ECLI:NL:RBROT:2012:BW6063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/2241
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vergunningen voor frequentieruimte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen T-Mobile Netherlands B.V. en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Agentschap Telecom. T-Mobile had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, waarin zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar bezwaar tegen de verleende vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte in de 2,6 GHz-band. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de formele vereisten voor het indienen van een bezwaarschrift was voldaan en dat T-Mobile een procesbelang had, aangezien zij het niet eens was met de inhoud van het primaire besluit. Hierdoor was er geen aanleiding om T-Mobile niet-ontvankelijk te verklaren in haar bezwaar.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder inhoudelijk op het bezwaarschrift had moeten beslissen en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van T-Mobile gegrond en verplichtte de verweerder om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de verweerder het door T-Mobile betaalde griffierecht van € 302,- diende te vergoeden en dat de proceskosten, vastgesteld op € 874,-, aan T-Mobile moesten worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/2241
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2012 in de zaak tussen
T-Mobile Netherlands B.V., te 's-Gravenhage, eiseres,
gemachtigde: mr. drs. F.P. Heijne,
en
de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Agentschap Telecom, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Sijbrandij
Aan het geding hebben mede als partij deelgenomen:
ZUM B.V. (voorheen Ziggo 4 B.V.), gevestigd te Utrecht, gemachtigde mr. W. Knibbeler en mr. N. Lorjé
KPN B.V., 's-Gravenhage, gemachtigde mr. P.V. Eijsvogel,
Vodafone Libertel B.V., gevestigd te Maastricht, gemachtigde mr. P.M. Waszink
Tele2 Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam, gemachtigden mr. P. Burger en mr. D. Verhulst.
Procesverloop
Bij besluiten van 11 mei 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunningen verleend voor het gebruik van frequentieruimte in de 2,6 GHz-band.
Bij ongedateerd besluit met kenmerk AT-EL&I/6613414.JZ (het bestreden besluit) heeft verweerder eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. ZUM B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Lorjé. KPN B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. Q.J. Tjeenk Willink. Ook Vodafone Libertel B.V. heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. J.J.R. Lautenbach. Namens Tele2 Nederland B.V. is niemand verschenen.
Overwegingen
1. Verweerder stelt dat de bezwaren van eiseres betrekking hebben op de opgelegde individuele caps, zoals deze zijn uitgewerkt in de vergunningen, en de uitrolverplichting, behorend bij de vergunningen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de rechtsgevolgen van die onderdelen van het primaire besluit, reeds eerder zijn ingetreden. Verweerder heeft de individuele caps al in besluiten van 10 maart 2010 vastgesteld. In besluiten van 29 november 2009 heeft verweerder al vergunningvoorschriften vastgesteld, inclusief het voorschrift over de uitrolverplichting. Gelet daarop is verweerder van mening dat de primaire besluiten niet op rechtsgevolg zijn gericht en heeft verweerder eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
2. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar. De rechtbank overweegt dat een bezwaar slechts dan niet-ontvankelijk kan worden verklaard als aan bepaalde formele vereisten voor het indienen van een bezwaarschrift niet is voldaan dan wel indien een procesbelang ontbreekt. In dit geval is wel aan deze formele vereisten voldaan en had eiseres ook een procesbelang, nu zij het niet eens was met de inhoud van het primaire besluit. Om die reden was er geen aanleiding om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren in haar bezwaar. Verweerder had inhoudelijk op het bezwaarschrift moeten beslissen. Gelet daarop concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden. Het beroep van eiseres dient gegrond te worden verklaard. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Het einde van de termijn voor het nemen van het nieuwe besluit op bezwaar stelt de rechtbank op acht weken nadat het eiseres betreffende toelatingsbesluit - dat thans in het hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank van 2 november 2011, LJN: BU3331 bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) ter beoordeling voorligt - rechtens onaantastbaar is geworden, nu het in de rede ligt dat verweerder in lijn met het oordeel van het CBb zal beslissen.
3. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak,
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 302,- vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,-, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.