ECLI:NL:RBROT:2011:BU3353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
388544 / HA RK 11-242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de kantonrechter in een civiele procedure. Verzoekster, die geen procespartij was in de onderliggende zaak, heeft een verzoek tot wraking ingediend, maar de rechtbank heeft haar niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoekster niet tot de personen behoort die de kantonrechter kan wraken volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker, die twijfels uitsprak over de onpartijdigheid van de kantonrechter, beoordeeld. Verzoeker stelde dat de kantonrechter disproportioneel veel tijd gaf aan de gemachtigde van eiseres en dat hij onvoldoende gelegenheid kreeg om zijn standpunt naar voren te brengen. De rechtbank oordeelde echter dat de kantonrechter zich had gehouden aan de relevante feiten van de zaak en dat de indruk van verzoeker dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen, onvoldoende grond vormde voor de conclusie dat de kantonrechter partijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd derhalve afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 4 november 2011
Zaaknummer: 388544
Rekestnummer: HA RK 11-242
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker] en [naam verzoekster],
beide wonende te [woonplaats],
verzoekers,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de kantonrechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 10 oktober 2011 is ten overstaan van de kantonrechter een comparitie van partijen gehouden in de civielrechtelijke procedure van de Stichting [naam] als eiseres tegen [naam verzoeker] (hierna: verzoeker) als gedaagde, welke procedure als kenmerk heeft 1263610 \ CV EXPL 11-44173.
Bij brief van 12 oktober 2011 hebben verzoekers de kantonrechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hierboven omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de genoemde zitting.
Verzoekers, de kantonrechter, alsmede mr. S.E. Boellaard-Roeters van Lennep, de gemachtigde van eiseres, zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De kantonrechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 21 oktober 2011, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoekers. Zij hebben aan de hand van een pleitnota hun standpunt nader toegelicht.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
Nu verzoekster [naam verzoekster] geen procespartij is in de civielrechtelijke procedure tussen Stichting [naam] als eiseres en verzoeker als gedaagde, behoort zij niet tot de personen die ingevolge hetgeen is bepaald in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de kantonrechter kan wraken.
Verzoekster [naam verzoekster] is derhalve niet-ontvankelijk in het verzoek, voor zover dat door haar is ingediend.
3. Het verzoek en het verweer daartegen
3.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
3.1.1
Verzoeker twijfelt ernstig aan de onpartijdigheid van de kantonrechter en stelt dat zij de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen, omdat zij ter zitting van 10 oktober 2011 de gemachtigde van eiseres disproportioneel veel tijd gaf haar standpunt - mede aan de hand van vier pagina's tellende, eerst ter zitting overgelegde aantekeningen - uiteen te zetten, haar toestond nieuwe aantijgingen jegens verzoeker te doen en de gemachtigde daarbij nimmer heeft gevraagd een en ander door middel van bewijs aan te tonen. Slechts op een enkel punt heeft de kantonrechter de gemachtigde van eiseres vragen gesteld, waarna bleek dat de betreffende stelling van eiseres onjuist was.
3.1.2
Het merendeel van de aantijgingen van eiseres jegens verzoeker zijn onjuist, hetgeen blijkt uit zijn conclusie van antwoord en zijn aanvullende bewijsstukken van 29 september 2011 en 5 oktober 2011, al welke stukken uitvoerig zijn onderbouwd en gedocumenteerd. De kantonrechter heeft verzoeker niet of nauwelijks toegestaan de ter zitting van de zijde van eiseres nieuw geformuleerde aantijgingen te weerspreken. Zodra hij dat op een gegeven moment wel wilde doen, werd hem dat door de kantonrechter verhinderd.
3.1.3
Verzoeker heeft de stellige indruk dat de kantonrechter ter zitting van 10 oktober 2011 de inhoud van het dossier niet kende. In ieder geval heeft zij de van de zijde van verzoeker ingebrachte processtukken niet of nauwelijks gelezen, ter zitting niet doorgenomen, niet opengeslagen, dan wel de gemachtigde van eiseres en/of verzoeker er vragen over gesteld.
