ECLI:NL:RBROT:2012:BX2370

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
402035 / HA RK 12-349
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2012 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker tegen de rechter-commissaris. De verzoeker, die verdacht werd van het proberen om zijn echtgenote om het leven te brengen, had bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een deskundige door de rechter-commissaris. De verdediging had verzocht om de benoeming van Dr. [M] als deskundige voor een contra-expertise, maar de rechter-commissaris had in plaats daarvan Dr. [P] benoemd. De verzoeker stelde dat deze beslissing onbegrijpelijk was en dat de rechter-commissaris niet objectief had gehandeld, wat leidde tot de wraking. Tijdens de zitting op 28 juni 2012 werd het wrakingsverzoek behandeld, waarbij de raadsman van de verzoeker zijn standpunt toelichtte. De rechter-commissaris was niet aanwezig, maar had eerder schriftelijk gereageerd op het verzoek.

De wrakingskamer oordeelde dat de motivering van de rechter-commissaris voor de benoeming van Dr. [P] niet op vooringenomenheid duidde, ondanks dat de motivering op zichzelf onvoldoende dragend was. De rechter-commissaris had aangegeven dat het belangrijk was dat het rapport niet door voorkennis werd beïnvloed. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter-commissaris niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 10 juli 2012
Zaaknummer: 402035
Rekestnummer: HA RK 12-349
Parketnummer: 10/711033-11
R-C-nummer: 11/545
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in [plaats van detentie],
verzoeker,
raadsman: mr. D.H. van den Elzen, advocaat te Rotterdam,
strekkende tot wraking van [naam rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank (hierna: de rechter-commissaris).
1. Het procesverloop en de processtukken
Bij fax van 20 mei 2012 heeft de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het dossier van genoemde strafzaak, waarin zich onder meer bevindt:
- de brief van het kabinet rechter-commissaris aan de raadsman van verzoeker van
25 april 2012, met de bijgevoegde benoeming van Dr. [P] tot deskundige;
- de fax van de raadsman van verzoeker aan de rechter-commissaris van 10 mei 2012, met de meegezonden fax van de raadsman van verzoeker aan de rechter-commissaris van 1 mei 2012;
- de brief van de rechter-commissaris aan de raadsman van verzoeker van 14 mei 2012;
- de fax van de raadsman van verzoeker aan de rechter-commissaris van 20 mei 2012.
Verzoeker, de raadsman van verzoeker, de rechter-commissaris, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft bij brief van 25 mei 2012 van die gelegenheid gebruik gemaakt. Bij fax met bijlagen van 5 juni 2012 heeft de raadsman van verzoeker op voornoemde brief gereageerd. De rechter-commissaris heeft bij brief van 7 juni 2012 op deze fax gereageerd.
Ter zitting van 28 juni 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: verzoeker, diens raadsman en de officier van justitie, mr. M. Luijpen. De rechter-commissaris is - zoals in haar brief van 25 mei 2012 aangekondigd - niet verschenen. De raadsman van de verzoeker heeft zijn standpunt nader toegelicht aan de hand van een pleitnota. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
2. Inleidende opmerkingen
Verzoeker staat voor de meervoudige strafkamer van deze rechtbank terecht onder meer op de verdenking dat hij gepoogd heeft zijn echtgenote om het leven te brengen althans haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Ter zitting van 24 mei 2011 heeft de strafkamer beslist dat over de verdachte een psychologisch en psychiatrisch rapport diende te worden uitgebracht. Op 4 augustus 2011 is vervolgens beslist dat verzoeker overgebracht diende te worden naar het psychiatrisch ziekenhuis Pieter Baan Centrum te Utrecht voor het uitbrengen van bedoelde rapportage.
Die rapportage is in januari 2012 gereed gekomen.
Ter zitting van 30 januari 2012 is het door de verdediging gedane verzoek tot het verrichten van een tegenonderzoek door een nader te benoemen deskundige toegewezen. De rechtbank bepaalde daarbij dat het onderzoek zal worden uitgevoerd onder door de rechter-commissaris te stellen voorwaarden en dat de rechter-commissaris overleg zal voeren met de verdediging met betrekking tot de aan de deskundige te stellen vragen.
Bij brief d.d. 5 maart 2012 verzocht de rechter-commissaris de raadsman van verzoeker het verzoek tot het houden van een contra-expertiseonderzoek nader toe te lichten.
Bij brief d.d. 26 maart 2012 verzocht de raadsman de rechter-commissaris over te gaan tot de benoeming van Dr. [M], verbonden aan The Maastricht Forensic Insitute, tot deskundige voor het uitbrengen van de contra-expertise.
Bij beschikking van 25 april 2012 benoemde de rechter-commissaris mevr. Dr. [P], eveneens verbonden aan genoemd Institute, tot deskundige.
Een nadien gedaan verzoek van de raadsman aan de rechter-commissaris om die beslissing te herzien en om alsnog Dr. [M] tot deskundige te benoemen werd door de rechter-commissaris bij brief van 14 mei 2012 afgewezen.
