ECLI:NL:RBROT:2013:3094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
10-661327-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van ontvoering met als doel losgeld te vragen en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de ontvoering van een vrouw met als doel losgeld te vragen aan haar familie. De feiten vonden plaats in de periode van 8 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar bij de bovenarm beet te pakken, haar mee te trekken en met een vuurwapen te bedreigen. Tijdens de ontvoering is het slachtoffer met het vuurwapen in het gezicht geslagen, wat haar in grote angst heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een vuurwapen, een geluiddemper en munitie voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft tevens een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke verontwaardiging over dergelijke ernstige misdrijven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Straf 3
parketnummer: 10/661327-12
[Promis]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 april 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]
thans verblijvende: PI Middelburg te Middelburg,
hierna: verdachte.
Raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 april 2013 waarbij de officier van justitie mr. G. Sannes, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij. Het slachtoffer heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden.
Feit 2: in de periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen voorhanden heeft gehad.
Feit 3: in de periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen een geluiddemper en munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verantwoordelijk voor het met geweld en onder bedreiging van geweld van de vrijheid beroven en beroofd houden van aangeefster [benadeelde partij] (hierna aangeefster).
Daarbij hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een vuurwapen met een demper en munitie gebruikt en aldus voorhanden gehad.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige], de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, de vijfde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de eerste, tweede en vijfde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], de processen-verbaal van bevindingen met volgnummers 5, 7 en 41 en het wapenrapport.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd, maar zich ertoe beperkt op te merken dat verdachte een andere, beduidend kleinere rol heeft gehad dan de medeverdachte [medeverdachte 1].
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Motivering bewezenverklaarde
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Feit 1:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
  • Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2012 met proces-verbaalnummer PL17F0 2012498720-1, opgenomen als bijlage in het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met proces-verbaalnummer 2012498720 inhoudende de verklaring van [benadeelde partij];
  • De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2013.
De rechtbank volstaat met deze opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte dit feit heeft bekend en de situatie van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich voordoet.
Feiten 2 en 3:
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2012 met proces-verbaalnummer PL17F0 2012498720-1 opgenomen als bijlage in het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met proces-verbaalnummer 2012498720 inhoudende – zakelijk weergegeven - de verklaring van [benadeelde partij]:
Gisterenavond,8 oktober 2012 (..)
Ik weet niet precies hoe laat, maar op gegeven moment kwamen we aan bij dat treinstation in Capelle aan den IJssel. Bij een viaduct aldaar, zag ik dat ineens twee jongens bij ons stonden. Ik heb ze niet op ons af zien lopen. Ik kende deze jongens niet en ik had hen nog nooit eerder gezien. Ik begreep later dat zij "[medeverdachte 1]" en "[verdachte]" (fonetisch) heetten.
Ik hoorde dat [medeverdachte 1] mij aansprak en zei: "Loop je even mee?". Ik voelde dat hij me bij mijn bovenarm beetpakte en mee trok.
Ik zag dat [medeverdachte 1] een wapen pakte, een vuurwapen en dit in zijn hand vasthield. Ik voelde mij erg bedreigd. Toen [medeverdachte 1] mij een meter of 20 had meegetrokken bij mijn arm, kreeg ik ineens uit het niets van hem een harde klap in mijn gezicht. De klap was zo hard, ik voelde een enorme pijn en ik zag als het ware sterretjes.
Ik moest ook doen wat er gezegd werd, want als ik niet zou meewerken dan zouden [medeverdachte 1] en [verdachte] ons neerschieten.
Eén van de twee, [medeverdachte 1] of [verdachte], heeft op het vuurwapen een rond ding gezet op de voorkant, een soort demper of zo.
