vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 343210 / HA ZA 09-3427
Vonnis van 1 februari 2012
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats 1],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats 2],
eiseressen,
advocaat mr. M.J.J. de Ridder,
de stichting STICHTING 1NP,
gevestigd te Hellevoetsluis,
gedaagde,
advocaat mr. D.J.G. Timmermans.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk (in enkelvoud) aangeduid als "[eiseressen]" en ieder afzonderlijk als “[eiseres 1]” en “[eiseres 2]”. Gedaagde wordt aangeduid als "Stichting 1np".
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis d.d. 15 juni 2011 van deze rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de brief d.d. 23 augustus 2011 van mr. Timmermans;
- het proces-verbaal van de op 7 september 2011 gehouden comparitie van partijen met daaraan gehecht de brief d.d. 28 september 2011 van mr. Timmermans en de brief d.d.
30 september 2011 van mr. De Ridder.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank onder 5.3 overwogen dat de afreke¬ning van overloop DBC’s moet plaatsvinden op basis van de navolgende in de uitleg bij de tarieflijst vermelde formule “Deze (afrekening, toevoeging rechtbank) bestaat uit de DBC opbrengst minus de al uitbetaalde voorschotten en minus de kosten voor de organisatie.”, dat de uitkomst van deze formule vermenigvuldigd moet worden met het tussen partijen overeengekomen afrekenpercentage van 85% en dat op de uitkomst van deze berekening [eiseressen] recht heeft bij het afsluiten van een overloop DBC.
Voorts is in voormeld tussenvonnis (onder 5.4) overwogen dat partijen verdeeld zijn over de vraag hoe de hiervoor aangehaalde formule uit de uitleg bij de tarieflijst moet worden uitgelegd, meer specifiek wat onder "DBC opbrengst" moet worden verstaan en wat onder "kosten voor de organisatie". Teneinde vast te kunnen stellen hoe de verhouding tussen partijen is geregeld ten aanzien van de afrekening van overloop DBC’s heeft de rechtbank bij voormeld tussenvonnis een comparitie van partij¬en gelast tot het geven van nadere inlichtingen.
2.2. [eiseressen] heeft ter comparitie het volgende gesteld.
Uit artikel 2 van de raamovereenkomst (productie 4, CvA) blijkt dat de opdrachtnemer een vergoeding ontvangt op basis van de tarieven die per soort behandeling vooraf in overleg met de opdrachtgever zijn vastgesteld. In artikel 3 van de raamovereenkomst is bepaald dat de opdrachtnemer niet verantwoordelijk is voor de kosten van de organisatie. Onder kosten die van het resul¬taat worden afgetrokken, worden verstaan de voorschotten en kosten van derden die in het kader van het DBC traject zijn ingeschakeld, zoals toetsingskosten. Hiermee worden dus niet bedrijfskosten bedoeld. Zowel uit de tarieflijst als uit het reken¬voor¬beeld blijkt niet dat de kosten van de organisatie kunnen worden doorberekend. Dit is ook niet gecommu¬niceerd en er is geen toestemming voor gegeven.
Het contract biedt geen ruimte voor een andere wijze van berekenen dan de berekenings¬wijze zoals geformuleerd onder 1.13 van de dagvaarding. Zo er al onduidelijkheden in het contract zijn, komen die op grond van de contra proferentem regel voor rekening en risico van Stichting 1np. Het is inconsequent om bij de afrekening van de overloop DBC’s de uitgaven over 2007 er in 2008 af te halen terwijl de inkomsten in 2007 daarbij niet worden geteld. Dat [eiseressen] hierdoor in 2008 veel minder heeft verdiend, sluit aan bij bijna alle voorbeelddossiers (producties 8, dagvaarding) waarin is vermeld dat de nabetaling voor [eiseressen] nul bedraagt. Indien de inkomsten in 2007 bij de opbrengst van 2008 worden opgeteld, kunnen de in 2007 aan [eiseressen] betaalde bedragen wel bij de afrekening worden betrokken. In dat geval houden partijen hetzelfde aan de behandeling over als in het geval dat de behandeling volledig in 2008 zou hebben plaatsgevonden.
