alle crediteuren met het voornoemde schikkingsvoorstel instemmen.
Wij verzoek u in te stemmen met dit schikkingsvoorstel middels het rechtsgeldig voor akkoord ondertekenen van deze brief (…).``
2.10. Hilbra is op dit aanbod niet ingegaan.
2.11. De opdrachtgever heeft de overeengekomen aanneemsom voor het werk waarop Hilbra was ingezet aan VBGS betaald.
3. De vordering
3.1. Hilbra vordert, kort en zakelijk weergegeven, het volgende van [gedaagde sub 1] en Van Buren Onderhoudsdiensten B.V.:
a. schadevergoeding van € 3.905,25,
b. executiekosten van € 446,43,
c. buitengerechtelijke incassokosten van € 250,00,
d. wettelijke rente,
een en ander voor zover dit een bedrag van € 5.000,00 niet te boven gaat en
e. proceskosten.
3.2. Aan deze vorderingen legt Hilbra het volgende ten grondslag. Primair stelt zij dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, onrechtmatige daad of op grond van de redelijkheid en billijkheid. Feitelijk gaat het erom dat [gedaagde sub 1] wist dat VBGS niet kon nakomen. Daarnaast beroept Hilbra zich erop dat er sprake is van frustratie van het verhaal van haar vorderingen en dat [gedaagde sub 1] heeft bewerkstelligd dat VGBS zich niet heeft gehouden aan de door haar zelf gestelde voorwaarde dat de voormelde 40% pas wordt uitbetaald als alle schuldeisers akkoord zijn. Subsidiair beroept zij zich op vereenzelviging van [gedaagde sub 1] met VBO.
4. Het verweer
[gedaagde sub 1] en Van Buren Onderhoudsdiensten B.V. concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Hilbra, met diens veroordeling in de kosten van de procedure.
5. De beoordeling
5.1. Partijen voeren over en weer de nodige stellingen aan, deels aan de hand van producties. Hun argumenten worden hier beoordeeld, voor zover zij relevant blijken voor de beslissing.
Bestuurdersaansprakelijkheid
5.2. Hilbra beroept zich op de zogenaamde Beklamelnorm (HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286 en onder andere herhaald in HR 17 juni 2005, JOR 2005,234). Deze norm houdt het volgende in. Indien de statutair bestuurder bij het aangaan van de overeenkomst weet of redelijkerwijs behoort te begrijpen dat de besloten vennootschap niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal biedt voor de schade ten gevolge hiervan, kan hij onder omstandigheden persoonlijk aansprakelijk zijn jegens de schuldeiser van de besloten vennootschap.
5.3. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten wijst Hilbra op het volgende. [gedaagde sub 1] heeft als bestuurder van VGBS argumenten verzonnen om Hilbra niet te betalen. Deze argumenten zijn door middel van een door Hilbra opgestelde expertiserapport weerlegd. VGBS heeft geen verweer gevoerd in de procedure bij de kantonrechter Dordrecht. In april 2009 wordt VBO opgericht terwijl in voormelde brief van 23 april 2009 aan de crediteuren een betalingsregeling wordt voorgesteld. De onderneming van VGBS is feitelijk geheel en al ondergebracht in VBO. De deurwaarder trof geen vermogensbestanddelen van VGBS meer aan om beslag op te leggen. Andere schuldeisers zijn wel betaald (40% van hun vordering) terwijl in de brief van 23 april 2009 is gezegd dat alle schuldeisers akkoord moesten gaan. Hilbra heeft te kennen gegeven niet akkoord te gaan. [gedaagde sub 1] heeft het eerder overeengekomen werk door Hilbra laten uitvoeren terwijl hij in januari of februari 2009 al moet hebben geweten dat het niet betaald zou kunnen worden, gelet op de brief van 23 april 2009. [gedaagde sub 1] beroept zich niet op een plotseling opgekomen omstandigheid die deze logische veronderstelling kan ontkrachten. Op 9 april 2009 wordt bovendien VBO opgericht terwijl op die datum ook de brief door VGBS wordt gezonden met onzinklachten over de door Hilbra geleverde prestatie.
5.4. [gedaagde sub 1] wijst, eveneens tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op het volgende. In februari 2009 is door de drie aandeelhouders besloten de activiteiten van VGBS te beëindigen wegens een teruglopende orderportefeuille. Hieraan is uitvoering gegeven: personeel is ontslagen, aan opdrachtgevers zijn de verleende opdrachten teruggegeven, crediteuren zijn aangeschreven en debiteuren geïncasseerd. [gedaagde sub 1] bleek echter geen nieuw werk in loondienst te kunnen vinden zodat VBO is opgericht zodat hij langs deze weg weer inkomsten kon genereren. Er waren wel degelijk terechte klachten over het door Hilbra geleverde werk. Pas eind april 2009 bleek aan VGBS en [gedaagde sub 1] dat niet alle schuldeisers betaald konden worden. [gedaagde sub 1] heeft een nieuwe start gemaakt met VBO en heeft uiteraard gebruik gemaakt van zijn relaties, waaronder inderdaad klanten van VGBS. VBO houdt zich, anders dan VGBS, niet bezig met glaswerk. In februari 2009 is een andere factuur van Hilbra, die niets met het onderhavige werk te maken heeft, door VGBS nog voldaan.