[medeverdachte 1] was echt boos hoorde ik en hij zei: "Je loopt ons te fucken". [medeverdachte 1] richtte hierbij het vuurwapen op mij. Ik dacht op dat moment echt dat het over was voor me en dat hij me dood zou schieten.
Ik liep veel met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] en [verdachte] liepen vooruit. We zijn ook in woonwijken geweest, via bruggetjes.
Uiteindelijk zijn we weer teruggelopen naar de auto. Nogmaals werd duidelijk gemaakt hoe het "spel" gespeeld moest worden. [medeverdachte 2] hoefde hun geen geld te betalen, maar iemand anders en nu werd gezegd, als er vandaag tussen 1200 en 1500 uur niet betaald werd, dan, zo zeiden ze "wisten ze precies waar wij woonden".
[medeverdachte 2] heeft me nog gezegd dat [naam] en papa er echt niets van af mochten weten.
Ik heb vervolgens nog met [verdachte] in de Alfa gezeten en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stonden buiten.
Toen ze terugkwamen zei [medeverdachte 1] dat hij zijn nek voor [medeverdachte 2] had uitgestoken bij zijn baas, om vandaag eerst 3000 euro te betalen en in termijnen de rest.
De afspraak was dus eerst voor die 3000 euro te zorgen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden vervolgens terugrijden naar de plek, waar de auto van [medeverdachte 2] nog stond, die Fiat. Daarna zouden ze weer terugkomen. Ik moest bij [verdachte] blijven.
[verdachte] en ik werden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] afgezet bij een ouderencentrum, dat heette Amandelhof of zo. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] reden weg in de Alfa.
[verdachte] heeft me verteld dat hij een doorgeladen wapen in zijn broeksband had. Ik heb dat niet gezien.
Ik heb samen met [verdachte] gewacht in de tuin van Amandelhof. Hij was erg schichtig.
We hebben gewacht en gewacht. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kwamen niet terug. Naast het feit dat we bij Amandelhof hebben gezeten, hebben wij ook weer gelopen.
In die tijd dat wij zaten te wachten op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft [verdachte] heel vaak geprobeerd om [medeverdachte 1] te bellen met zijn mobiel. Hij kreeg in ieder geval geen contact met [medeverdachte 1]. Hij werd steeds zenuwachtiger naarmate het licht begon te worden buiten.
[verdachte] zei tegen mij dat hij bang was dat er iets verkeerd gegaan moest zijn bij het ophalen van de auto van [medeverdachte 2]. Dat "de baas" toch van gedachten zou zijn veranderd en [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] zou hebben neergeschoten. Hij was later, toen het echt lang duurde, ook bang dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgepakt waren bij een politiecontrole, vanwege wapen(s) in de auto.
We hebben weer gelopen en kwamen weer uit in de buurt van het treinstation in Schollevaar. Het was toen licht buiten. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Geen politie! Kan ik je vertrouwen?" Hij zei ook dat hij het jammer vond dat wij op zo'n manier kennis hadden moeten maken.
Bij het treinstation in de buurt is [verdachte] weggelopen. Ik ben naar een Albert Heijn gelopen, die daar gevestigd was.
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting d.d. 4 april 2013:
Ik ben betrokken geweest bij de ontvoering van [benadeelde partij]. Ik ben de persoon die aangeefster ‘[verdachte]’ noemt. Het klopt dat mijn broer [medeverdachte 1] een pistool heeft getrokken.
Ik heb na de ontvoering van [benadeelde partij] bij mijn broer geslapen en de volgende dag ben ik bij mijn broer thuis aangehouden.
- Een omschrijvingsproces-verbaal Wet Wapens en Munitie d.d. 10 oktober 2012 met proces-verbaalnummer 2012498720 opgenomen als bijlage in het proces-verbaal van de politie Rotterdam Rijnmond met proces-verbaalnummer 2012498720 inhoudende – zakelijk weergegeven- het relaas van verbalisanten dan wel een van hen:
Op 10 oktober 2012 heb ik een onderzoek ingesteld naar de voorwerpen die zijn inbeslaggenomen op 9 oktober 2012 op het Wisselspoor 329 te Capelle aan den IJssel vanuit een zwarte handtas, welke in de kelderbox stond.
VDS 103292 / SIN AAEV8887NL:
Eén van deze voorwerpen is een pistool van het merk: ZASTAVA; model: 70 en voorzien van het serienummer 241835. Het kaliber van dit pistool is 7,65 MM.
Tevens is dit pistool voorzien van een verlengde loop met schroefdraad op het einde van deze loop. Dit is om een geluiddemper op de loop aan te brengen / schroeven.
Dit pistool is geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
(..)
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3°, gelet op artikel 2, lid 1, Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie.
Met dit pistool heb ik proefschoten afgevuurd en daarbij vastgesteld dat dit pistool goed functioneert.
VOS 103293 SIN AAEV8888NL:
Een ander voorwerp is een geluiddemper voor vuurwapens als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder f van de Regeling wapens en munitie. Derhalve is deze geluiddemper een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie I, onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Deze geluiddemper is geschikt om op de loop van het, in dit proces-verbaal, omschreven pistool [VDS 103292) aan te brengen 1 schroeven.
VDS 77260 ISIN AAEV8892NL:
Bij dit onderzoek zag ik, dat er in de patroonhouder 5 kogelpatronen aanwezig waren. Deze bij het pistool [VDS 103292] in beslag genomen 5 kogelpatronen zijn van het kaliber: 7,65 MM (..)
en zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, Categorie III van de Wet wapens en munitie.
(..)
Deze munitie is geschikt om te worden afgeschoten met het op dinsdag 9 oktober 2012 op het Wisselspoor 329 te Capelle aan den IJssel vanuit een zwarte handtas, welke in de kelderbox stond, aangetroffen en in beslag genomen pistool [VDS 103292].
Op grond van de in de bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel, dat verdachte samen met anderen opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden en daarbij een vuurwapen, een geluiddemper en munitie voorhanden heeft gehad.
Nadere bewijsmotivering feiten 2 en 3
Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij (feitelijk) geen wapen in zijn handen heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het vuurwapen met de bijbehorende geluiddemper en munitie voorhanden heeft gehad in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Het begrip voorhanden hebben in de zin van voormeld artikel verondersteld een drietal factoren, te weten de aanwezigheid van het wapen, de bewustheid bij verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van het wapen en het bestaan van een zekere relatie tussen verdachte en het wapen in die zin dat er met betrekking tot dat wapen een zekere vorm van machtsuitoefening bestaat. Hieraan is naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
Uit de aangifte volgt dat het wapen zich in de nabije aanwezigheid van verdachte bevond en hij gedurende langere periode daarover kon beschikken. De machtsuitoefening bestaat uit het feit dat er werd gedreigd dat aangeefster zou worden neergeschoten door verdachte en zijn broer en verdachte of zijn broer de geluidsdemper op het wapen heeft gedaan. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij zich bewust was van het wapen op het moment dat zijn broer het wapen trok. Tot slot heeft verdachte aangeefster voorgehouden dat hij het wapen in zijn broekband droeg. Aangezien het wapen is aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1], die zelf door zijn aanhouding niet in staat geweest kan zijn het wapen daar te brengen, en gezien het feit dat verdachte kort voor de vondst van dat wapen in die woning is aangehouden, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte inderdaad de beschikking had over het vuurwapen. Aldus heeft verdachte het wapen, de geluidsdemper en munitie tezamen en in vereniging met een ander voorhanden gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor onder 4.3.1 vermelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
hijin
of omstreeksde periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en
/of(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd gehouden, immers
heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader
(s
)met dat opzet:
-die [benadeelde partij] bij haar bovenarm beetgepakt en
/of(vervolgens) die [benadeelde partij] meegetrokken en
/of(vervolgens) die [benadeelde partij] laten instappen in een personenauto (Alfa Romeo, rood van kleur) en
/of(vervolgens) met die personenauto rondgereden en
/of(vervolgens) met die [benadeelde partij] gelopen en
/of
-(daarbij) meermalen, althans eenmaal een vuurwapen gericht op, althans dreigend getoond aan die [benadeelde partij] en
/ofdie [benadeelde partij] (met kracht) in haar gezicht geslagen en
/ofdie [benadeelde partij] dreigende woorden toegevoegd,
en dusdoende die [benadeelde partij] gedurende enige tijd
heefthebbenbelet te gaan waarheen
die [benadeelde partij] wilde;
2.
hijin
of omstreeksde periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en
/of(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
in elk geval alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
3.
hijin
of omstreeksde periode van 8 oktober tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en
/ofelders in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en), althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 3 van de Wet wapens en m
unitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen
en
/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit/de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