Het is niet geoorloofd en niet logisch om het verrekenpercentage buiten de DBC opbrengst te houden omdat dit percentage juist bedoeld is om de verschillen tussen de stelsels te harmoniseren. In het door [eiseressen] met zorginstelling Firenze gesloten contract is het verrekenpercentage ook bij het resultaat inbegrepen, aldus nog steeds [eiseressen]
2.3. Stichting 1np heeft het volgende ter comparitie aangevoerd.
Het is niet vreemd dat Stichting 1np kosten in rekening brengt voor haar administratieve lasten. De bestendige lijn bij Stichting 1np is altijd geweest dat van elke euro 40% bij Stichting 1np terecht kwam en 60% bij de professionals. Uit de toelichting bij het overeengekomen tarief van 85% blijkt duidelijk dat bij de afrekening de kosten van de organisatie worden (mee)genomen. [eiseressen] is akkoord gegaan met het feit dat de kosten leidend zijn in de formule. Eerst nadat de gemaakte kosten zijn betaald, kan aan verdeling worden toegekomen. [eiseressen] is er niet op achteruit gegaan. Uit de stukken en de berekeningen van de accountant van Stichting 1np blijkt dat van de inkomsten 73% betaald is aan [eiseressen] Er is geen sprake van benadeling.
Het jaar 2007 speelt geen rol in het debat over het jaar 2008. Stichting 1np heeft over 2007 inkomsten ontvangen uit de AWBZ. Die inkomsten zijn bedoeld voor de dekking van de kosten in 2007. Het is vreemd als hetgeen in 2007 ontvangen is bij het resultaat van 2008 moet worden opgeteld. In 2007 is afgerekend met de tarieflijn die toen gold en in 2007 vormde de DBC geen grondslag voor de afrekening.
Het verrekenpercentage is gebruikt om het eerste deel van de overheadkosten te betalen. De kosten voor de organisatie waren zodoende lager en er bleef meer over om te verdelen.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
Aan de orde is de vraag wat partijen in het kader van de afrekening van de overloop DBC’s precies zijn overeenge¬komen. Partijen verschillen immers van mening over de wijze waarop die afrekening moet plaatsvinden. Dit betreft een uitleg¬kwestie. Tegen de achtergrond van hetgeen in voormeld tussenvonnis onder 5.3 tot en met 5.5 is overwogen, oordeelt de rechtbank als volgt.
2.5. Vaststaat dat bij overloop DBC’s geldt dat de verrich¬tingen die vóór 1 januari 2008 zijn verricht via de AWBZ zijn gedeclareerd terwijl in 2008 de DBC-prijs bij de zorgver¬zekeraar van de patiënt is gedeclareerd. Voorts staat vast dat het bedrag dat vóór
1 januari 2008 via de AWBZ is gedeclareerd door de zorgverzekeraar van de in 2008 uit te betalen DBC-prijs wordt afgetrokken om te voorko¬men dat er dubbel wordt uitbetaald.
Volgens de "Toelichting op DBC afrekenoverzicht blad "Dossiers" die hoort bij de afrekening van vier voorbeelddossiers praktijk Joure (productie 8, dagvaarding), naar welke stuk Stichting 1np in haar e-mailbericht d.d. 5 november 2008 heeft verwezen, is het bedrag dat van de verzeke¬raar ontvangen is, als volgt opgebouwd: maximale DBC-prijs, vermeerderd met het verrekenpercentage en verminderd met de overloopwaarde van de betreffende DBC. De overloopwaarde betreft volgens voormelde toelichting de waarde van het 2007-deel van het dossier, berekend op basis van de door NZa vastgestelde richtlijnen, waarbij de over 2007 geregistreerde verrichtingen worden verme¬nig¬vuldigd met de tarieven zoals deze zijn afgesproken met de verzekeraar. Deze waarde vertegenwoordigt dus het bedrag dat vóór
1 januari 2008 via de AWBZ is gedeclareerd.
2.6. Partijen zijn het erover eens dat het verreken¬per¬cen¬tage, het bedrag dat de zorgverzekeraar bovenop de DBC-prijs uitkeert, is bedoeld om de verschillen tussen de opbrengsten van beide declaratie¬stelsels te harmoni¬seren. Zowel in de tarieflijst als in de uitleg bij de tarief¬lijst is niet vermeld dat het verrekenpercen¬tage niet onder de "DBC-opbrengst" valt. Dit ligt ook niet voor de hand aangezien het verrekenpercentage, zoals in voormelde toelichting van Stichting 1np is aangegeven, is inbegrepen in het bedrag dat door de verzekeraar wordt uitgekeerd op de afgesloten DBC. Indien het de bedoeling van partijen zou zijn geweest om het verreken¬percentage buiten de DBC opbrengst te houden, dan had het, in het licht van voor¬noemde feiten en omstandigheden, voor de hand gelegen dat zulks expliciet zou zijn overeengekomen en in de contractuele stukken zou zijn opgenomen. Dit is niet gebeurd.
