ECLI:NL:RBROT:2012:BV9668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
382807 / HA ZA 11-1660
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van hulpverlener in het kader van verplicht reclasseringscontact

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], een schadevergoeding van de stichting Pension Maaszicht, die hem onderdak en begeleiding bood. Eiser stelde dat Maaszicht tekortgeschoten was in haar zorgplicht, wat resulteerde in materiële en immateriële schade. De rechtbank Rotterdam behandelde de zaak op 21 maart 2012, waarbij de procedure begon met een dagvaarding op 24 juli 2011. Eiser had in 2008 zijn voorlopige hechtenis geschorst gekregen onder voorwaarden, waaronder opname in Pension Maaszicht. Gedurende zijn verblijf daar, van juli 2008 tot juni 2010, diende hij te werken aan zijn re-integratie in de maatschappij, maar hij stelde dat Maaszicht hem onvoldoende had begeleid en geholpen bij het aanvragen van een uitkering en het afbetalen van schulden.

De rechtbank oordeelde dat Maaszicht wel degelijk zorg had gedragen voor eiser, maar dat hij zelf verantwoordelijk was voor zijn eigen handelen en nalaten. De zorgplicht van Maaszicht was gericht op het bieden van onderdak en begeleiding, maar niet op het behalen van specifieke resultaten. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat Maaszicht tekortgeschoten was in haar zorgplicht. De vordering van eiser werd dan ook afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Maaszicht.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de zorgverlener als de cliënt in het kader van begeleiding en zorg, en bevestigt dat de zorgplicht niet betekent dat de zorgverlener verantwoordelijk is voor de uitkomsten van de begeleiding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 382807 / HA ZA 11-1660
Vonnis van 21 maart 2012
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. C. Wendenburg te Maastricht,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
STICHTING PENSION MAASZICHT,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G.F. van den Ende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Maaszicht genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 juli 2011, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 19 oktober 2011 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de bij brief van 19 januari 2012 van mr. Van den Ende ten behoeve van de comparitie van
partijen overgelegde aanvullende producties;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 1 februari 2012.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast.
Maaszicht geeft onderdak en (individuele) begeleiding aan dak- en thuisloze jongeren in de leeftijd van 17 tot 23 jaar.
Door de (raadkamer van de) rechtbank Dordrecht is op 11 juni 2008 tegen [eiser] een bevel tot gevangenhouding verleend.
Bij beslissing van 25 juni 2008 heeft de (raadkamer van de) rechtbank Dordrecht de voorlopige hechtenis van [eiser] met ingang van 1 juli 2008 te 10.00 uur geschorst. Aan die schorsing zijn -onder meer- de volgende (bijzondere) voorwaarden verbonden:
"(...)
4. dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen te geven door medewerkers van Jeugdzorg en/of Pension Maaszicht;
5. dat verdachte zich per 1 juli 2008 zal laten opnemen in pension Maaszicht. (...)"
[eiser] is bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 17 juli 2008 wegens -kort gezegd- diefstal met geweld veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een en ander onder -onder meer- de (bijzondere) voorwaarde dat [eiser] zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering.
Het in het kader van de strafzaak door de reclassering opgemaakte voorlichtingsrapport van 14 juli 2008 vermeldt -onder meer- het volgende:
"(...)
Uit rapporteurs onderzoek is gebleken dat zich problemen voordoen of hebben voorgedaan op de volgende leefgebieden (...):
Huisvesting.
Betrokkene raakte zijn huisvesting kwijt door huurachterstand. In april 2008 werd hij uit zijn woning gezet. Daarna zwierf hij wat rond en kwam uiteindelijk op een camping terecht waar hij een tent van zijn oma mocht opzetten. Vanaf 4 juli 2008 verblijft [eiser] in Pension Maaszicht te Rotterdam. Daar zal samen met betrokkene worden gezicht naar vervolghuisvesting. (...)
Werk en inkomen.
Betrokkene heeft geen afgeronde beroepsopleiding en functioneert op een laag scholingsniveau. Zijn interesse ging in het verleden uit naar meubels maken. Nu betrokkene is opgenomen in pension Maaszicht zal daar beslist aandacht worden geschonken aan beroepskeuze en mogelijkheden daartoe. [eiser] zal in de gemeente Rotterdam een uitkering aanvragen.
Financiën.
