ECLI:NL:RBROT:2011:BU3353
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.F.L.M. van der Grinten
- L.A.C. van Nifterick
- H. van Lokven-van der Meer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de kantonrechter in een civiele procedure. Verzoekster, die geen procespartij was in de onderliggende zaak, heeft een verzoek tot wraking ingediend, maar de rechtbank heeft haar niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster niet tot de personen behoort die de kantonrechter kan wraken volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker, die twijfels uitsprak over de onpartijdigheid van de kantonrechter, beoordeeld. Verzoeker stelde dat de kantonrechter disproportioneel veel tijd gaf aan de gemachtigde van eiseres en dat hij onvoldoende gelegenheid kreeg om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank oordeelde echter dat de kantonrechter zich had gehouden aan de relevante feiten van de zaak en dat de indruk van verzoeker dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen, onvoldoende grond vormde voor de conclusie dat de kantonrechter partijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd derhalve afgewezen.