vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 379933 / HA ZA 11-1329
Vonnis van 18 januari 2012
[eiser]
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. L.T.G. van Engelen,
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VLAARDINGEN,
zetelende te Vlaardingen,
2. de stichting
STICHTING KREDIETBANK NEDERLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagden,
advocaat mr. H.D.L.M. Schruer.
Partijen zullen hierna [eiser], de gemeente en de bank genoemd worden, tenzij anders is vermeld.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen [eiser] en [persoon 1] enerzijds en de bank anderzijds is een “Schuldregelingsovereenkomst” tot stand gekomen op 20 november 2008 (verder: de Overeenkomst). Krachtens deze Overeenkomst neemt de bank op zich om op basis van de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK (verder: de Gedragscode) zich in te spannen om met alle schuldeisers van [eiser] en [persoon 1] tot een regeling te komen.
2.2. De bank voert in opdracht van de gemeente werkzaamheden voor haar ingezetenen ten aanzien van schuldbemiddeling uit. [eiser] was destijds inwoner van de gemeente. De gemeente heeft [eiser] en [persoon 1] toegelaten tot haar schuldhulpvoorzieningen. In de tussen de bank als opdrachtnemer en de gemeente als opdrachtgever geldende Dienstverleningsovereenkomst d.d. 1 mei 2008 is in de considerans vermeld dat “de gemeente de verantwoording op zich heeft genomen te zorgen voor een adequate schuldhulpverlening voor haar inwoners” en “de gemeente de uitvoering van de financiële dienstverlening geheel of gedeeltelijk door de Stadsbank wenst te laten verzorgen”.
2.3. De volgende bedingen in de Overeenkomst zijn van belang voor deze procedure:
“Artikel 1 lid 3: De bank is niet aansprakelijk voor eventuele schade die de schuldenaar lijdt door beëindiging van de overeenkomst.
Artikel 3 lid 1: De bank zal op basis van de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK, en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen, een schuldregeling tussen de schuldeisers en de schuldenaar tot stand proberen te brengen, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de bank kan worden verlangd.
Artikel 3 lid 2: De bank zal de schuldenaar informeren over de voortgang van de in lid 1 van dit artikel bedoelde schuldregeling. Deze informatie zal in ieder geval tenminste na een periode van 4 maanden, gerekend vanaf de datum van ondertekening van dit contract, worden verstrekt.
Artikel 7: De bank is gerechtigd dit contract te beëindigen indien:
a) (…)
b) de schuldenaar zijn/haar verplichtingen uit dit contract, dan wel aanvullingen daarop, niet of niet behoorlijk nakomt;
c) tot en met j): (…).
Artikel 8 lid 1: Indien dit contract wordt beëindigd worden de gereserveerde gelden gebruikt ter gedeeltelijke voldoening van de vorderingen van de schuldeisers. (…).
Artikel 8 lid 2: Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien de schuldenaar binnen 4 maanden een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling bij de rechtbank heeft ingediend.”
2.4. Artikel 6.4 van de Gedragscode luidt als volgt:
“Een voorstel van de schuldregelende instelling namens de schuldenaar moet door alle schuldeisers worden geaccepteerd. Accepteert een schuldeiser het voorstel niet, dan moet de schuldregelingsovereenkomst worden beëindigd wegens onvoldoende medewerking van de schuldeiser.
Zoals in artikel 3.3. van de Gedragscode is bepaald worden de verplichtingen van de schuldenaar nader vastgelegd in een overeenkomst tot schuldregeling. Indien de schuldenaar zijn daaruit voorvloeiende verplichtingen niet of niet voldoende nakomt, dan wordt de schuldregelingsovereenkomst door de schuldregelende instelling beëindigd.