2.7. Stichting 1np heeft nog aangevoerd dat zij ervoor heeft gekozen om het door haar
- op de overloop DBC’s - ontvan¬gen verreken¬percen¬tage (4,71 %) buiten de rekenregels met de professionals te houden en dat dat verrekenpercentage door haar is gebruikt om een groot deel van de overhead¬kosten van haar organisatie te betalen, hetgeen zij, aldus Stichting 1np, in haar nieuwsbericht van 18 juli 2008 heeft vermeld. Gesteld noch gebleken is echter dat [eiseressen] hiermee heeft ingestemd. Voorts is in de tarieflijst en de uitleg bij de tarieflijst niet bepaald dat het verrekenpercentage, het bedrag dat door de zorgverzekeraar bovenop de maximale DBC prijs wordt vergoed, door Stichting 1np mag worden gebruikt om een deel van haar organi¬satie¬kosten te dekken. Stichting 1np heeft ook niet gesteld op grond waarvan zij meent daartoe gerechtigd te zijn. Het enkele feit dat uit de tarieflijst en de uitleg daarbij geen verplich¬ting voor Stichting 1np volgt om het verrekenpercentage anders door haar in te zetten, dan thans door haar gedaan, betekent nog niet dat zij het verrekenpercentage mag gebruiken om haar organi¬satie¬kosten te dekken.
2.8. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat in het kader van de afrekening van overloop DBC’s onder de in de formule genoemde "DBC-opbrengst" moet worden verstaan het totale bedrag dat Stichting 1np van de zorgverzeke¬raar voor de betreffende DBC behandeling heeft ontvangen en dat dit bedrag bestaat uit de maximale DBC-prijs, vermeerderd met het verrekenpercentage en verminderd met de overloopwaarde van de betreffende DBC, zijnde het bedrag dat vóór 1 januari 2008 via de AWBZ is gedeclareerd.
2.9. [eiseressen] stelt dat uit de door Stichting 1np verstrekte gegevens blijkt dat Stichting 1np verzuimd heeft de verrichtingen die zij krachtens de AWBZ vergoed had gekregen, dus de inkomsten over 2007, bij het resultaat te tellen. Stichting 1np betwist die stelling en voert aan dat de inkomsten over 2007 niet bij het resultaat van 2008 moeten worden opgeteld en dat die bedoeld zijn voor de dekking van haar kosten in 2007.
2.10. De rechtbank overweegt het volgende.
Hierboven is reeds overwogen dat bij de afrekening van overloop DBC’s onder DBC opbrengst moet worden verstaan het bedrag dat ontvangen is van de verzeke¬raar en dat dit bedrag bestaat uit de maximale DBC-prijs, vermeerderd met het verrekenpercentage en verminderd met de overloopwaarde van de betreffende DBC (het bedrag dat vóór
1 januari 2008 via de AWBZ is gedeclareerd). Daarmee verschilt de DBC opbrengst van overloop DBC’s van de DBC opbrengst van niet overloop DBC’s. Immers, bij overloop DBC’s wordt door de zorgverzekeraar op de maximale DBC-prijs het in 2007 via de AWBZ gedeclareerde bedrag ingehouden. Logischerwijze vloeit hieruit voort dat de afrekening van overloop DBC’s moet plaatsvinden door op de DBC-opbrengst, naast de kosten voor de organisatie, waarop hierna nog zal worden ingegaan, enkel de aan [eiseressen] in 2008 betaalde voorschotten in mindering te brengen. Een dergelijke afrekening komt ook overeen met de in de uitleg bij de tarieflijst vermelde formule (DBC opbrengst minus de al uitbetaalde voorschotten en minus de kosten voor de organisatie) en de daarin onder het kopje "Fictieve praktijksituatie" uitgewerkte scenario’s waarin wordt uitgelegd op welke wijze de eindafreke¬ning volgens die formule in een bepaalde praktijksituatie tot stand komt.