[eiser] heeft ongeveer € 15.000,- schuld. (...) Nu betrokkene is opgenomen bij Pension Maaszicht zal daar een start worden gemaakt met schuldsanering.
(...)
Indicatiestelling en plan van aanpak.
(...) Structuur, woonbegeleiding en toezicht door de reclassering zijn nodig om recidive te voorkomen. De opname in Pension Maaszicht, waar hij geplaatst kon worden na zijn schorsing uit het voorarrest, biedt betrokkene een kans zijn leven goed op de rails te zetten. Bij Pension Maaszicht zal worden gewerkt aan:
- het vinden van werk en eventueel opleiding; (...)
- het vinden van zelfstandige huisvesting;
- het afbetalen van zijn schulden; (...)"
Maaszicht heeft [eiser] in de periode juli 2008 tot en met juni 2010 onderdak en (individuele) begeleiding geboden.
Het (mede) naar aanleiding van de intake bij Maaszicht door Bureau Jeugdzorg opgestelde plan van aanpak van 13 juni 2008 houdt -onder meer- het volgende in:
"(...)
Hulpvragen.
- [eiser] wil eigen huisvesting met passende begeleiding
- [eiser] wil een baan en deze ook kunnen vasthouden (...)
- [eiser] wil hulp bij zijn schulden
- [eiser] wil hulp bij zijn administratie
- [eiser] wil leren met geld om te gaan (...)"
Bij aanvang van de opvang heeft [eiser] verbleven in het pension van Maaszicht. Daartoe is door Maaszicht en [eiser] een (algemeen) contract gesloten waarin de wederzijdse verplichtingen en verantwoordelijkheden zijn opgenomen. In het contract, getekend op 4 juli 2008, staat -onder meer- het volgende opgenomen:
"(...)
- Als bewoner van Maaszicht zorg je maandelijks voor een eigen bijdrage aan je verblijf, deze bedraagt € 301,-. (...)
- Een betalingsachterstand wordt niet geaccepteerd. Het contract zal worden beëindigd nadat betalingen uitblijven. (...)"
Na enige tijd is [eiser] zelfstandig(er) gaan wonen in een door Maaszicht beheerde woning, genaamd het BOLhuis.
In het ter zake tussen Maaszicht en [eiser] gesloten (algemeen) contract, getekend op 26 oktober 2008, staat -onder meer- het volgende opgenomen:
"(...)
- Bij vertrekt uit het BOLhuis wordt de inventaris van het huis nagekeken, bij vermissing en/of vernieling betaal jij de onkosten. (...)
- Bij vertrek uit het BOLhuis moet je je kamer /gemeenschappelijke ruimtes schoon achterlaten.
- Als bewoner van het BOLhuis zorg je maandelijks voor een eigen bijdrage aan je verblijf, deze bedraagt € 250,-. (...)
- Een betalingsachterstand wordt niet geaccepteerd. Het contract zal worden beëindigd nadat betalingen uitblijven. (...)"
Het ter zake tussen Maaszicht en [eiser] gesloten borg-contract BOL, getekend op 23 oktober 2008, houdt -onder meer- in:
"(...)
Indien je kamer, gemeenschappelijke ruimtes en/of de inventaris niet aan een of meedere van eisen voldoet, ofwel wanneer je kamer op andere mogelijke wijze beschadigd raakt, raak je je borg kwijt! Bij beschadigingen waarvan de schadevergoeding hoger is dan de borg van € 250,- zal je de resterende kosten bij moeten betalen! (...)"
Het geschil
[eiser] vordert -samengevat- veroordeling van Maaszicht tot betaling van € 12.386,33, vermeerderd met rente en kosten.
Het gevorderde bedrag is samengesteld uit de volgende onderdelen:
a. misgelopen uitkering periode 2008/2009 € 6.813,48
b. vordering uit hoofde van eindafrekening € 665,77
c. onterecht betaalde eigen bijdrage € 3.082.08
d. immateriële schade € 1.825,00 +
TOTAAL € 12.386,33
Maaszicht voert verweer. Het verweer van Maaszicht strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag, althans zo begrijpt de rechtbank zijn stellingen, dat Maaszicht ten opzichte van [eiser] niet heeft gehandeld in overeenstemming met de van haar in het concrete geval te vergen mate van zorg/begeleiding en mitsdien aansprakelijk is voor de dientengevolge door [eiser] geleden (materiële en immateriële) schade. Maaszicht betwist dat zij tekortgeschoten is in de zorg voor/begeleiding van [eiser].