Van de beëindiging wegens onvoldoende medewerking van een schuldeiser of het niet of onvoldoende nakomen van de voorwaarden van de schuldregelingsovereenkomst door de schuldenaar, worden alle betrokkenen direct in kennis gesteld. Het begrip “betrokkenen” moet hier ruim worden geïnterpreteerd, want het gaat niet om alleen om de schuldenaar en zijn schuldeisers. Indien de schuldenaar door een andere instelling is verwezen naar de schuldregelende instelling, dan wordt ook eerstgenoemde instelling in kennis gesteld van de beslissing. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om de gemeentelijke sociale dienst, die bij de bijstandsverlening een schuldregeling als voorwaarde aan de toekenning van een bijstandsuitkering heeft verbonden.
De door de schuldregelende instelling gereserveerde bedragen worden in beginsel overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 7.4 over de schuldeisers verdeeld. De gereserveerde gelden worden door de schuldregelende instellingen echter 4 maanden in depot gehouden als er een redelijke verwachting bestaat dat de schuldenaar een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) zal gaan doen.”
2.5. De bank zowel als de gemeente is lid van de NVVK en dus gebonden aan de Gedragscode.
2.6. [eiser] heeft tijdens een bespreking op het kantoor van de gemeente op 26 januari 2009 met een dossier gegooid. Dit heeft de gemeente aangemerkt als agressie en vormt de reden voor haar opdracht aan de bank tot beëindiging. De gemeente heeft aan de bank tevens opdracht gegeven de gereserveerde gelden uit te betalen aan de schuldeisers.
2.7. Bij brief van 26 januari 2009 bericht de bank het volgende aan [eiser]:
“Hierbij delen wij u mee dat wij uw beheer hebben beëindigd.
Eventuele nota’s en/of later ontvangen bedragen worden naar u toegezonden.”
2.8. Bij separate brief van dezelfde datum bericht de bank voorts het volgende aan [eiser]:
“Onlangs is de behandeling voor het regelen van uw schulden bij ons beëindigd. Hieraan gekoppeld liepen uw inkomsten via onze organisatie om te kunnen reserveren voor uw schulden.
Deze reservering wordt nu ook stopgezet. Een eventueel gereserveerd bedrag wordt gedurende maximaal 3 maanden bewaard in afwachting van de aanvang van een wettelijk traject (Wet schuldsanering Natuurlijke Personen), als u dit aangevraagd heeft. U dient ons te informeren wie uw bewindvoerder wordt.
Indien u dit niet aangevraagd heeft en/of uw schuldenregeling niet tijdens de opstartfase beëindigd is, dan wordt de reservering voor de schulden evenredig verdeeld over de bij ons bekende schuldeisers. Dit gebeurt ook als een wettelijk traject niet toegekend wordt.
Aan uw inkomstenbronnen is doorgegeven, dat u zelf deze weer op uw betaalrekening in ontvangst mag nemen. Indien wij nog bedragen van u ontvangen, maken wij deze zo spoedig mogelijk aan u over.
Wij gaan ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
2.9. De bank heeft zonder overleg met [eiser] het door haar gereserveerde bedrag (€ 9.086,05) op of kort na 26 januari 2009 uitgekeerd aan zijn schuldeisers (totaal passief € 29.911,73), na verrekening van enige kosten (€ 750,22). [eiser] heeft geen verzoek ingediend op grond van de WSNP.
2.10. Bij e-mail d.d. 27 januari 2009 van [perso[persoon 2], een hulpverlener van [eiser], wordt onder andere het volgende aan de gemeente bericht:
“Ik heb het voorval met de cliënt besproken, het valt niet goed te keuren. Het is hem duidelijk dat de schuldsanerings traject stop is gezet doch hij wil graag zijn gespaarde bedrag uitbetaald krijgen zodat hij het zelf kan regelen.”
2.11. Op 30 juli 2005 is [eiser] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden als taxichauffeur door een onbekend gebleven passagier mishandeld met een hakbijl. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft aan hem een uitkering gedaan, dat deels onderdeel uitmaakt van het door de bank gereserveerde bedrag. Sinds deze mishandeling ondervindt [eiser] psychische problemen, gebruikt hij medicatie en is hij behandeld door het Riagg.