De bedragen die als AWBZ verrichtingen in 2007 aan [eiseressen] zijn betaald, worden volgens die formule niet op de DBC opbrengst in mindering gebracht. Dit is ook logisch nu de in 2007 genoten inkomsten krachtens de AWBZ geen onderdeel uitma¬ken van de DBC opbrengst. Uit de stukken afkomstig van Stichting 1np blijkt echter dat zij naast de in 2008 aan [eiseressen] betaalde voorschotten ook de in 2007 aan [eiseressen] betaalde bedragen van de DBC opbrengst heeft afgetrokken. In het geval dat Stichting 1np de door haar krachtens de AWBZ in 2007 ontvangen bedragen zou hebben opgeteld bij het bedrag dat zij van de zorgverzeke¬raar bij het afsluiten van de overloop DBC heeft ontvangen, dan had zij zowel de aan [eiseressen] in 2007 uitgekeerde vergoedingen als de aan [eiseressen] uitgekeerde voorschotten in 2008 daarop in mindering kunnen brengen. Vaststaat echter dat Stichting 1np dit niet heeft gedaan.
2.11. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat Stichting 1np bij de afrekening van de overloop DBC’s ten onrechte de bedragen die zij als AWBZ verrich¬tingen in 2007 aan [eiseressen] heeft betaald op de DBC opbrengst in mindering heeft gebracht, althans dat zij heeft verzuimd om de door haar krachtens de AWBZ in 2007 ontvangen bedragen in de eindafrekening mee te nemen door die bedragen bij de DBC opbrengst op te tellen.
Kosten voor de organisatie
2.12. Met betrekking tot de vraag wat onder "kosten voor de organisatie" moet worden verstaan, overweegt de rechtbank het volgende.
In de tekst van de tarieflijst en de uitleg bij tarieflijst zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de door Stichting 1np voorgestane uitleg, te weten dat de "kosten voor de organisatie" alle kosten zijn van Stichting 1np die ten laste komen van de netto resultaten van haar organi¬satie. In de uitleg bij tarieflijst zijn onder het kopje "Fictieve praktijksituatie" twee scenario’s uitgewerkt aan de hand waarvan wordt uitgelegd op welke wijze de eindafreke¬ning in een bepaalde praktijksituatie volgens de daarin vermelde formule (DBC opbrengst minus de al uitbetaalde voorschotten en minus de kosten voor de organisatie) tot stand komt en hoe het eindbedrag voor de (demo-)professional wordt berekend (productie 6, CvA). In beide scenario’s worden uitsluitend toetsingskosten, zijnde de kosten die door Stichting 1np in het kader van een DBC-behandeling aan andere professionals zijn betaald, als kosten voor de organisatie in mindering op de DBC opbrengst gebracht. Kosten die verband houden met de bedrijfsvoering van Stichting 1np worden in die voorbeelden niet op de DBC opbrengst in mindering gebracht. Voorts kan uit de tarieflijst en de uitleg bij de tarieflijst niet worden afgeleid dat Stichting 1np naar eigen inzicht een kosten¬per¬cen¬tage kan vaststellen en dat percentage ter gedeeltelijke dekking van haar overhead¬kosten in mindering kan brengen op de DBC opbrengst, zoals zij heeft betoogd. Het kosten¬percen¬tage van 7% dat in de als "Stap 1" gehanteerde rekenregel wordt genoemd en dat door Stichting 1np kennelijk op het resultaat in mindering wordt gebracht, wordt in die stukken niet genoemd.
2.13. Stichting 1np heeft haar stelling dat het haar contractueel vrijstaat om kosten voor de organisatie in rekening te brengen geconcretiseerd noch onderbouwd. Nog daargelaten dat zij daarvoor geen grondslag heeft genoemd, heeft zij niet gespecificeerd op welke wijze dat gebeurt en deze kosten ook niet gekwanti¬ficeerd. Voorts merkt de rechtbank op dat in de hiervoor genoemde "Toelichting op DBC afrekenoverzicht blad "Dossiers" van Stichting 1np onder "Deel 1nP" wordt verstaan: "Het deel van het afrekenbedrag DBC totaal dat voor Stichting 1np overblijft (Afrekenbedrag DBC totaal -/- Deel professional) wordt gebruikt om een deel van onze organisatiekosten te dekken." Gelet hierop is Stichting 1np kennelijk zelf ook van mening dat het deel dat voor haar na afrekening overblijft (in het geval van [eiseressen] 15%) bedoeld is om haar eigen organisatie¬kosten te dekken.
2.14. De rechtbank is voorts van oordeel dat indien het al de bedoeling van partijen zou zijn geweest dat de kosten verbonden aan de bedrijfsvoering van Stichting 1np in mindering zouden strekken op de DBC opbrengst, het voor de hand had gelegen zulks expliciet in de contractuele stukken op te nemen. Zulks is evenwel niet gebeurd.
