3.3.Als uitgangspunt heeft te gelden dat het Hoogheemraadschap beleidsvrijheid toekomt met betrekking tot de wijze van aanleg en onderhoud van een weg en/of brug, in casu de Benedenberg.
Evenwel; het Hoogheemraadschap dient als wegbeheerder zoveel als mogelijk te voorkomen dat ten gevolge van de toestand van de weg het wegverkeer trillingen veroorzaakt, die zodanig zijn dat er daardoor schade aan woningen en panden in de nabije omgeving ontstaat.
De vraag of de weg en de brug aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen voldoet, moet worden beantwoord aan de hand van hetgeen aan onderhoud en maatregelen van de onderhoudsplichtige – het Hoogheemraadschap – redelijkerwijs mag worden verwacht. Daarbij is mede van belang de aard van de weg, het te verwachten gebruik en de bestemming van de weg, de wijze van weggebruik en de verkeersdrukte,
alsook de gerechtvaardige verwachtingen die men ter plekke mag koesteren. Er komt daarbij betekenis toe aan de financiële kaders waarbinnen het Hoogheemraadschap haar taken en doelstellingen tracht te realiseren. Het gaat aldus om een oordeel in concreto of in de gegeven omstandigheden een ander beleid gevoerd of andere maatregelen getroffen hadden moeten worden (vgl. HR 9 oktober 1981, NJ 1982, 332).
Daarover oordeelt de rechtbank als volgt.
3.4.1.Het betoog van [eiser] dat het Hoogheemraadschap een zogeheten ‘piepsysteem’ hanteert en daarbij enkel (periodiek en slechts nadat [eiser] en andere omwonenden van de Benedenberg hebben geklaagd) gaten in het wegdek opvult en scheuren repareert, heeft het Hoogheemraadschap gemotiveerd weersproken.
3.4.2.Daartoe heeft het Hoogheemraadschap allereerst aangevoerd en toegelicht dat zij beleid heeft ontwikkeld ter zake van haar onderhoudsverplichting van wegen (productie 15 bij cvr). Dit beleid komt samengevat neer op regelmatige inspecties van de Benedenberg (op basis van de typering van dit wegtype); preventieve controles vinden gemiddeld eenmaal per 6 weken plaats en voorts wordt het wegdek naar aanleiding van eventuele klachten van omwonenden of weggebruikers aanvullend gecontroleerd. Uit het overgelegde overzicht met controledata (productie 16 bij cvr) blijkt dat in de periode oktober 2008 tot maart 2012 de Benedenberg 16 maal is gecontroleerd door het Hoogheemraadschap. Voorts blijkt uit dat overzicht dat er 5 maal een melding is gemaakt van schade aan de Benedenberg, welke schade is gerepareerd. De reparaties die worden verricht, bestaan uit het herstellen van de aansluiting van de rijbaan op de brug door de rijbaan uit te frezen en opnieuw aan te brengen. Het asfalt wordt daarbij met de hand aangebracht, om zo hoogteverschillen tussen brug en wegdek weg te nemen, aldus het Hoogheemraadschap. Het steeds opnieuw asfalteren van de weg is vanuit doelmatigheidsoogpunt en vanwege de veel hogere kosten geen optie.
Overigens heeft het Hoogheemraadschap in dit verband gemotiveerd weersproken – zoals door [eiser] was betoogd – dat hij reeds in 2007 heeft geklaagd bij het Hoogheemraadschap en dat zij niet adequaat heeft gehandeld; volgens het Hoogheemraadschap heeft [eiser] tweemaal een melding gedaan, te weten in juli 2010 en in december 2011.