3. De vordering
[eiser] vordert dat de rechtbank gedaagden, hoofdelijk, zal veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 21.575,90, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
4. Het verweer
Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met diens veroordeling in de kosten van de procedure.
5. De beoordeling
5.1. Kort en zakelijk weergegeven neemt [eiser], tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het volgende standpunt in.
5.2. Ten aanzien van de gemeente:
A. de opdracht van de gemeente aan de bank om de Overeenkomst te beëindigen en de gereserveerde gelden door te betalen aan de schuldeisers is onrechtmatig jegens [eiser]. Hij is hier namelijk niet in gekend en evenmin heeft hij een machtiging verleend aan de gemeente om hem terzake te vertegenwoordigen. Gedurende de voormelde periode van drie maanden had [eiser] kunnen bezien of een minnelijke regeling met de schuldeisers mogelijk was of dat hij een aanvraag op grond van de WSNP zou indienen,
B. zijn door de gemeente als zodanig gekwalificeerde agressieve gedrag vormt geen reden een dergelijke opdracht aan de bank te geven, nu [eiser] hierdoor voorzienbaar onevenredig nadeel zou ondervinden,
C. getuige het aanvraagformulier schuldregeling wist de gemeente vanaf het begin dat [eiser] psychische problemen had,
D. [eiser] was niet op de hoogte van de rechtsverhouding tussen gemeente en bank en zulks gaat hem ook niet aan nu hij immers een Overeenkomst met de bank is aangegaan.
5.3. Ten aanzien van de bank:
a. de beëindiging is in strijd met de Overeenkomst. Geen van de in artikel 7 genoemde beëindiginggronden hebben zich voorgedaan,
b. er is geen sprake van agressief gedrag jegens de bank. Overigens was het gooien van het dossier niet gericht tegen de medewerker van de gemeente maar veeleer een uiting van frustratie,
c. de bank heeft voorts gehandeld in strijd met de Overeenkomst door op verzoek van de gemeente de gereserveerde gelden uit te betalen aan de schuldeisers zonder overleg met [eiser]. Met name is dit in strijd met artikel 8 lid 2 van de Overeenkomst alsmede met de brief van de bank zelf d.d. 26 januari 2009 waarin is vermeld dat de gereserveerde gelden nog drie maanden bewaard zouden blijven. Gedurende deze periode had [eiser] kunnen bezien of een minnelijke regeling met de schuldeisers mogelijk was of dat hij een aanvraag op grond van de WSNP zou indienen,
d. de gemeente had geen toestemming of volmacht van [eiser] om de bank te instrueren de schuldeisers te betalen, hetgeen het handelen van de bank jegens [eiser] eveneens kwalificeert als een toerekenbare tekortkoming.
5.4. Als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van de bank en de onrechtmatige daad van de gemeente ondervindt [eiser] schade die door hen dient te worden vergoed.
5.5. Kort en zakelijk weergegeven verweert de gemeente zich als volgt:
I. schuldhulpverlening is als gemeentelijke taak niet wettelijk verankerd. De gemeente heeft [eiser] onverplicht en om niet schuldhulp geboden. De gemeente is ook gerechtigd de schuldhulp te beëindigen,
II. zij heeft de uitvoering van de schuldhulpverlening aan de bank overgelaten. De gemeente is te zien als het front office (haar medewerkers ontvangen in het stadhuis de klanten) maar de werkzaamheden worden uitgevoerd door de bank (back office) die zelf geen klantcontacten heeft,
III. [eiser] heeft zich neergelegd bij de beëindiging van de schuldhulpverlening, zie voormelde e-mail van 27 januari 2009,
IV. op grond van artikel 7 lid b van de Overeenkomst was de bank gerechtigd om deze te beëindigen, nadat van de gemeente niet langer kon worden verwacht dat zij de vrijwillige schuldhulpverlening aan [eiser] zou voortzetten na het geweldsincident,
V. [eiser] heeft nooit aangegeven dat de minnelijke schuldregeling zou worden voortgezet. Het was bepaald niet te verwachten dat [eiser] zelf een regeling zou kunnen aanbieden aan zijn schuldeisers of dat hij een andere instantie zou vinden die dit voor hem zou kunnen regelen.