2.15. Uit het vorenoverwogene volgt dat Stichting 1np niet kan worden gevolgd in de door haar voorgestane uitleg van het begrip "kosten voor de organisatie". Dit betekent dat bij de eindafrekening van overloop DBC’s de kosten verbonden aan de bedrijfsvoering van Stichting 1np niet op de DBC opbrengst in mindering mogen worden gebracht.
2.16. De vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, sluiten naar het oordeel van de rechtbank aan bij de door [eiseressen] voorgestane uitleg van de wijze waarop de overloop DBC’s moeten worden afgerekend, te weten de wijze zoals die is weergegeven onder 1.13 van de dagvaarding en onder 3.3 van voormeld tussenvonnis.
2.17. Stichting 1np heeft nog aangevoerd dat vanwege de wijziging van het finan¬cierings¬systeem sprake was van gewijzigde omstandigheden en dat zij gelet daarop (eenzijdig) de tariefafspraken mocht wijzigen. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Om te beginnen had het dan minst genomen op de weg van Stichting 1np gelegen [eiseressen] (en andere bij Stichting 1np aangesloten zorgverleners) er duidelijk op te wijzen dat en op welke wijze eenzijdig tot aanpassing van de tariefaanspraken wordt overgegaan. Daarbij komt dat partijen niet zijn overeengekomen dat Stichting 1np over de bevoegdheid beschikt eenzijdig de tariefafspraken te wijzigen. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de vergoeding aan [eiseressen] is uitgedrukt in een percentage van het resultaat hetgeen impliceert dat de verhouding tussen het deel dat [eiseressen] (85%) en het deel dat Stichting 1np (15%) van het resultaat onder het DBC stelsel ontvangt, gelijk blijft.
2.18. Voorts verwerpt de rechtbank het door Stichting 1np gedane beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid ingevolge artikel 6:248 BW. Hetgeen Stichting 1np in dat verband heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat de door partijen overeengekomen wijze van afrekening van overloop DBC’s geen toepassing vindt omdat dit in de gegeven omstandig¬heden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Nog daargelaten dat Stichting 1np haar stelling dat toepassing van de door [eiseressen] voorgestane berekeningswijze tot haar faillissement zou leiden, niet geconcretiseerd en/of onderbouwd heeft, kan die omstandigheid niet een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid rechtvaardigen. Voorts valt niet in te zien dat de bepalingen zoals vermeld in artikel 3.5 en 3.6 van de raamovereen¬komst een beroep daarop kunnen rechtvaardigen.
2.19. Het vorenoverwogene brengt mee dat de vordering zoals weergegeven onder 3 sub c) van voormeld tussenvonnis toewijsbaar is.
2.20. Met betrekking tot de vordering zoals die is weergegeven onder 3 sub a) van voormeld tussenvonnis overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens Stichting 1np blijkt uit de bijlage bij de brief d.d. 22 juli 2009 van haar accountant (productie 11, dagvaarding) op welke wijze zij de nabetaling per overloop DBC heeft vastgesteld. [eiseressen] heeft in antwoord hierop haar stelling dat Stichting 1np geen inzage heeft gegeven in de eindafrekeningen enkel herhaald. Naar het oordeel van de rechtbank kon [eiseressen] hiermee niet volstaan. Gelet op het verweer van Stichting 1np had het op de weg van [eiseressen] gelegen om concreet aan te geven dat en in welk opzicht met de door Stichting 1np in voornoemde bijlage verstrekte gegevens niet kan worden vastgesteld op welke wijze de nabetaling per overloop DBC door Stichting 1np is vastgesteld. Nu [eiseressen] dit niet heeft gedaan, dient dit onderdeel van haar vordering te worden afgewezen.
2.21. Met betrekking tot de vordering zoals weergegeven onder 3 sub b) van voormeld tussenvonnis overweegt de rechtbank het volgende.
Hiervoor is onder 2.7 en 2.8 overwogen dat het door Stichting 1np ontvangen verreken¬per¬cen¬tage tot de DBC opbrengst behoort en niet bedoeld is om een deel van de organisatie¬kosten van Stichting 1np te dekken. Dit betekent dat het verrekenper¬centage in de eind¬afre¬kening en dus bij de vaststelling van de nabetaling moet worden meegenomen. In dat verband is van belang welk(e) verrekenpercen¬tage(s) voor de diverse overloop DBC’s van [eiseressen] gelden.
