vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Zaaknummer / rolnummer: 352405 / HA ZA 10-1233
Vonnis van 14 september 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Bleiswijk,
eiseres,
advocaat mr. H.W. Verberkmoes,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.L. Verweel.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 januari 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 29 maart 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. Dit vonnis wordt niet gewezen door de rechter die de comparitie van partijen heeft geleid maar wegens haar afwezigheid door een andere rechter.
2. De feiten
2.1. In opdracht en voor rekening van Procaro Caravans B.V. (verder: Procaro) heeft [eiseres] uitzendkrachten ter beschikking gesteld. De ongedateerde opdrachtbevestiging ("start timmerlieden: 23-03-2009") is namens Procaro ondertekend voor akkoord (handtekening onleesbaar). [X] heeft deze namens Procaro ondertekend. [eiseres] heeft in de periode 23 maart 2009 tot en met mei 2009 een zevental facturen verzonden aan Procaro. Deze zijn niet betaald. De facturen zijn nooit betwist. Het totaalbedrag beloopt € 71.087,51.
2.2. Na intrekking van de voorlopig verleende surséance van betaling, uitgesproken op 26 mei 2009, heeft de rechtbank Rotterdam op 29 mei 2009 Procaro in staat van faillissement verklaard.
2.3. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is [gedaagde] vanaf 18 november 2002 enig aandeelhouder en enig statutair bestuurder van Procaro.
2.4. Blijkens een notariële akte d.d. 26 januari 2009 heeft [gedaagde] aan [X] verkocht en in eigendom overgedragen 91 van de 180 geplaatste aandelen in het maatschappelijk kapitaal van Procaro. Dit is per dezelfde datum verwerkt in het aandeelhoudersregister van Procaro. De koopprijs wordt gevormd door de overname door [X] van de schuld van [gedaagde] aan Procaro ten bedrage van € 35.000,00.
2.5. Blijkens de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van Procaro d.d. 26 januari 2009 is met algemene stemmen het volgende besloten:
"Punt 1: Mevrouw [gedaagde] te ontslaan als directeur van de vennootschap.
Punt 2: Mevrouw [gedaagde] décharge te verlenen voor het door haar gevoerde beleid.
Punt 3: De heer E.H.M. Blanker te benoemen tot directeur van de vennootschap."
2.6. In het handelsregister is deze wijziging niet verwerkt.
3. De vordering
De vordering strekt ertoe dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 71.087,51, te vermeerderen met rente en kosten.
4. Het verweer
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
5. De beoordeling
5.1. [eiseres] stelt dat [gedaagde] als statutair bestuurder van Procaro namens haar verplichtingen jegens [eiseres] is aangegaan terwijl zij wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat Procaro deze verplichting niet zal kunnen nakomen en geen verhaal zal bieden voor de ten gevolge van deze wanprestatie geleden schade, bestaande uit de onbetaald gebleven facturen. [gedaagde] is persoonlijk aansprakelijk nu haar persoonlijk een verwijt treft omdat de tekortkoming in de nakoming door Procaro ten tijde van het aangaan van de verplichting voorzienbaar was.
5.2. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten voert [eiseres], kort en zakelijk weergegeven, het volgende aan:
- het korte tijdsverloop tussen de verlening van de opdracht en de datum van faillietverklaring,
- [X] heeft de opdrachtbevestiging namens Procaro ondertekend en daarna is er uitvoering aan de afspraken gegeven ten behoeve van de bedrijfsvoering van Procaro,
- niet relevant is dat [eiseres] niet het handelsregister had geraadpleegd, temeer nu [gedaagde] [X] heeft toegestaan de opdracht aan te gaan, wetende dat zij in het handelsregister nog als bestuurder stond vermeld,
- [eiseres] erkent de haar later gebleken rechtsgeldigheid van de aandelenoverdracht en het besluit tot ontslag van [gedaagde] als bestuurder maar voor hem als derde was dit bij het aangaan van de opdracht niet belangrijk omdat hij ervan uitging dat [X] gerechtigd was de opdracht aan te gaan,
- in mei 2009 heeft [gedaagde] de onderneming van Procaro aan [eiseres] te koop aangeboden,
- [gedaagde] heeft als bestuurder de aanvraag voor de surséance van Procaro gedaan,
- haar schade is gelijk aan het factuurbedrag en uit de boedel wordt geen uitkering verwacht.
