ECLI:NL:RBROT:2012:BX6306

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
407073 / HA RK 12-616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2012 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van verzoekster, die van mening was dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat, hoewel de administratieve gang van zaken niet vlekkeloos was verlopen, de beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek van de gemachtigde van verzoekster af te wijzen, niet onbegrijpelijk was. De rechter had de zaak niet aan hoeven houden in afwachting van een beslissing van de Centrale Raad van Beroep, en de argumenten van de gemachtigde werden niet als voldoende geacht om tot wraking over te gaan.

De behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 20 augustus 2012, waarbij de gemachtigde van verzoekster zijn standpunt nader toelichtte. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat de rechter in deze zaak zijn beslissing op een begrijpelijke wijze had genomen en dat er geen reden was om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van verzoekster voldoende tijd had om zich voor te bereiden op de zitting en dat de administratieve tekortkomingen niet voldoende waren om de onafhankelijkheid van de rechter in twijfel te trekken. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de uitspraak dat het verzoek tot wraking werd afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 31 augustus 2012
Zaaknummer: 407073
Rekestnummer: HA RK 12-616
Procedurenummer: 12/1414 AW
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. drs. S.J. Brunia
strekkende tot wraking van [naam gewraakte rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 9 augustus 2012 is door de rechter, behandeld het door verzoekster ingestelde beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van Rotterdam d.d. 17 februari 2012 waarbij, na bezwaar, het besluit d.d. 29 oktober 2010 is gehandhaafd.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de gemachtigde van verzoekster de rechter gewraakt.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de processtukken uit het dossier van de beroepsprocedure van verzoekster tegen het College van Burgermeester en Wethouders (hierna: verweerder).
Verzoekster alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Ter zitting van 20 augustus 2012, alwaar de gedane wraking is behandeld, is verschenen de gemachtigde van verzoekster. Hij heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoekster nader toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de hiervoor genoemde schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek d.d. 13 augustus 2012 van de rechter.
2. Het verzoek en het verweer daartegen
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft de gemachtigde van verzoekster het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De procedure is onzorgvuldig verlopen. De procesorde is geschonden en daarvoor draagt de rechter verantwoordelijkheid. De gemachtigde van verzoekster heeft op 17 juli 2012 telefonisch gevraagd om uitstel omdat hij niet op de hoogte was van de afwijzing van het verzoek om uitstel van verweerder. Hij ging er vanuit dat het verzoek van verweerder was gehonoreerd, en dat de zitting zou worden uitgesteld. De gemachtigde van verzoekster heeft geprobeerd zonder wraking tot fair play te komen, maar dit bleek niet mogelijk. Tevens dient de behandeling van deze beroepszaak te worden aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
Dat kan anders zijn indien een omstreden beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven
Dat de administratieve gang van zaken niet vlekkeloos is verlopen - niet is gebleken dat er een afschrift van de afwijzende beslissing op het naar aanleiding van de vooraankondiging gedane aanhoudingsverzoek van verweerder aan de gemachtigde van verzoekster is toegezonden- laat onverlet dat de gemachtigde van verzoekster heeft moeten begrijpen dat de zitting zou plaatsvinden op 9 augustus 2012, nu hij op of omstreeks 11 juli 2012 een uitnodiging voor de zitting van 9 augustus 2012 heeft ontvangen, dat wil zeggen ruim na het tijdens de vooraankondiging gedane aanhoudingsverzoek van verweerder.
De rechtbank kan derhalve de gemachtigde van verzoekster in zijn redenering dat hij er rechtens van uit mocht gaan dat de zaak alsnog zou worden aangehouden, niet volgen.
Daarenboven heeft de gemachtigde van verzoeker volgens eigen zeggen omstreeks 17 juli 2012 van de griffie telefonisch medegedeeld gekregen dat er geen uitstel aan verweerder was verleend. De gemachtigde die al jaren de belangen behartigt van verzoekster en bekend is met de zaak, moet dan ook geacht worden in staat te zijn geweest om de zaak voor 9 augustus 2012 genoegzaam voor te bereiden. De beslissing van de rechter het aanhoudingsverzoek van de gemachtigde van verzoeker wegens proceduregebreken en wegens gebrek aan voorbereidingstijd af te wijzen, is niet onbegrijpelijk en levert geen grond voor wraking op.
Voor zover het verzoek tevens als grondslag behelst dat de rechter - gelet op de samenhang tussen de bij de Centrale Raad van Beroep aanhangige zaak en de bij de rechtbank Rotterdam aanhangige zaak - om die reden de zaak had moeten aanhouden zolang door de Centrale Raad van Beroep in dezen nog niet is beslist en door dat na te laten de schijn heeft gewekt niet onpartijdig te zijn, overweegt de rechtbank dat de beslissing van de rechter om de zaak niet om die reden aan te houden eveneens niet onbegrijpelijk is en eveneens geen grond voor wraking oplevert.
4. De beslissing
wijst af het verzoek tot wraking van [naam gewraakte rechter].
Deze beslissing is gegeven op 31 augustus 2012 door mr. M.F.L.M. van der Grinten, voorzitter, mr. P.H. Veling en mr. L.A.C. van Nifterick, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. Versloot, griffier.