5.6. Kort en zakelijk weergegeven verweert de bank zich als volgt:
1. naar aanleiding van het agressieve gedrag van [eiser] heeft de gemeente beslist dat de schuldhulpverlening met onmiddellijke ingang zou worden beëindigd waarmee per direct een einde kwam aan de schuldregeling,
2. de bank is door de gemeente ingeschakeld op grond van de Dienstverleningsovereenkomst ingaande 1 mei 2008 zodat de bank zich naar haar instructies diende te richten en zij dus geen andere keuze had. Dit is met name van belang omdat de schuldhulpverlening werd betaald door de gemeente en niet door [eiser],
3. [eiser] heeft zich neergelegd bij de beëindiging van de schuldhulpverlening, zie voormelde e-mail van 27 januari 2009,
4. de bank doet een beroep op artikel 1 lid 3 van de Overeenkomst,
5. het stond de bank niet vrij om het saldo van de boedelrekening over te dragen aan [eiser] nu deze gelden exclusief zijn bestemd voor zijn schuldeisers. Overdracht zou enkel hebben kunnen plaatsvinden aan een te benoemen WSNP-bewindvoerder. [eiser] zou echter nooit tot de WSNP zijn toegelaten “gegeven de manier waarop hij zelf een voortijdig einde had gemaakt aan het minnelijk traject.” (pagina 5, conclusie van antwoord);
5.7. Gedaagden betwisten aldus dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming respectievelijk onrechtmatige daad. Voorts betwisten gedaagden dat [eiser] schade heeft geleden. Indien wel sprake is van schade dan betwisten gedaagden dat zij gehouden zijn deze te vergoeden.
5.8. De rechtbank overweegt het volgende. Gemeentelijke schuldhulpverlening is nog niet wettelijk geregeld. Gemeenten hebben zich de zorg hiervoor aangetrokken. De gemeenten laten op basis van eigen beleid inwoners toe tot de door hen aangeboden faciliteit voor schuldhulpverlening. De gemeente beslist over beëindiging van deze faciliteit.
5.9. De gemeente heeft de bank ingeschakeld om de werkzaamheden met betrekking tot schuldhulpverlening voor haar uit te voeren. Daartoe is de Dienstverleningsovereenkomst met de bank afgesloten. Uit de stukken blijkt dat, zoals de gemeente stelt, de bank het “back office” gedeelte doet en de gemeente zelf de “front office” werkzaamheden verricht.
5.10. Gesteld noch gebleken is dat tussen [eiser] en de gemeente een regeling geldt, contractueel of publiekrechtelijk, waarin hun rechtsverhouding met betrekking tot de schuldhulp is omschreven. Hun rechtsverhouding wordt derhalve beheerst door het gewone recht, inclusief de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die de gemeente jegens haar burgers in acht dient te nemen.
5.11. In de Overeenkomst is wel een gedetailleerde regeling gegeven die tussen [eiser] en de bank geldt. Op basis van deze Overeenkomst is de schuldhulp uitgevoerd door de bank namens de gemeente maar op eigen titel. Uit de stukken blijkt dat de bank de instructie van de gemeente (“beëindig de schuldhulp aan [eiser] wegens het geweldsincident”) prompt heeft uitgevoerd.
5.12. Een en ander betekent dat, nu de bank namens de gemeente een publiekrechtelijke taak uitoefent, aan de hand van de Overeenkomst, de Code en het gewone recht, inclusief de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, beoordeeld dient te worden of de beëindiging van de Overeenkomst rechtmatig is geschied. Daarna moet worden beoordeeld of het de gemeente vrij stond de bank te instrueren de gelden onmiddellijk over te maken aan de schuldeisers. Tevens moet worden beschouwd of het de bank vrij stond om deze instructie op te volgen.