2.22. [eiseressen] betwist dat Stichting 1np voor de door haar gedeclareerde overloop DBC’s slechts een verrekenpercen¬tage in rekening mocht brengen van 4,75% (bedoeld is kennelijk 4,71%). Dit percentage stemt volgens [eiseressen] niet overeen met de stelling van Stichting 1np dat de verreken¬percentages sterk fluctueren. Volgens [eiseressen] dient Stichting 1np inzage te verstrekken in alle directe en indirecte (na) betalingen die zij van de zorgverzekeraar heeft ontvangen en in de eindafrekeningen.
Stichting 1np voert onder verwijzing naar de Regeling GG/NR-100.066 van de NZa aan dat overloop DBC’s maar één verrekenpercentage, te weten het percentage dat op 1 januari 2008 gold. Het verrekenpercentage blijkt onder andere uit de accountantsverklaring d.d.
22 juli 2009 en de daarbij behorende bijlagen. Fluctuatie is derhalve niet aan de orde.
De drie verschillende percentages waarnaar door [eiseressen] is verwezen, hebben geen betrek¬king op overloop DBC’s, aldus nog steeds Stichting 1np.
2.23. De rechtbank leidt uit paragraaf 5.2 van de Regeling GG/NR-100.066 van de NZa (productie 3, pagina’s 4 en 5, CvA) af dat voor de verrekening van opbrengstverschillen een per zorgaanbieder (instelling) variërende procentuele opslag of aftrek (verrekenpercentage) op de DBC-tarieven geldt. Op pagina 5 bovenaan is aangegeven dat als verrekenpercentage wordt toegepast het percentage dat gold op de dag waarop de DBC werd geopend en dat in afwijking hiervan voor overloop DBC’s die worden afgesloten in 2008 als verreken¬percentage geldt het percentage dat geldt op 1 januari 2008. In de bijlagen bij de brief d.d. 22 juli 2009 van de accountant (producties 11, dagvaarding) is onder het kopje "Totale vergoeding 1nP" voor alle overloop DBC’s van [eiseressen] een verrekenpercentage van 4,71% vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Stichting 1np aan de hand van voornoem¬de stukken voldoende onderbouwd dat voor alle overloop DBC’s hetzelfde verrekenpercen¬tage geldt en dat dit verrekenpercentage 4,71% bedraagt. Hierbij betrekt de rechtbank mede het feit dat [eiseressen] niet heeft aangegeven welke verrekenpercentages volgens haar voor de overloop DBC’s zouden gelden.
2.24. Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering zoals weergegeven onder 3 sub b) van voormeld tussenvonnis niet toewijsbaar is.
2.25. Ten aanzien van de vordering zoals weergegeven onder 3 sub d) van voormeld tussenvonnis is door [eiseressen] niet gesteld op grond waarvan zij meent aanspraak te kunnen maken op handelsrente. Derhalve acht de rechtbank de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar. Voor zover de nabetaling, berekend op de wijze zoals in 3.3 van voormeld tussenvonnis is weergegeven, ertoe leidt dat Stichting 1np een (aanvul¬lende) vergoeding aan [eiseressen] dient te betalen, is daarover wettelijke rente verschuldigd over de periode vanaf het moment dat Stichting 1np de eerdere (onjuiste) nabetaling heeft verricht. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering toewijzen op de wijze zoals hierna in het dictum is vermeld.
2.26. Stichting 1np zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseressen] worden begroot op:
- griffierecht € 262,--
- salaris advocaat € 1.356,-- (3 punten × tarief € 452,--)
Totaal € 1.618,--
3. De beslissing
De rechtbank,
bepaalt dat Stichting 1np per overloop DBC de nabetaling dient te berekenen op de wijze zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.3 van het tussenvonnis van 15 juni 2011;
bepaalt dat voor zover de nabetaling, berekend op de wijze zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.3 van voormeld tussenvonnis, ertoe leidt dat Stichting 1np een (aanvul¬lende) vergoeding aan [eiseressen] dient te betalen, daarover wettelijke rente is verschuldigd over de periode vanaf het moment dat Stichting 1np de eerdere (onjuiste) nabetaling heeft verricht;
veroordeelt Stichting 1np in de proceskosten, aan de zijde van [eiseressen] tot op heden begroot op € 1.618,--.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2012.?