Vooropgesteld wordt dat aansprakelijkheid van een beroepsbeoefenaar jegens zijn cliënt gebaseerd kan zijn zowel op een contractuele basis (wanprestatie; artikel 6:74 BW) als op onrechtmatig handelen/nalaten (artikel 6:162 BW). De rechtbank kan uit de stellingen van [eiser] niet, althans onvoldoende afleiden op welke van deze rechtsgronden zijn vordering is gebaseerd. In de dagvaarding wordt gesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen/nalaten van Maaszicht (onder meer onder randnummer 7, 11, 12 en 13), terwijl ter gelegenheid van de comparitie van partijen door de advocaat van [eiser],
mr. Wendenburg, -onder meer- is verklaard: "Maaszicht is haar verplichtingen uit deze overeenkomst [opmerking rechtbank: daarmee is bedoeld 'het zorgcontract'] niet nagekomen (...)". Echter, het verschil tussen genoemde, op zichzelf toepasselijke rechtsgronden, leidt in dit geval niet tot verschillende rechtsgevolgen welke niet tegelijkertijd zouden kunnen intreden. Bovendien is het verschil tussen genoemde rechtsgronden niet relevant voor de maatstaf waaraan het handelen van Maaszicht moet worden getoetst. Immers, de maatstaf waaraan het handelen van een beroepsbeoefenaar
-zowel binnen contractuele verhoudingen als daarbuiten- moet worden getoetst betreft de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.
Gelet op het voorgaande is in de onderhavige zaak dan ook 'slechts' de vraag aan de orde of Maaszicht de zorg voor/begeleiding van [eiser] heeft uitgevoerd op een wijze die in de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener mag worden verwacht, gemeten naar maatstaven die golden ten tijde van het verweten handelen/nalaten.
Gesteld noch gebleken is dat Maaszicht zich ten opzichte van [eiser] heeft verbonden tot het bereiken van een bepaald resultaat, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de verbintenis die Maaszicht jegens [eiser] is aangegaan als inspanningsverbintenis moet worden gekwalificeerd.
Mitsdien is het aan [eiser] om te stellen en -bij voldoende betwisting- te bewijzen dat Maaszicht ten opzichte van hem niet heeft gehandeld in overeenstemming met de van Maaszicht in het concrete geval te vergen mate van zorg/begeleiding.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Maaszicht tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens hem, omdat Maaszicht geen van de in het op [eiser] toegesneden plan van aanpak (deels weergegeven onder 2.7.; productie 2 bij dagvaarding) geformuleerde doelstellingen gedurende het verblijf van [eiser] in het pension van Maaszicht en/of het BOLhuis heeft gerealiseerd. De zorgplicht van Maaszicht jegens [eiser] is gebaseerd op genoemd plan van aanpak (en het daarbij gevoegde intakeformulier, waarin de leerdoelen en behoeftes van [eiser] zijn gespecificeerd). Maaszicht is haar verplichtingen voortvloeiend uit het plan van aanpak niet nagekomen. Als vertrekpunt voor de zorg voor en begeleiding van [eiser] dient te worden genomen de beslissing van (de raadkamer van) de rechtbank Dordrecht van 25 juni 2008, waarbij de voorlopige hechtenis onder een aantal in de beslissing opgenomen (bijzondere) voorwaarden is geschorst (zie onder 2.3.). Daarbij is door de raadkamer rekening gehouden met het op [eiser] toegesneden plan van aanpak en de daarin geformuleerde doelstellingen. Naar aanleiding van die beslissing heeft [eiser] zich op 1 juli 2008 in Maaszicht laten opnemen. Op 17 juli 2008 heeft de politierechter te Dordrecht vonnis gewezen (zie onder 2.4.), waarbij aan [eiser] -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd met als bijzondere voorwaarde -kort gezegd- reclasseringstoezicht. De reclassering heeft vervolgens [eiser] de aanwijzing gegeven om gedurende de proeftijd, dus tot 17 juli 2010, bij Maaszicht te verblijven. Van een vrijwillig verblijf van [eiser] in/bij Maaszicht is dan ook geen sprake. [eiser] kon met betrekking tot zijn verblijf in/bij Maaszicht het gerechtvaardige vertrouwen en ook de verwachting hebben dat de zorg/begeleiding bij Maaszicht gericht zou zijn op zijn (individuele) hulpvragen en het realiseren van de doelstellingen die in het op hem toegesneden plan van aanpak zijn weergegeven. Tot die (individuele) hulpvragen/doelstellingen behoren -onder meer- het begeleiden bij een uitkeringsaanvraag, het begeleiden naar opleiding en werk en het maken van afspraken met schuldeisers. Maaszicht heeft [eiser] daarbij geen, althans niet tijdig hulp geboden.
