ECLI:NL:RBROT:2012:BX2373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
402537 / HA RK 12-378
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 juni 2012 een wrakingsverzoek van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoekers, waaronder [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] B.V., tegen een rechter van de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een uitspraak die deze rechter had gedaan tijdens een zitting op 13 januari 2012. Tijdens deze zitting had de rechter geopperd dat de wensen en gedachten van verzoekers hem 'niet konden schelen', wat verzoekers als partijdig ervoeren. Het wrakingsverzoek werd echter pas eind mei 2012 ingediend, wat volgens de rechtbank te laat was, aangezien de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gebaseerd, al eerder bekend waren. De rechtbank oordeelde dat verzoekers niet tijdig hadden gereageerd op de gewraakte uitspraak, en dat de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek ruimschoots was overschreden. De rechtbank benadrukte dat het indienen van een wrakingsverzoek een serieuze aangelegenheid is en dat verzoekers, ondanks de gevoeligheid van de civielrechtelijke procedure, eerder actie hadden moeten ondernemen. De beslissing om het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te verklaren werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit drie rechters, en werd op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 28 juni 2012
Zaaknummer: 402537
Rekestnummer: HA RK 12-378
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
1. [naam verzoeker 1],
wonende te [woonplaats] en
2. [naam verzoeker 2] B.V.,
gevestigd te [plaats van vestiging],
verzoekers,
advocaat verzoekers: mr. L.C. Blok te Zoetermeer,
strekkende tot wraking van [naam kantonrechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 13 januari 2012 is door de rechter van deze rechtbank behandeld de tussen [naam eiser] (nader te noemen: [naam eiser]) en verzoekers aanhangige procedure met zaaknummer 1114160 CV EXPL 10-27001 (nader te noemen: de civielrechtelijke procedure).
Na sluiting van de voornoemde zitting hebben verzoekers de rechter bij brief van 24 mei 2012, ingekomen op 30 mei 2012, gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het dossier van de civielrechtelijke procedure;
- de brief van [naam verzoeker 1] aan de sector kanton d.d. 24 mei 2012, inhoudende het wrakingsverzoek.
Verzoekers, de rechter en de gemachtigde van [naam eiser] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren. Bij zijn email d.d. 5 juni 2011 heeft de rechter van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 28 juni 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen [naam verzoeker 1], mede namens verzoeker sub 2, en de rechter. Voorts is verschenen als raadsman van verzoekers mr. L.C. Blok, advocaat te Zoetermeer. Verzoekers en de rechter hebben hun standpunt nader toegelicht. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek hebben verzoekers - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
In de civielrechtelijke procedure is bij vonnis van 10 december 2010 een deskundige benoemd. Deze deskundige heeft uiteindelijk geweigerd een oordeel uit te spreken over de deskundigheid van verzoekers. Tijdens de op 13 januari 2012 gehouden comparitie van partijen heeft de rechter partijen gevraagd wat zij zouden willen. De advocaat van [naam eiser] heeft toen voorgesteld een nieuwe deskundige te benoemen. De rechter toonde hier begrip voor. Op het moment dat de gemachtigde van verzoekers zich hier tegen verzette, beet de rechter verzoekers toe dat hun wensen en gedachten hem "niet kunnen schelen". Deze uitspraak van de rechter bevestigt de vrees van verzoekers voor een oneerlijke behandeling. Aangezien de advocaat van [naam eiser] de rechter bij brief van 21 mei 2012 een lijst aangeboden heeft van tot zijn netwerk behorende deskundigen, menen verzoekers bovendien dat [naam eiser] de uitkomst van het proces probeert te beïnvloeden. Met voornoemde omstandigheden is de schijn van partijdigheid gewekt. Verzoekers twijfelen aan de objectieve onpartijdigheid van de rechter.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en voert hier in zijn brief d.d. 5 juni 2012 - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende voor aan.
Betwist wordt dat uit de feiten en hetgeen ter zitting is besproken afgeleid kan worden dat sprake is van partijdigheid of dat de schijn van partijdigheid is gewekt. De in eerste instantie benoemde deskundige had het af laten weten, zodat er een nieuwe deskundige benoemd moest worden. Verzoekers waren hier niet gelukkig mee en de rechter heeft verzoekers toen meegedeeld dat hem dat niet zoveel kon schelen. Immers, de beslissing dat een deskundige benoemd zou worden was genomen en die beslissing verandert niet in het geval de deskundige niets doet.
3. De beoordeling
3.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden - zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist - aan verzoekers bekend waren geworden.
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoekers hebben aan hun verzoek tot wraking ten grondslag gelegd de tijdens de comparitie van partijen d.d. 13 januari 2012 gedane uitspraak van de rechter dat de wensen en gedachten van verzoekers hem "niet kunnen schelen".
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede "zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn" betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de beweerdelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad kan worden gegeven en acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte uiting is door de rechter immers gedaan ter zitting van 13 januari 2012 terwijl het verzoek tot wraking eerst is gedaan eind mei 2012.
Verzoekers hebben nog aangevoerd dat de hiervoor bedoelde termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de civielrechtelijke procedure een gevoelige kwestie is en verzoekers eerst overdacht hebben wat er gebeurd was. Wraking is immers niet iets wat je zomaar doet. Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen voornoemde omstandigheden weliswaar maken dat verzoekers de rechter niet ter zitting hebben gewraakt, maar zoals reeds overwogen is, had - ook binnen deze context - van verzoekers mogen worden verwacht dat zij het verzoek tot wraking korte tijd na de zitting zouden doen. Het indienen van het verzoek na 4 maanden en elf dagen kan niet als zodanig worden aangemerkt. Ten overvloede wordt overwogen dat hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd geen grond voor wraking kan opleveren.
3.3
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. De beslissing
verklaart het verzoek tot wraking van [naam kantonrechter] niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven op 28 juni 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. L.A.C. van Nifterick en mr. H. van Lokven-Van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter op 28 juni 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer-Van der Niet, griffier.