5.13. Allereerst de reden van beëindiging. De rechtbank constateert dat [eiser] niet betwist dat hij tijdens een onderhoud met een gemeenteambtenaar met een dossier heeft gegooid, al dan niet in de richting van deze ambtenaar. Duidelijk is eveneens dat [eiser], getuige de voormelde mail van 27 januari 2009, het incident betreurt en dat hij begrijpt dat hiermee de schuldhulp is geëindigd. Bij e-mail van 26 maart 2009 vraagt zijn advocaat om informatie van de bank. Deze blijft uit. Daarna, bij brief van 8 juli 2009, schrijft zijn advocaat de bank aan. De strekking van deze brief is niet dat de beëindiging van de schuldhulpverlening onrechtmatig is, maar dat ten onrechte de gelden aan de schuldeisers zijn uitbetaald.
5.14. Anders dan [eiser] is de rechtbank van oordeel dat het gooien met een dossier wel valt onder artikel 7 sub b van de Overeenkomst, nu immers partijen bij een overeenkomst zich naar redelijkheid hebben te gedragen. Nu duidelijk is dat dit onderhoud plaatsvond in het kader van het schuldhulptraject bij de gemeente als “front office” en de gemeente beslist of haar burgers worden toegelaten of uitgesloten van de schuldhulp, is de bank gerechtigd op te zeggen. Een potentieel gevaarzettende handeling als het gooien met een dossier tijdens een onderhoud met een gemeenteambtenaar is een opzeggingsgrond als voorzien in artikel 7 sub b voormeld. De rechtbank acht de stelling van [eiser], dat dit incident mede wordt verklaard door het door hem ondervonden psychisch trauma, niet overtuigend en tekent aan dat deze stelling geenszins door hem wordt gedocumenteerd.
5.15. De rechtbank oordeelt dat de beëindiging rechtmatig is geschied en dat [eiser] niet tijdig en niet in voldoende mate heeft geprotesteerd tegen de beëindiging, waarvan overigens vast staat dat de mededeling hieromtrent hem heeft bereikt.
5.16. Op grond van artikel 8 lid 2 van de Overeenkomst en artikel 6.4 van de Gedragscode diende de bank in geval van beëindiging van de schuldhulp de gereserveerde gelden vier maanden onder zich te houden. Volgens de Overeenkomst om de schuldenaar de gelegenheid te geven een verzoek tot toelating op grond van de WSNP in te dienen. Volgens de Code “als er een redelijke verwachting bestaat dat de schuldenaar een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) zal gaan doen”.
5.17. Bij brief van 26 januari 2009 meldt de bank aan [eiser] dat zij hieraan uitvoering zal geven, zij het voor een periode van drie maanden. De rechtbank tekent aan niet te begrijpen waarom in deze brief van drie maanden wordt gerept in plaats van vier maanden, maar constateert dat partijen hierover niets stellen.
5.18. In strijd met artikel 8 lid 2 van de Overeenkomst, artikel 6.4 van de Gedragscode en de brief van 26 januari 2009 maakt de bank, op instructie van de gemeente, diezelfde dag nog de gelden over aan de schuldeisers. De rechtbank overweegt dat hierdoor de bank toerekenbaar tekortschiet jegens [eiser] onder de Overeenkomst en dat de gemeente jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld onder de Overeenkomst en de Gedragscode nu deze immers ertoe strekken de belangen van haar burgers die schuldhulp van haar ontvangen te beschermen.