5.5. De kantonrechter overweegt het volgende. Gelet op de door [gedaagde sub 1] in het geding gebrachte notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders is duidelijk dat VGBS in 2007 en 2008 verlies heeft geleden. De interne cijfers 2009 lieten geen ander beeld zien. Begin maart 2009 volgt een besluit tot liquidatie. Anders dan [gedaagde sub 1] stelt ziet de Beklamelnorm niet uitsluitend op het moment van wilsovereenstemming. Zie HR 8 december 2006 (JOR 2007, 38). Toegesneden op deze zaak geldt dat [gedaagde sub 1], voordat Hilbra aan de slag toog, zich er rekenschap van had moeten geven of VGBS wel aan haar betalingsverplichting jegens Hilbra zou kunnen voldoen. Een andere opvatting zou de Beklamelnorm onaanvaardbaar uithollen in de (veel voorkomende) gevallen van opdracht met uitgestelde levering en duurovereenkomsten.
5.6. Aldus geldt dat van [gedaagde sub 1] als redelijk optredend statutair bestuurder mocht worden verwacht, zeker tegen de achtergrond van de rode cijfers van VGBS, dat hij zich in december 2008 had afgevraagd of VGBS Hilbra nog wel zou kunnen betalen. Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde sub 1] dit heeft gedaan. [gedaagde sub 1] heeft hierover ter comparitie medegedeeld dat hij, achteraf gezien, de opdrachtgever van VGBS niet in de steek kon laten, maar feitelijk heeft hij dus het (ingetreden) risico genomen dat dit ten koste is gegaan van Hilbra. De bedoeling van de normen die aan bestuurdersaansprakelijkheid ten grondslag liggen is nu juist dat statutaire bestuurders zich ervan bewust worden dat dit soort situaties zo veel als redelijkerwijs mogelijk is moeten worden voorkomen en dat zij het bedrijf van de vennootschap voeren aan de hand van begrotingen, liquiditeitsprognoses
en -reserveringen. Daarbij komt dat de kantonrechter zich niet kan voorstellen dat gedurende de maanden januari en februari 2009, toen Hilbra het overeengekomen werk uitvoerde, gaandeweg niet steeds duidelijker werd dat er serieuze betalingsproblemen waren of dat deze binnen zeer afzienbare tijd actueel zouden worden. Van [gedaagde sub 1] had mogen worden verwacht dat hij Hilbra hiervan in kennis had gesteld zodat zij zich zou hebben kunnen beraden.
5.7. Door [gedaagde sub 1] wordt aangevoerd dat hij pas einde april 2009 doorkreeg dat niet alle schuldeisers zouden kunnen worden betaald. Dit verweer kan hem niet baten omdat uit de notulen blijkt dat er al jarenlang sprake is van een negatief eigen vermogen. Hoe dan kan worden gesteld dat de vennootschap toch aan al haar verplichtingen kan voldoen is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Uit de brief van 23 april 2009 blijkt overigens dat slechts 40% van de schuldenlast kan worden betaald. Dit percentage is zodanig laag dat [gedaagde sub 1] al veel eerder moet hebben geweten dat niet alle schuldeisers betaald zouden kunnen worden. Gelet op de voorzienbaarheid van het niet kunnen betalen door VGBS van de factuur van Hilbra wordt, voorzover nodig, geoordeeld dat [gedaagde sub 1] hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
5.8. VGBS heeft geen verweer gevoerd bij de kantonrechter te Dordrecht. Er dient derhalve van te worden uitgegaan dat geen sprake was van inhoudelijke klachten over de door Hilbra geleverde prestatie.
5.9. Een en ander betekent dat de kantonrechter van oordeel is dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. De door Hilbra bij wijze van schadevergoeding gevorderde bedragen worden overigens niet betwist zodat de kantonrechter deze zal toewijzen. Terecht voert VBO aan dat de vordering op de primaire grondslag zich niet richt tegen haar, zodat de kantonrechter Hilbra niet ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen tegen VBO. De subsidiaire grondslagen van de vorderingen behoeven geen beoordeling.
5.10. Als in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde sub 1] in de kosten van de procedure te worden veroordeeld. De kosten van de procedure tussen Hilbra en VBO dienen voor eigen rekening te worden gehouden.
5.De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan Hilbra te betalen de volgende bedragen:
- € 3.905,25 wegens schadevergoeding,
- € 446,43 wegens executiekosten,
- € 250,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan Hilbra te betalen de wettelijke rente over voormelde eerste twee posten vanaf respectievelijk 6 augustus 2009 en 7 april 2010, met dien verstande dat de som van voormelde posten en de wettelijke rente berekend tot 23 juli 2010 niet een bedrag van € 5.000,00 te boven mag gaan, en voor het overige de wettelijke rente vanaf 23 juli 2010 over voormelde posten tot aan de dag van algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Hilbra begroot op € 281,89 aan verschotten en op € 400,-- aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
verklaart Hilbra in haar vorderingen tegen VBO niet-ontvankelijk,
compenseert de proceskosten tussen Hilbra en VBO zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.