Maaszicht stelt zich op het standpunt dat zij [eiser] gedurende de periode dat hij bij Maaszicht verbleef, de benodigde zorg/begeleiding heeft gegeven. Maaszicht betwist dat er geen zorg/begeleiding is gegeven en dat zij in die zorg/begeleiding tekortgeschoten is. Bij de door Maaszicht geboden zorg/begeleiding is het uitgangspunt dat de jongere zelf verantwoordelijkheid neemt of leert nemen, om later zelfstandig in de maatschappij te kunnen functioneren. Dit geldt in nog sterkere mate voor jongeren die in een BOLwoning verblijven, zoals [eiser]. De verbintenis die Maaszicht jegens [eiser] is aangegaan betreft (niet meer dan) het zorgen voor onderdak, maaltijden en dagbegeleiding. Hetgeen [eiser] Maaszicht probeert aan te rekenen kwalificeert niet als een schending van haar zorgplicht. [eiser] kan Maaszicht niet verantwoordelijk houden voor zijn eigen beslissingen. Uit de ter gelegenheid van de comparitie van partijen overgelegde maand- en kwartaalrapportages en gespreksverslagen blijkt dat de aan [eiser] geboden zorg/begeleiding serieus is geweest.
Tussen partijen is niet in geschil dat op Maaszicht een zorgplicht rust ten aanzien van de jongeren die aan haar zorg/begeleiding zijn toevertrouwd. Partijen verschillen van mening over de reikwijdte van die zorgplicht.
Vooropgesteld wordt dat als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast staat dat bij de door Maaszicht geboden zorg/begeleiding uitgangspunt is dat de jongere zelf verantwoordelijkheid neemt of leert nemen, om later zelfstandig in de maatschappij te kunnen functioneren. Dit brengt mee dat [eiser] in beginsel zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen/nalaten. Anderzijds mag naar het oordeel van de rechtbank van Maaszicht worden verwacht dat zij [eiser] wijst op de (nadelige) gevolgen van zijn handelen/nalaten en hem aldus in staat stelt om zijn handelen/nalaten te heroverwegen. Naar als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast staat, heeft Maaszicht dat gedaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen de -niet betwiste- inhoud van de ter gelegenheid van de comparitie van partijen overgelegde maand- en kwartaalrapportages en gespreksverslagen. Daaruit blijkt onder meer dat Maaszicht periodiek met [eiser] heeft gesproken over de meest essentiële doelstellingen op het gebied van -kort gezegd- structuur, wonen en werk.
Vanaf augustus 2008 is wekelijks gesproken over het aanvragen van een uitkering. Maaszicht heeft daarover ook contact gehad met de Sociale Dienst. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [eiser] de voor het aanvragen van een uitkering benodigde informatie niet kon verstrekken. Het ontbreken van stukken en/of het niet juist zijn van stukken behoort echter tot de eigen verantwoordelijkheid van [eiser]. Ook staat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat in de periode dat [eiser] eigen inkomsten genereerde, geen recht bestond op uitkering. Vast staat voorts dat [eiser] in verschillende periodes heeft gewerkt en dat hij daardoor inkomsten genereerde. Tegen de achtergrond van het uitgangspunt als vermeld in r.o. 4.8. betekent dit dat Maaszicht heeft gehandeld als redelijk handelend en redelijk bekwaam hulpverlener, zelfs indien zou kunnen worden vastgesteld dat [eiser] over bepaalde periodes recht zou hebben gehad op een uitkering, maar hij die niet heeft gekregen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [eiser] zijn stellingen op dit laatste punt onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd, gelet op al hetgeen Maaszicht tot haar verweer heeft aangevoerd.