5.3. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten voert [gedaagde], kort en zakelijk weergegeven, het volgende aan:
- [X] is vanaf 26 januari 2009 het bedrijf van Procaro feitelijk gaan leiden en zij had sindsdien enkel betrokkenheid bij de verkoop, administratie, boekhouding en bouwtekeningen,
- van de notaris vernam [gedaagde] dat de inschrijving in het handelsregister niet kon worden geëffectueerd omdat [X] niet in het bevolkingsregister stond ingeschreven,
- [X] zei desgevraagd dat dit een misverstand was en dat hij het zou gaan regelen maar dat is dus niet gebeurd. Zij wist dat zij nog altijd als bestuurder in het handelsregister stond ingeschreven,
- omdat zij enkel nog als werknemer tegen een salaris werkzaamheden verrichtte voor Procaro wist zij niets van de "ins and outs" van de afspraken met [eiseres],
- zij wist uit de boekhouding dat er rond januari 2009 een liquiditeitsprobleem was bij Procaro als gevolg van een groot project waarbij Procaro veel moest voorfinancieren, maar zij ging er vanuit dat de opbrengsten hieruit dit zouden goedmaken,
- [X] is op het moment van de faillissementsaanvraag vertrokken en na onderzoek daarna bleek dat [X] Procaro met hoge schulden had opgescheept. Achteraf is gebleken dat [X] meerdere, met name vrouwelijke, slachtoffers heeft gemaakt,
- het komt voor rekening van [eiseres] dat hij niet het handelsregister heeft geraadpleegd,
- de aanvraag van de surséance is te zien als zaakwaarneming,
5.4. De rechtbank overweegt het volgende. In de jurisprudentie (onder andere HR 10 maart 1989, NJ 1989, 473 en Hof Den Haag, 12 juni 2008, LJN:BD7105) is uitgemaakt dat de wederpartij mag afgaan op de inschrijving in het handelsregister, ook als raadpleging van het register naderhand plaatsvond. De strekking hiervan is de bescherming van het handelsverkeer. Dit betekent dat [gedaagde] aan [eiseres] niet mag tegenwerpen dat niet zij maar [X] de statutaire bestuurder van Procaro was. De omstandigheid dat [gedaagde] zelf geen contact had met [eiseres] ten tijde van het aangaan van de opdracht en de uitvoering daarvan doet daar niet aan af. Het is immers niet ongebruikelijk dat niet alleen de statutaire bestuurder maar ook andere medewerkers overeenkomsten namens de vennootschap aangaan. Overige omstandigheden waaruit [eiseres] had moeten afleiden dat de inschrijving in het handelsregister niet strookte met de feitelijke situatie of die hem anderszins moesten alarmeren zijn gesteld noch gebleken. Dit betekent dat de rechtbank de ingestelde vorderingen dient te beoordelen als ware [gedaagde] statutair bestuurder van Procaro.
5.5. Bovendien was [gedaagde] niet afhankelijk van [X] wat betreft haar eigen inschrijving. Op grond van artikel 18 lid 1 van de Handelsregisterwet 2007 kon zij zich immers zelf per 26 januari 2009 als statutair bestuurder laten uitschrijven.
5.6. De rechtbank overweegt voorts dat [gedaagde] wist van de problematische liquiditeitssituatie, gelet op haar eigen erkenning. Zij heeft [X] de algemene leiding over Procaro toevertrouwd en is zelf als medewerker werkzaamheden gaan verrichten, zonder toezicht uit te oefenen. Er is inderdaad, zoals [eiseres] stelt, sprake van een relatief kort tijdsverloop tussen het verlenen van de opdracht en de faillietverklaring terwijl gesteld noch gebleken is dat uit de boedel enige betaling zal volgen. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust de bewijslast van de gestelde persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde] op [eiseres]. [gedaagde] gaat onvoldoende gedetailleerd in op de gebeurtenissen in de periode tussen opdrachtverlening aan [eiseres] en faillietverklaring, de verwachte winstmarge betreffende de opdracht waarvoor [eiseres] werd ingeschakeld alsmede overige omstandigheden betreffende haar wetenschap of [eiseres] al dan niet betaald zou kunnen worden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het voorshands aannemelijk is dat [gedaagde] als statutair bestuurder van Procaro heeft toegestaan dat Procaro verplichtingen jegens [eiseres] aanging terwijl zij wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat Procaro deze verplichtingen niet kon nakomen en geen verhaal zou bieden, waardoor haar een persoonlijk verwijt treft. De rechtbank zal [gedaagde] toelaten tot het tegenbewijs van dit vermoeden.
6. De beslissing
De rechtbank
laat [gedaagde] toe tot het tegenbewijs van de onder 5.6. door de rechtbank als voorshands aannemelijk geachte stellingen,
bepaalt dat [gedaagde], indien zij getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op vrijdagen in de maanden december 2011 tot en met april 2012 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat [gedaagde], indien zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de roladministratie van de sector civiel - en aan de wederpartij moet opgeven,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. A.J.J. van Rijen in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100 - 125,
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2011.
1354/1876