ECLI:NL:RBROT:2011:BQ9267
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- P.H. Veling
- L.A.C. van Nifterick
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2011 een wrakingsverzoek afgewezen. Verzoekster had op 1 juni 2011 een verzoek ingediend tot wraking van de kantonrechter, naar aanleiding van een eerdere beslissing in een civiele procedure. Verzoekster beschuldigde de kantonrechter van partijdigheid en onprofessioneel gedrag, waarbij zij stelde dat de kantonrechter haar om seks had verzocht. De kantonrechter heeft deze beschuldigingen ten stelligste ontkend en verklaard dat hij verzoekster nooit heeft gesproken of gezien. Tijdens de zitting op 17 juni 2011 was verzoekster niet aanwezig, maar had zij wel schriftelijk haar standpunt toegelicht. De wrakingskamer heeft het griffiedossier en de ingediende stukken bestudeerd en geconcludeerd dat de feiten die door verzoekster zijn aangevoerd geen grondslag hebben. De rechtbank oordeelde dat de kantonrechter op basis van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoekster niet in staat was om haar beschuldigingen aannemelijk te maken, werd het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is ondertekend door de griffier.