3. Het verzoek en het verweer daartegen
3.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de raadsman van verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De raadsman van verzoeker heeft ter zitting verzocht om een contra-expertise door een nader te noemen deskundige. De rechtbank heeft bepaald dat dit onderzoek noodzakelijk is en zal worden uitgevoerd onder de door de rechter- commissaris te noemen voorwaarden. Omdat de raadsman van verzoeker nog geen concrete deskundige kon noemen, werd de zaak door de meervoudige strafkamer terugverwezen naar de rechter-commissaris ter benoeming van een - gelet op het in artikel 227 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalde - in beginsel door de verdediging aan te wijzen deskundige.
Verzoeker vindt het om verschillende redenen onbegrijpelijk respectievelijk niet ter zake doende dat de rechter-commissaris in strijd met de beslissing van de meervoudige strafkamer en in strijd met de regelgeving op dit punt geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de raadsman van verzoeker om Dr. [M] tot deskundige voor het uitbrengen van de contra-expertise te benoemen.
Bovendien heeft de rechter-commissaris de beslissing niet naar behoren gemotiveerd. Ook verbaast het verzoeker dat de rechter-commissaris haar bezwaar tegen benoeming van [M] als deskundige niet eerder heeft geuit en zij de raadsman van verzoeker hier voorafgaand aan de afwijzing niet over heeft gehoord. De stelling van de rechter-commissaris dat het niet aan de raadsman van verzoeker is om contacten met de deskundige te onderhouden en deze van informatie te voorzien en dat zij dit onwenselijk acht, vindt verzoeker frappant, daar de raadsman van verzoeker de rechter-commissaris meermalen uitdrukkelijk heeft laten weten geen contact met de deskundige gehad te hebben en dat de deskundige geen informatie vanwege de verdediging heeft ontvangen. Voor de veronderstelling dat Dr. [M] partijdig en niet meer onafhankelijk zou zijn is dan ook geen enkele grond. Daar komt bij dat het, zeker na invoering van de Wet deskundige in strafzaken, onjuist is dat het niet aan de raadsman is om contacten met deskundigen te onderhouden. Uit die regelgeving vloeit juist voort dat aan de verdediging een aanbevelingsrecht toekomt. Afwijking van die aanbeveling is slechts mogelijk indien belang van het onderzoek benoeming van de voorgedragen deskundige verbiedt. Die situatie doet zich hier niet voor.
Hoewel de omstandigheid dat de rechter een beslissing neemt die een partij onwelgevallig is geen grond voor wraking oplevert, is de beslissing in casu zo onbegrijpelijk dat voor die beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat zij voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechter-commissaris of dat de beslissing objectief gezien de gerechtvaardigde vrees bij verzoeker heeft kunnen wekken dat de beslissing is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoeker.
3.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust. Zij stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren en voert hier in haar brief van 25 mei 2012 - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende voor aan.
De wrakingskamer is geen appelinstantie voor onwelgevallige beslissingen van de rechter-commissaris. De deskundigenbenoeming en het daarbij niet volgen van het voorstel van de verdachte is een mij, rechter-commissaris, toekomende beslissing. Het niet-benoemen van Dr. [M] tot deskundige is een gevolg van de omstandigheid dat vanuit de verdediging aan Dr. [M] informatie over de zaak was verstrekt. Dat was onwenselijk omdat het onderzoek zo objectief en onpartijdig mogelijk diende plaats te vinden. Het belang van het onderzoek verbood mitsdien benoeming van Dr. Peeters.
3.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek en voert - verkort en zakelijk weergegeven - aan dat zij zich schaart achter het standpunt van de rechter-commissaris. Ook vraagt de officier van justitie zich sterk af om artikel 227 Sv in casu van toepassing is. Uit de handelwijze van de rechter-commissaris blijkt geen vooringenomenheid.
Ter zitting heeft de officier van justitie desgevraagd meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen benoeming van [M] als deskundige en dat zij dit aan de rechter-commissaris kenbaar zal maken.
4. De beoordeling
4.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter-commissaris - subjectief - niet onpartijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter terechtzitting geen houvast gevonden.
4.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
4.4
Daarbij wordt vooropgesteld dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter-commissaris op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
4.5
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven, althans dat de door verzoeker daaromtrent gekoesterde vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
4.6
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. De motivering die de rechter-commissaris voor haar beslissing heeft gegeven kan - gelet op de regelgeving op dit punt -op zichzelf onvoldoende dragend zijn, maar de wrakingskamer constateert ook dat de beslissing ingegeven is door de omstandigheid dat de rechter-commissaris wenste dat het uit te brengen rapport niet door voorkennis zou worden beïnvloed. Die motivering duidt niet op vooringenomenheid. De omstandigheid dat er feitelijk geen sprake was van voorkennis, zoals de raadsman heeft betoogd, maakt dit oordeel niet anders.
4.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond en wordt dan ook afgewezen.
5. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris [naam rechter-commissaris].
Deze beslissing is gegeven op 10 juli 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. H. van Lokven-Van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer-Van der Niet, griffier.