ECLI:NL:RBROT:2013:10126

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
DOR 12/1387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en bescherming van persoonlijke levenssfeer in Wob-verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarheid van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser had op 18 juli 2012 een verzoek ingediend om verschillende documenten met betrekking tot een horeca-inrichting openbaar te maken. Het primaire besluit van de burgemeester van Dordrecht om dit verzoek grotendeels te weigeren, werd door eiser bestreden. De burgemeester beriep zich op artikel 28 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob), dat de openbaarmaking van bepaalde gegevens verbiedt, en op de weigeringsgronden van de Wob, die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bedrijfsinformatie waarborgen.

Tijdens de zitting op 14 oktober 2013 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiser stelde dat hij ongelijk behandeld was ten opzichte van andere betrokkenen en dat de burgemeester onzorgvuldig was omgegaan met de bescherming van zijn persoonlijke gegevens. De rechtbank oordeelde echter dat de burgemeester voldoende had aangetoond dat de geweigerde informatie onder de geheimhoudingsplicht viel en dat er geen bewijs was dat eiser onterecht was behandeld. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van anderen ook in acht moest worden genomen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was, omdat er geen gebreken waren vastgesteld in het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: DOR 12/1387

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2013 in de zaak tussen

[naam], te [plaats], eiser,

en

de burgemeester van de gemeente Dordrecht, verweerder,

gemachtigden: mr. G. Boukich, mr.drs. J.E. Ossewaarde en mr. E.A. van Dommelen
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te [adres belanghebbende].

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) meerdere documenten met betrekking tot de horeca-inrichting/[belanghebbende] openbaar te maken grotendeels geweigerd.
Bij besluit van 4 oktober 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2013. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
.Namens derde-partij is niemand verschenen.

Overwegingen

1.
Bij brief van 21 mei 2012 heeft eiser met een beroep op de Wob verzocht om hem met betrekking tot de horeca-inrichting/[belanghebbende], gevestigd aan de [adres belanghebbende], de volgende stukken te doen toekomen:
1.
aanvraag
2.
exploitatievergunning
3.
Wet Bibob aanvraag, zo niet de reden hiervan
4.
Wet Bibob toetsing, zo niet de reden hiervan
5.
aanvraag indicatoren bibob, zo niet de reden hiervan;
6.
cluster vergunningen OOV, zo niet de reden hiervan;
7.
advies RIEC ZHZ, zo niet de reden hiervan
8.
alle relevante documenten van aanvraag tot verlening van de exploitatievergunning, oa huurcontract, ondernemingsplan etc.
9.
algehele correspondentie omtrent de verlening/aanvraag voor zover deze nog niet voldoet aan bovenstaande gegevens.
2.
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd de aanvraag indicatoren bibob en het advies RIEC openbaar te maken, omdat artikel 28 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) daaraan in de weg staat. De Wet bibob aanvraag en de Wet bibob toetsing vallen volgens verweerder onder dezelfde geheimhoudingsverplichting. De relevante documenten met betrekking tot de aanvraag en de correspondentie omtrent de verlening heeft verweerder met het besluit aan eiser toegezonden, waarbij een aantal gegevens met het oog op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet openbaar zijn gemaakt. De correspondentie die niet openbaar gemaakt wordt, bevat volgens verweerder bedrijfsgegevens dan wel gegevens die de persoonlijke levenssfeer betreffen.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn weigering stukken met betrekking tot een procedure op grond van de Wet bibob te verstrekken, gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat deze stukken vallen onder de bijzondere geheimhoudingsplicht van artikel 28 van de Wet bibob. Om deze reden is besloten niet tot openbaarmaking over te gaan. Voor zover de gevraagde stukken niet onder de genoemde geheimhoudingsplicht vallen, geldt dat een aantal stukken met een beroep op artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, en tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob van openbaarmaking zijn afgeschermd. Met het oog op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer heeft verweerder een aantal gegevens uit het aanvraagformulier niet openbaar gemaakt. De resterende stukken zijn - onder het weglakken van de persoonsgegevens - in alle gevraagde gevallen aan eiser verstrekt.
4.
Eiser stelt in beroep - zakelijk weergegeven - dat de soortgelijke informatie als de hem geweigerde informatie, op enig moment wel aan eisers huurders zijn verstrekt. Het betrof toen ook bedrijfsgegevens en gegevens betreffende de persoonlijke levenssfeer van eiser. Verweerder heeft toen geen eerbied voor eisers persoonlijke levenssfeer gehad.
5.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Op grond van het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onder e, van dit artikel blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Op grond van artikel 28, eerste lid, van de wet Bibob is een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, - zoals het luidde ten tijde van het bestreden besluit - van dit artikel geeft het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die een advies ontvangt, de daarin opgenomen gegevens niet door, behoudens aan de derde die in de motivering, bedoeld in de onderdelen a en b, wordt vermeld, uitsluitend voorzover de in die motivering opgenomen gegevens hem betreffen.
6.
Verweerder is deels tegemoetgekomen aan eisers Wob-verzoek, heeft deels geweigerd informatie te verstrekken op de grond dat artikel 28 van de Wet bibob openbaarmaking niet toestaat, en heeft deels gevraagde documenten geheel dan wel gedeeltelijk geweigerd op grond van in de Wob opgenomen weigeringsgronden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting begrijpt de rechtbank eisers beroep aldus dat eiser meent dat hij door verweerder anders is behandeld aangaande de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en bedrijfsinformatie, dan verweerder in het primaire besluit heeft gedaan. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
7.
Verweerder heeft ter zitting betoogd dat ook in zaken van eiser sprake is geweest van het weglakken van persoonlijke gegevens teneinde eisers persoonlijke levenssfeer te beschermen. Nog daargelaten dat een eventuele onzorgvuldigheid van de zijde van verweerder bij het beschermen van eisers bedrijfsgegevens en zijn persoonlijke levenssfeer niet door eiser is aangetoond, kan dit er naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet toe leiden dat door verweerder om die reden ook onzorgvuldig zou moeten worden omgegaan met bescherming van de bedrijfsgegevens en persoonlijke levenssfeer van anderen. Eisers grief kan derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
8.
Nu ook anderszins niet is gebleken van gebreken aan het bestreden besluit dient het beroep van eiser ongegrond te worden verklaard.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Strien, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en
mr. M.A. Veneberg, leden, in aanwezigheid van J. van Mazijk, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.