1.

MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN EN BEROOFD HOUDEN;

2.
MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III;
3.
MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE:
EN
MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de duur van de gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist is, te matigen. Daarbij heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet betrokken was bij de voorbereiding van de ontvoering en hij geen regisserende rol heeft gehad. De strafeis, afgezet tegen de strafeis tegen de medeverdachten, acht de raadsman dan ook niet redelijk. Ook heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte in deze zaak loyaal is geweest ten opzichte van zijn broer.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan ontvoering van een onschuldige vrouw met als doel losgeld te vragen aan haar familie. Om het slachtoffer schrik aan te jagen hebben verdachte en zijn mededader een vuurwapen, een demper en munitie gebruikt en is het slachtoffer met het vuurwapen in het gezicht geslagen.
Blijkens haar slachtofferverklaring is deze gebeurtenis een zeer traumatische ervaring geweest voor het slachtoffer en heeft het gebeuren een enorme impact op haar en haar familie. Daarnaast mag worden aangenomen dat een dergelijk feit de samenleving schokt en heeft bijgedragen aan de in de samenleving levende onveiligheidsgevoelens.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de duur van de onvoorwaardelijk vrijheidsstraf een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren als uitgangspunt. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte ten opzichte van zijn broer een andere, meer ondergeschikte rol heeft gehad en dat er sprake is van meerdaadse samenloop.
Voor wat betreft de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 12 maart 2013, het briefrapport van psychiater Kondakci d.d. 17 januari 2013 en de rapportages van Stichting Reclassering Nederland d.d. 11 december 2012 en 25 januari 2013.
Blijkens het strafblad van verdachte is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Omdat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek van de psychiater, heeft de reclassering zich onthouden van een advies over een sanctie. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte plotseling dergelijke ernstige feiten pleegt en daarbij geen inzicht wil geven in zijn persoonlijke omstandigheden.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel dient om verdachte ertoe te zetten in de toekomst niet nog eens strafbare feiten te plegen. Nu verdachte geen inzicht wil geven in zijn persoonlijke omstandigheden, acht de rechtbank het noodzakelijk om de proeftijd te stellen op 3 jaren.

8.De vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij]. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van totaal
€ 2.739,61 plus wettelijke rente, bestaande uit € 739,61 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel, al dan niet hoofdelijk, kan worden toegewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Hij heeft daarbij gesteld dat het huren van het studentenbusje voorafgaand aan het feit is gebeurd en ook niet gerelateerd is aan het feit.
Ook heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte de vordering wil voldoen, maar geen geld heeft.
De rechtbank is van oordeel dat zowel de materiële als de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit en acht verdachte en zijn medeverdachten aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat de ontvoering begonnen is met het dringende verzoek van medeverdachte [medeverdachte 2] om naar het station te komen. Aangeefster had op dat moment geen vervoer en heeft de bus gehuurd om naar het station te gaan. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het huren van deze bus gerelateerd is aan het bewezenverklaarde feit.
Gelet op de onwenselijkheid dat verdachte en zijn medeverdachten contact met elkaar hebben omtrent de betaling van de schadevergoeding, zal de rechtbank, in afwijking van wat gebruikelijk is, het toe te wijzen bedrag van € 2739,61 delen door het aantal verdachten dat veroordeeld wordt voor het betreffende incident.
Aan verdachte zal daarom een betalingsverplichting en de bijbehorende schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd voor een bedrag van (€ 2739,61: 3 verdachten =) € 913,21. De vervangende hechtenis, bij niet voldoening van de schadevergoedingsmaatregel, bedraagt 18 dagen.
Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.

9.Het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen genoemd onder de nummers 1 tot en met 3 op de beslaglijst zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggeven wapens (nummers 1 tot en met 3 op de beslaglijst) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat die voorwerpen bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten, zijn aangetroffen, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat deze voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.

10.De wettelijke voorschriften

De opgelegde straffen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33b, 33d, 36f, 47, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen op de wijze als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van € 913,21(negenhonderddertien euro en eenentwintig cent) ter zake van materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over laatstgemeld bedrag vanaf 8 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] een bedrag van € 913,21(negenhonderddertien euro en eenentwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 3.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.J. Schiffers-Hanssen en mr. M. van Kuilenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Broeders, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2013.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet:
-die [benadeelde partij] bij haar bovenarm beetgepakt en/of (vervolgens) die [benadeelde partij] meegetrokken en/of (vervolgens) die [benadeelde partij] laten instappen in een personenauto (Alfa Romeo, rood van kleur) en/of (vervolgens) met die personenauto rondgereden en/of (vervolgens) met die [benadeelde partij] gelopen en/of
-(daarbij) meermalen, althans eenmaal een vuurwapen gericht op, althans dreigend getoond aan die [benadeelde partij] en/of die [benadeelde partij] (met kracht) in haar gezicht geslagen en/of die [benadeelde partij] dreigende woorden toegevoegd,
en dusdoende die [benadeelde partij] gedurende enige tijd heeft belet te gaan waarheen
die [benadeelde partij] wilde;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 oktober 2012 tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 oktober tot en met 9 oktober 2012 te Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 3 van de Wet wapens en m
unitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm
voorhanden heeft gehad;