3.4.3.Tegen deze achtergrond heeft [eiser] niet of onvoldoende gesteld dat de inspanningen van het Hoogheemraadschap onvoldoende zijn geweest of dat zij onjuiste prioriteiten heeft gesteld. De door het Hoogheemraadschap gekozen aanpak, bestaande uit regelmatige (preventieve) controles van het wegdek en daaropvolgende reparaties, kan de toets der kritiek doorstaan, mede gelet op het feit dat het Hoogheemraadschap geen onbeperkte financiële middelen ter beschikking staan. Gesteld noch gebleken is dat andere maatregelen dan de maatregelen die het Hoogheemraadschap reeds neemt, door haar genomen hadden kunnen worden, anders dan het doen van aanzienlijke financiële investeringen en een ingrijpende aanpassing van de verkeerssituatie ter plaatse. In dat verband moet acht worden geslagen op het feit dat het Hoogheemraadschap de beleidsvrijheid heeft om, gegeven haar verplichting om goed te onderhouden, zelf af te wegen hoe het beste aan die verplichting kan worden voldaan, gelet (ook) op de haar beschikbare geldmiddelen en mankracht. Het Hoogheemraadschap heeft gemotiveerd (hetgeen door [eiser] niet is weersproken) aangevoerd dat van haar, gelet op de haar ter
beschikking staande financiële middelen, niet verlangd kan worden om een brug en/of weg met een vrij hoge frequentie periodiek volledig opnieuw te asfalteren.
Overtreding verkeersregels
3.5.1.Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] voorts onder meer aangevoerd dat er meer verkeer van de Benedenberg gebruik maakt dan waarvoor deze is bestemd. Dat standpunt vindt geen steun in de overgelegde stukken. Uit het door het Hoogheemraadschap overgelegde overzicht van het aantal voertuigbewegingen op de Benedenberg in 2010 (productie 11 bij cva) blijkt dat er circa 1000 gemotoriseerde voertuigbewegingen per etmaal plaatsvinden. De Benedenberg is gekwalificeerd als een ‘erftoegangsweg’ van het type 2 (zoals door het Hoogheemraadschap onweersproken is gesteld). Voor dit wegtype geldt een norm van maximaal 1500 (gemotoriseerde) voertuigen per etmaal; de Benedenberg blijft daar derhalve onder.
3.5.2.De stelling van [eiser] dat de toegestane maximumsnelheid van 60 km/h wordt overschreden, kan niet leiden tot toewijzing van enige vordering van [eiser] jegens het Hoogheemraadschap nu, ook indien wordt uitgegaan van de juistheid van die stelling, gesteld noch gebleken is dat Hoogheemraadschap aansprakelijk is voor die normschendingen. Bovendien is gesteld noch gebleken dat het Hoogheemraadschap als wegbeheerder de bevoegdheid heeft de ter plaatse geldende verkeersregels te doen handhaven; in dat verband valt haar derhalve niets aan te rekenen.
Onderzoeksbevindingen en SBR-richtlijnen
3.6.1.Tussen partijen is in confesso dat de SBR-richtlijnen A en B en de daarin opgenomen waarden een toetsingskader bieden en bruikbaar zijn als hulpmiddel bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van trillingshinder die schade aan gebouwen kan veroorzaken.
3.6.2.De SBR-richtlijnen A (schade aan gebouwen) bevat grenswaarden waarbij de kans op schade aanvaardbaar klein wordt geacht. Wordt deze grenswaarde overschreden dan is de kans op schade niet meer aanvaardbaar klein. In dat verband heeft het Hoogheemraadschap ter toelichting op de grenswaarden in voornoemde richtlijnen gemotiveerd en onweersproken betoogd (onder verwijzing naar productie 13 bij cva) dat als de trillingssterkte kleiner is dan de grenswaarden, alleen in bijzondere omstandigheden schade kan ontstaan, maar dat dit niet betekent dat bij overschrijding van de grenswaarden daadwerkelijk schade zal ontstaan. Pas indien de trillingen een factor 4 à 5 hoger zijn dan de grenswaarden, wordt schade waarschijnlijk. Dat van een dergelijke overschrijding van de norm sprake is, is gesteld noch gebleken.
3.6.3.Vaststaat dat de Benedenberg niet in een optimale staat verkeert. Partijen twisten evenwel over de ernst van de (structurele) gebreken en wat daarvan de gevolgen (kunnen) zijn. [eiser] stelt dat sprake is van behoorlijke scheuren, gaten en verzakkingen in het wegdek (hij komt uit op >30 mm oneffenheid); het Hoogheemraadschap betwist dit. Zij voert aan dat de geconstateerde of gemelde gebreken steeds worden hersteld. [eiser] heeft ter zitting medegedeeld dat de situatie op dit punt tegenwoordig aanzienlijk beter is dan deze in het verleden was.