5.19. De rechtbank overweegt voorts dat gemeente en bank er voetstoots van uit zijn gegaan dat [eiser] niet in aanmerking zou komen voor de WSNP. Deze aanname strookt niet met de bedenktijd in de Overeenkomst en de Code. Bovendien is de rechtbank gebleken dat een relatief aanzienlijk bedrag van ruim 30% van het passief reeds op de boedelrekening was gereserveerd. Gemeente en bank gaan ervan uit dat vanwege het geweldsincident [eiser] niet voor de WSNP in aanmerking zouden komen, maar verliezen hierbij uit het oog dat [eiser] op grond van de Overeenkomst en de Code de tijd moest worden vergund zich hierover te beraden en zich zonodig te voorzien van rechtsbijstand. Een redelijke uitleg van de Overeenkomst en de Code brengt met zich dat [eiser] zich tijdens de termijn van vier maanden ook zou hebben kunnen bezinnen op een door hem zelf aan te bieden akkoord. Uit de e-mail van 27 januari 2009 van [persoon 2] blijkt dat [eiser] dit wilde proberen. Tot slot is van belang dat de insolventierechter beslist op een verzoek tot wettelijke schuldsanering en dat gemeente noch bank [eiser] hiervan op voorhand en op grond van een eigen inschatting mag afhouden door de gereserveerde gelden aan zijn schuldeisers uit te betalen.
5.20. Overwogen wordt dat de exoneratie van artikel 1 lid 3 van de Overeenkomst de bank niet kan baten, nu zij heeft gehandeld in strijd met de Overeenkomst en de Code door de termijn van vier maanden niet in acht te nemen. Het inroepen van de exoneratie is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die de bank jegens [eiser] in acht dient te nemen. Ook de gemeente kan deze exoneratie niet gebruiken nu dit zich niet verhoudt met haar publiekrechtelijke verantwoordelijkheid jegens [eiser].
5.21. Dit betekent dat de gemeente en de bank aansprakelijk zijn jegens [eiser] en gehouden zijn de door hem ondervonden schade te vergoeden, indien en voorzover een dergelijke plicht op grond van artikel 6:95 BW e.v. komt vast te staan.
5.22. De gemeente en de bank verweren zich onder andere met de stelling dat de gelden zijn uitbetaald aan de schuldeisers en dat dus [eiser] geen schade heeft ondervonden; zijn vermogen is immers niet in waarde gedaald. De rechtbank overweegt dat dit argument niet opgaat. Het doel van de Code en de Overeenkomst is immers dat de schulden van [eiser] worden gesaneerd en door het uitbetalen van de gereserveerde gelden in weerwil van de termijn van vier maanden hebben de gemeente en de bank aan hem de kans ontnomen dit minnelijk traject met succes te voltooien dan wel een WSNP-aanvraag in te dienen.
5.23. Het komt erop neer dat een inschatting dient te worden gemaakt van de mogelijkheden van [eiser] gedurende de periode van vier maanden vanaf beëindiging. Onderzocht dient te worden of het tot een succesvol aanbieden van een minnelijk akkoord of het succesvol aanvragen van een wettelijke schuldsanering zou zijn gekomen. Vervolgens dient beoordeeld te worden of en tot welk schadebedrag deze inschatting leidt.
5.24. De rechtbank wil hierover met partijen spreken in het kader van een comparitie van partijen ten overstaan van mr. A.J.J. van Rijen. Tevens zal bezien worden of een schikking tot de mogelijkheden behoort. [eiser] dient in persoon te verschijnen. Gedaagden dienen vertegenwoordigd te zijn door een persoon die inhoudelijk op de hoogte is en gerechtigd is een schikking aan te aan. Indien partijen niet op deze wijze verschijnen dan kan de rechtbank daar consequenties aan verbinden.
5.25. Het staat partijen vrij om tot uiterlijk twee weken voor de zitting stukken aan de rechtbank en de wederpartij toe te zenden.
6. De beslissing
De rechtbank
bepaalt een comparitie van partijen op maandag 26 maart 2012 van 11.00 uur tot 12.30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125,
bepaalt dat partijen de bijzondere aanwijzingen als vermeld in 5.24 en 5.25 in acht moeten nemen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2012.?
1354/2066