Vast staat dat Maaszicht eerst per januari 2010 is toegelaten als instelling voor verblijf als bedoeld in artikel 9 van het Besluit Zorgaanspraak AWBZ en dat het voor die datum voor haar niet mogelijk was subsidie voor verblijf te verkrijgen. Dit betekent dat pas vanaf januari 2010 sprake kon zijn van een verlaging van de eigen bijdrage. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat voorts vast dat Maaszicht eerst op 19 mei 2010 op basis van oude gegevens een indicatieaanvraag ten behoeve van de zorg voor/begeleiding van [eiser] heeft gedaan. Maaszicht heeft daarvoor als reden gegeven dat [eiser] heeft geweigerd de relevante informatie te (laten) verstrekken uit zijn medisch dossier. Dit laatste heeft [eiser] ter comparitie erkend. In deze specifieke omstandigheden dient eventuele schade voortvloeiend uit de vertraging in de aanvraag van de indicatie voor rekening van [eiser] te blijven. Ook dit deel van de vordering wordt dus afgewezen.
Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat voorts vast dat Maaszicht voor al haar cliënten alleen de verplichting op zich neemt om een basiszorgverzekering voor de jongere af te sluiten en dat de jongere alle overige (aanvullende) verzekeringen, waaronder een tandartsverzekering, zelf dient af te sluiten. Maaszicht was dan ook niet gehouden de gestelde tandartskosten aan [eiser] voor te schieten, te meer niet nu [eiser] deze had kunnen betalen uit zijn zorgtoeslag. Dat [eiser] zijn zorgtoeslag voor andere doeleinden dan het betalen van zijn tandartskosten heeft aangewend, kan in de verhouding tussen partijen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan Maaszicht worden tegengeworpen.
Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de eindafrekening geldt dat [eiser] zijn stellingen onvoldoende gemotiveerd heeft gehandhaafd. De juistheid van het als productie 3 bij conclusie van antwoord door Maaszicht overgelegde financieel overzicht heeft hij immers niet betwist. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat mede op basis van de ter comparitie getoonde foto's ten slotte vast dat [eiser] de BOLwoning vervuild en niet netjes heeft opgeleverd en dat [eiser] ermee bekend was dat schade aan de woning en/of extra schoonmaakkosten bij hem in rekening zouden worden gebracht.
Hoewel op basis van hetgeen hiervoor is overwogen reeds moet worden geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is, overweegt de rechtbank, met het oog op hetgeen [eiser] verder nog naar voren heeft gebracht, als volgt. [eiser] erkent dat met diverse schuldeisers en de deurwaarder door Maaszicht contact is opgenomen teneinde regelingen te treffen. Dat deze regelingen in de praktijk niet, althans moeilijk door [eiser] konden worden nagekomen in verband met zijn -slechte- financiële situatie kan, in de verhouding tussen partijen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan Maaszicht worden tegengeworpen.
Op zichzelf terecht heeft [eiser] aandacht gevraagd, althans zo begrijpt de rechtbank zijn stellingen, voor de afhankelijke positie waarin hij verkeerde ten opzichte van Maaszicht als hulpverleenster. Het is evident dat hij in de toenmalige omstandigheden kwetsbaar was. Naar als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast staat, was Maaszicht zich van deze kwetsbaarheid ook bewust. Dat Maaszicht op een gegeven moment kennelijk de keuze heeft gemaakt op [eiser] niet langer of indringender invloed uit te oefenen, maar hem zijn gang te laten gaan, maakt niet dat Maaszicht de in dit geval te stellen grenzen heeft overschreden. Denkbaar is uiteraard dat Maaszicht zich uitdrukkelijker en met meer aandrang zou hebben bemoeid met het handelen/nalaten van [eiser], maar dat zij zulks achterwege heeft gelaten brengt evenwel, gelet op al hetgeen zij wel deed, niet mee dat zij niet heeft voldaan aan de in dit geval te stellen eisen van zorgvuldigheid.
Nu gezien het voorgaande niet is gebleken van een schending van de zorgplicht door Maaszicht, zal de vordering -als ongegrond- worden afgewezen.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Maaszicht begroot op € 258,00 aan verschotten en op € 904,50 (2 pnt x € 452,00) aan salaris voor de advocaat.
De beslissing
De rechtbank
wijst af het gevorderde;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Maaszicht begroot op € 1.162,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.
801/1963