Echter, wat ook zij van de stellingen van partijen omtrent de gebreken, de enkele aanwezigheid van gebreken is onvoldoende om aan te nemen dat het Hoogheemraadschap haar zorgplicht in dit verband heeft geschonden. Van belang is of ten gevolge van
gebrekkig wegdek, het verkeer trillingen veroorzaakt die zodanig zijn dat deze scheurvorming in het pand en trillingsoverlast teweegbrengen, alsmede dat het Hoogheemraadschap minder doet dan in redelijkheid van haar verwacht mag worden om aan die situatie een einde te maken.
3.6.4.Dienaangaande betoogt [eiser] dat uit het in zijn opdracht uitgevoerde trillingsonderzoek is gebleken dat de SBR-richtlijnen A en B worden overschreden en dat hij tengevolge van die overschrijdingen schade heeft geleden. Volgens [eiser] blijkt uit de onderzoekbevindingen dat er een causaal verband is tussen de overschrijding van voornoemde SBR-richtlijnen en de door hem gestelde schade. Het Hoogheemraadschap heeft op haar beurt deze stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist en daartoe een rapport overgelegd van een onderzoek dat het Hoogheemraadschap heeft laten verrichten.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
3.6.5De door [eiser] overgelegde onderzoeksbevindingen bieden onvoldoende inzicht in de oorzaken van de overschrijdingen van de SBR-richtlijnen. Het had op de weg van [eiser] gelegen om de onderzoeksbevindingen nader te motiveren, hetgeen hij heeft nagelaten. Het Hoogheemraadschap heeft in dit verband gemotiveerd aangevoerd (hetgeen door [eiser] onvoldoende is weersproken) dat de door [eiser] verrichte metingen niet representatief zijn en dat de daaraan verbonden conclusies onjuist zijn (cva, randnummer 5.3 en 5.4). Immers, indien ten tijde van de verrichte metingen te hard werd gereden en/of zware voertuigen over de brug en/of het wegdek reden, dan zal dit mogelijkerwijs tot een (aanzienlijke) overschrijding van de SBR-richtlijnen A en B kunnen leiden; die overschrijdingen zijn evenwel niet toe te rekenen aan het Hoogheemraadschap. Weliswaar heeft [eiser] in dit verband aangevoerd dat de kwaliteit van het wegdek (ook) tekortschiet en de oorzaak zijn van onacceptabele trillingen en hinder in en rondom zijn woning indien het verkeer ter plaatse zich wel aan de verkeersregels zou houden, maar dat dit het geval is kan de rechtbank niet uit de door [eiser] overgelegde onderzoeksbevindingen herleiden.
Bovendien is bij de verrichte metingen, zo betoogt het Hoogheemraadschap, onvoldoende rekening gehouden met de invloed van ‘overige trillingsbronnen’ zoals het belopen van houten vloeren en het dichtslaan van deuren. Dat dergelijke trillingsbronnen geen rol hebben gespeeld bij het in opdracht van [eiser] uitgevoerde onderzoek, kan de rechtbank uit de door [eiser] overgelegde rapportage en de door hem verstrekte toelichtingen daarop niet afleiden.
3.6.6.Ten aanzien van de gestelde trillingshinder overweegt de rechtbank voorts dat bij de beoordeling van wat trillingshinder is, het gaat om hetgeen naar objectieve maatstaven gemeten als hinder wordt gekwalificeerd; de subjectieve beleving van [eiser] en/of zijn gezinsleden kan in dit verband niet doorslaggevend zijn.
Bovendien dient hierbij in ogenschouw te worden genomen dat in vorenbedoelde richtlijnen is bepaald dat ingeval een overschrijding van de streefwaarden wordt vastgesteld, overleg tussen betrokken partijen wordt aanbevolen; niet meer en niet minder dan dat. De enkele overschrijding brengt derhalve niet zonder meer mee dat een verplichting voor het Hoogheemraadschap bestaat om op een korte termijn ingrijpende en kostbare maatregelen te treffen teneinde te bewerkstelligen dat overschrijdingen van die streefwaarden niet langer kan plaatsvinden.
3.6.7.De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt - daargelaten de hier niet aan de orde zijnde betekenis van ter zake geldende specifieke wettelijke regels - af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor eventueel toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend, en de mogelijkheid,
mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (vgl. Hoge Raad 15 februari 1991, NJ 1992, 639).
Bij repliek heeft [eiser] dit in zoverre toegelicht door te stellen dat overdag en gedurende de avond sprake is van overschrijdingen van de SBR-richtlijn B met een factor 1,5.
De enkele stelling dat sprake is van overschrijding van de in de SBR-richtlijn neergelegde streefwaarden, is niet voldoende. Het had op de weg van [eiser] gelegen om de overschrijdingen waarop hij zijn stellingen baseert nader te preciseren. Immers, zoals hiervoor onder r.o. 3.6.5. is overwogen dienen bij de geconstateerde overschrijdingen ook de oorzaken daarvan vast komen te staan, teneinde te kunnen bepalen of die overschrijdingen in de risicosfeer van het Hoogheemraadschap liggen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, wat ook zij van de door [eiser] gestelde (in de loop der tijd) toegenomen verkeersdruk, die omstandigheid in de verhouding tussen [eiser] en het Hoogheemraadschap niet zonder meer voor rekening van het Hoogheemraadschap komen. Dat de verkeersdruk is toegenomen, betekent niet zonder meer dat daardoor automatisch voor het Hoogheemraadschap een verplichting jegens [eiser] is ontstaan om aanvullende maatregelen te treffen teneinde de geleidelijk mogelijk toegenomen mate waarin trillingen optreden op korte termijn volledig te neutraliseren.
3.6.8.De rechtbank acht onvoldoende grond aanwezig om zich thans (nader) door te benoemen onafhankelijke deskundigen te doen voorlichten over de ernst van de trillingen die zouden kunnen optreden en de hinder die daarvan zou kunnen worden ondervonden, alsmede de schade die daardoor aan het pand van [eiser] zou kunnen (zijn) ontstaan in de hypothetische situatie dat de verkeersdeelnemers ter plaatse niet te hard en niet met te zware voertuigen over de brug en het wegdek zouden rijden. De rechtbank betrekt daarbij de complexiteit van het in dat geval te verrichten onderzoek en de daaraan verbonden kosten. Het is weliswaar mogelijk - zij het kostbaar - om voertuigen met een bepaalde maximale asdruk en een bepaalde maximale snelheid over de weg te laten rijden en te meten tot welke trillingen dat in de huidige situatie leidt, maar ook een dergelijk onderzoek zal geen antwoord kunnen geven op de vraag of op bepaalde momenten in het verleden de toestand van het wegdek wellicht slechter was en wat daarvan destijds de gevolgen waren. Daar komt bij dat [eiser] een kostbaar (nader) onderzoek ongewenst acht. Het doen verrichten van een voorzienbaar kostbaar onderzoek op basis van de uitkomsten waarvan de rechtbank niet verwacht vorderingen te zullen kunnen toewijzen, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet opportuun. Indien [eiser] daar anders over oordeelt, bestaat voor hem de mogelijkheid om een voorlopig deskundigenonderzoek te laten plaatsvinden.
3.6.9.Bij dit alles betrekt de rechtbank de door het Hoogheemraadschap terecht aangevoerde omstandigheid dat [eiser] een oud pand is gaan bewonen met een (kennelijk) gebrekkige fundering op een trillingsgevoelige locatie. Onder deze omstandigheden kan van het Hoogheemraadschap niet zonder meer worden verlangd dat zij op korte termijn ingrijpende investeringen doet om te bewerkstellingen dat de gestelde trillingen tot een door [eiser] aanvaardbaar geacht minimum worden teruggebracht.
De bijzondere kwetsbaarheid van het pand van [eiser] komt naar het oordeel van de rechtbank in belangrijke mate voor rekening en risico van [eiser].