De antwoorden op alle vragen, die de kantonrechter ter zitting nog wel aan verzoeker heeft gesteld, zijn volledig en volstrekt helder in de conclusie van antwoord en de aanvullende stukken van de zijde van verzoeker te vinden.
3.1.4
De kantonrechter heeft ter zitting meegedeeld dat zij geneigd was de vordering van eiseres toe te wijzen, daarmee de door verzoeker geponeerde stellingen en verweren, alsmede alle door hem aangeleverde bewijsmiddelen negerende.
3.2
De kantonrechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
4. De beoordeling
4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de kantonrechter - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
4.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
4.4
De rechtbank onderkent dat bij verzoeker de indruk is ontstaan dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om te zeggen wat hij wilde zeggen en te reageren op wat de wederpartij naar voren bracht. Dit gevoelen vormt echter op zich onvoldoende grond om te concluderen tot (een objectief gerechtvaardigde vrees voor) partijdigheid van de kantonrechter. De kantonrechter kon zich beperken tot de feiten, welke relevant waren voor het geschil zoals dat aan de kantonrechter was voorgelegd (de vordering tot het verwijderen van camera's, welke zonder toestemming van de verhuurder aan het gehuurde waren aangebracht) en het is dan ook niet onbegrijpelijk dat de rechter discussies, welke zich buiten dat kader begaven, heeft beperkt. Verzoeker had bovendien zeer uitgebreid geconcludeerd en daarbij de gebeurtenissen zoals die volgens verzoeker hadden plaatsgevonden minutieus weergegeven. Zijn standpunt was in zoverre zeer duidelijk en liet weinig te vragen over.
4.5
Op zichzelf is niet onbegrijpelijk dat de kantonrechter - na het indienen door verzoeker van diens zeer uitgebreide conclusie van antwoord en tot tweemaal toe daarna van aanvullende schriftelijke stukken - in eerste instantie zich ter zitting heeft gericht op de gemachtigde van eiseres, teneinde een reactie van eiseres te krijgen op die nieuwe processtukken en de daarin geponeerde stellingen van verzoeker. Dat de gemachtigde van eiseres daarbij het woord heeft gevoerd overeenkomstig schriftelijke pleitaantekeningen is in de rechtspraak niet ongewoon. De omstandigheid dat de kantonrechter ten aanzien van betwiste onderdelen van die stellingen niet nader heeft gevraagd naar bewijs daarvan, duidt op zichzelf niet op vooringenomenheid. De kantonrechter is niet gehouden bij gelegenheid van een comparitie van partijen elk onderdeel van het dossier aan de orde te stellen en partijen daarover te ondervragen.
4.6
Het feit dat de kantonrechter ter zitting heeft geïndiceerd dat een mogelijke afloop van de procedure zou kunnen zijn dat de camera's verwijderd moeten worden en derhalve de vordering van eiseres zou moeten worden toegewezen, duidt er evenmin op dat de kantonrechter vooringenomen was. Het behoort immers tot de normale taak van de rechter om tijdens een comparitie van partijen de zaak met partijen te bespreken, daaronder begrepen het geven van indicaties over de wijze waarop de zaak zou moeten worden beslist, zonder daarbij op een definitieve beslissing vooruit te lopen. Dat dat voorlopig uitgesproken oordeel mogelijk fout is, zoals verzoeker stelt, duidt op zichzelf niet op vooringenomenheid.
4.7
De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
5. De beslissing
verklaart verzoekster [naam verzoekster] niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking, voor zover dat door haar is ingediend.
wijst af het verzoek tot wraking van kantonrechter [naam kantonrechter].
Deze beslissing is gegeven op 4 november 2011 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de oudste uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van Faaij, griffier.
De voorzitter is afwezig, om welke reden deze beslissing door de oudste rechter met de griffier is ondertekend.