ECLI:NL:RBROT:2011:BR3561
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- L.A.C. van Nifterick
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om verschoning van de rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot verschoning van de rechter. De rechter heeft op 22 juni 2011 een schriftelijk verzoek ingediend om zich te mogen verschonen van de verdere behandeling van de zaak, omdat zij een persoonlijke relatie had met de directeur van de gedaagde partij. Tijdens de zitting op 18 juli 2011 is niemand verschenen om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft de omstandigheden van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de rechter, gezien de persoonlijke relatie, objectief gerechtvaardigde vrees had dat haar onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, maar dat uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. In dit geval was de omstandigheid dat de rechter zelf om verschoning verzocht, een zwaarwegende aanwijzing voor de rechtbank om het verzoek toe te wijzen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor verschoningszaken, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig.