4.3.1Motivering bewezenverklaarde
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 oktober 2013, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Ik heb op 11 maart 2013 als fysiotherapeut [slachtoffer] behandeld. Zij lag tijdens de behandeling op haar rug met haar armen boven haar hoofd. Ik stond boven haar hoofdzijde tijdens de behandeling. Tijdens deze behandeling droeg ik geen onderbroek. Na afloop van de behandeling is mevrouw [slachtoffer] heel boos geworden en zij heeft tegen mij geschreeuwd. Ze heeft ook aan mij gevraagd of ik getrouwd was en daar heb ik op geantwoord. Ik heb haar die middag een Whatsapp-bericht gestuurd. De volgende dag heb ik de papieren met betrekking tot de doorverwijzing van mevrouw [slachtoffer] bij haar in de brievenbus gegooid.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 maart 2013, nummer PL1850 2013022875-1 opgenomen als pagina’s 54-64 in het proces-verbaal met dossiernummer PL1850 2013022875 d.d. 28 maart 2013, van politie regio Zuid-Holland-Zuid, doorgenummerd van 1 tot en met 103, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van aangeefster:
Waar kom je aangifte van doen?
-Van een fysiotherapeut die dingen deed die niet horen. Hij stond bloot achter mij en heeft met zijn geslachtsdeel tegen mijn lichaam aangezeten. Dit deed hij tijdens de behandeling. Toen ik op de tafel lag. Hij stond achter mij.
Hoe weet je dat het zijn geslachtsdeel was?
-Omdat ik mij gisteren heb omgedraaid en het zelf heb gezien. Ik heb hem daar ook op aangesproken. Tegen wie doe je aangifte?
-Tegen [verdachte]
(…)
Waar is dit gebeurd?
-In zijn praktijk[adres en woonplaats] in Dordrecht.
Wanneer is het gebeurd?
-Gisteren op maandag 11 maart 2013 tussen 15:00 uur en 16:00 uur.
(…)
Hoe was het met het zicht?
- Ik kan hem niet zien. Hij staat achter mij.
Als hij jou behandelt, wat voel jij dan?
-Dat hij met zijn handen aan het plukken en trekken was. De eerste keer voelde ik aan de achterzijde niets, maar de keren erna voelde ik wel wat. Ik dacht eerst dat het zijn buik was. Ik voelde zijn buik dan bij mijn onderarmen.
(…)
Bij de voor laatste twee behandelingen had ik al een naar gevoel. Ik heb dat zelfs aan mijn vriendin verteld.
Kan je dat nare gevoel omschrijven?
-Eigenlijk omdat ik zijn lichaam tegen mijn onderarmen voelde. Toen ik dat voelde dacht ik bij me zelf, "Is dat nou zijn geslachtsdeel?" (…)
Wat voelde je van zijn buik?
-Het was bloot.
Hoe weet je dat je bloot voelde?
-Huid op huid voel je wel.
Wat voelde je precies?
-Hij was bij mij aan het trekken en ik voelde steeds zijn huid langs mijn onderarmen gaan.
Wat maakte het voor jou in jouw gedachten, van voel ik nou zijn geslachtsdeel?
-Ik weet wel hoe dat voelt. Maar omdat ik het niet kon geloven ging ik twijfelen. (…)
(…)
Op 5 maart 2013 ben je voor het eerst gaan merken dat er iets mis was, klopt dat?
-Ja. Ik voelde huid en dacht volgens mij is het zijn geslachtsdeel en dan wuif je het weg, van Nee dat kan niet. Ik ben mij gaan aankleden en ben weggegaan. Die dinsdag heb ik al tegen mijn man en vriendin gezegd, dat ik geen prettig gevoel erbij had, dat hij steeds maar achter mij stond en ik hem niet kon zien.
Hoe is het de laatste keer gegaan?
-Eigenlijk weer precies hetzelfde. Toen dacht ik op een gegeven moment, dit is gewoon niet goed. Ik bleef liggen en twijfelde heel erg tijdens de behandeling. Ik lag op mijn rug en heb mij toen hij klaar was, heel snel omhoog gehesen, ik zag toen zijn blote geslachtsdeel. Ik zag dat zijn piel stijf was.
(…)
Hoe was zijn piel tijdens de behandeling?
-Toen heb ik ook een stijve piel gevoeld.
Hoe weet je nou dat zijn piel stijf was?
-Dat voel je als het tegen je huid aankomt, ik voel best het verschil tussen een stijve en een slappe piel.
(…)
Ik lag op mijn rug en draaide mij heel snel om. Ik wilde zo snel omdraaien, omdat ik wilde zien hoe hoog de tafel stond en of het wel kon wat ik zag. Ik ging zitten en ik zag dat hij nog ontbloot was.
(…)
Hoe reageerde hij?
-Hij deed niet gelijk zijn piel weg. Alsof hij het niet door had dat hij zo bloot was.
Ik zei: "Wat doe jij nou?". "Is dit niet raar wat je doet?".
En toen zei hij alleen maar: "Ja, Ja, dat is het wel".
(…)
Ik zei dat dit geen normaal gedrag was. "Nee, nee", zei hij toen. Ik zei: "Doe je dat bij al je patiënten?" Ik zei:" Ik ben gewoon een patiënt van jou". Hij zei: "Nee, nee dat doe ik niet bij al mijn patiënten". Ik zei: "Waarom dan wel bij mij, dat is toch niet normaal?" Hij zei: "Nee, nee sorry, dat is niet normaal." Hij zei: "Het zal nooit meer gebeuren". (…) Ik zei: “Nooit meer gebeuren, ik kom hier nooit meer terug". Hij vroeg mij toen of ik een andere fysio wilde. Ik zei dat ik dat wilde. Hij zei dat hij voor een nieuwe overdracht ging zorg dragen. (…) Ik vroeg hem: ": Jij bent toch getrouwd", waarop hij "ja" zei. Ik zei tegen hem: "Je weet toch dat ik ook getrouwd ben". Dat wist hij en hij zei nog een keer: "Sorry, sorry". (…)
Buiten heb ik gelijk mijn man gebeld. (…) Ik heb toen ook nog mijn vriendin [getuige 1] gebeld.
Gisteren toen ik thuis was, heb ik nog een Whats-app van hem gekregen. Hier stond in:
" Ik heb een verwijzing voor je geregeld . Zal deze morgen met een overdracht voor ander fysiotherapeut bij je in de bus gooien. Dan kun je zelf een andere therapeut uitzoeken. Nogmaals mijn oprechte excuses. Gr. [verdachte]"
Dit is een Whats-app, gestuurd van telefoonnummer +[telefoonnummer]. Op maandag 11 maart 2013 om 16:19 uur gestuurd. Dit bericht is door ons verbalisanten van de telefoon van aangeefster gelezen en letterlijk overgenomen.
- Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] d.d. 25 maart 2013, nummer PL1850 2013022875-18, opgenomen als pagina’s 66-70 in voornoemd eindproces-verbaal van politie regio Zuid-Holland-Zuid, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van aangeefster:
-Hij heeft achter mij gestaan, want dat heb ik gevoeld. Toen ik mij omdraaide, normaal had hij meer tijd, dat hij niet zijn shirt en broek goed heeft kunnen doen. Want de broek zat echt halverwege de schaamstreek wat ik gezien heb. Zijn piel kwam daarboven uit. Ik heb zijn piel niet helemaal gezien.
Hoeveel heb je gezien van de piel?
-Een centimeter of 7.
Je zei dat de piel stijf stond, hoe kwam het dat die stijf stond? Was dat door een erectie of dat de piel uit de broeksband kwam?
-Dat was wel een erectie.
- Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 13 maart 2013, nummer PL1850 2013022875-6, opgenomen als pagina’s 83-87 in voornoemd eindproces-verbaal van politie regio Zuid-Holland-Zuid, inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van getuige:
Wat kan je vertellen wat je hebt gehoord van [slachtoffer]?
-Volgens mij was het rond vier uur dat ze uit fysiotherapie kwam. Dit was 11 maart 2013.
Ik had haar ergens anders een whatsapp over gestuurd en zij gaf mij het volgende antwoord terug:
"Ik had toch rotidee over fysio achter me. Hij staat net in blote piel achter me, ben me kapot geschrokken".
(…)
Je hebt haar gebeld, hoe klonk ze aan de telefoon?
-Ze was wel aardig over haar toeren.
Wat weet jij wat hij heeft gedaan?
-Hij stond achter haar tijdens de behandeling. Hij was met haar bezig. Ze vertelde mij dat ze iets voelde, waarvan ze uit ging dat het zijn buik was, maar ook weer niet. De laatste keer wilde ze gewoon weten wat ze nou voelde en toen heeft ze zich omgedraaid en zag dat de man met zijn piemel uit zijn broek stond. (…)
Ze vertelde, dat ze al scheldend van de tafel was gekomen, dat ze had gezegd, ben je gek geworden. Dat hij had gezegd, het zal niet meer gebeuren. Ook vertelde ze dat ze had gezegd, dat ze wel naar een andere fysiotherapeut ging. Ze had hem gezegd dat hij getrouwd was en of hij dat bij alle patiënten had gedaan.
4.3.2Nadere bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de aangeefster
Door de raadsman is aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat deze verklaringen 1) op essentiële punten vaag en te ongedetailleerd zijn, 2) vooral over de twijfels van aangeefster over haar waarnemingen gaan, 3) niet herleidbaar gebaseerd zijn op feitelijke waarnemingen en 4) mogelijk zijn ingegeven door een predispositionele houding van aangeefster. Voor zover de rechtbank hierover anders oordeelt, verbindt de raadsman aan dit laatste argument ook een voorwaardelijk verzoek tot het horen van een deskundige om te onderzoeken of er op die grond aan de waarneming van de aangeefster getwijfeld dient te worden.
De rechtbank verwerpt dit verweer in alle facetten en wijst het voorwaardelijk verzoek af. Ten aanzien van de eerste drie argumenten overweegt zij dat aangeefster helder, eenduidig en begrijpelijk heeft verklaard over de redenen waarom zij tot het einde van de behandeling op 11 maart 2013 heeft gewacht om bevestiging te krijgen voor haar waarnemingen middels tast. De twijfels die aangeefster over haar gevoel – in de zin van zintuiglijke waarneming – had, zijn voorstelbaar en werden vervolgens weggenomen op het moment dat zij zag wat zij had gevoeld: ongeveer 7 centimeter van de ontblote, stijve penis van verdachte. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan het door aangeefster waargenomen huid op huid contact. Ten aanzien van het laatste argument stelt de rechtbank vast dat het procesdossier geen begin van een redelijk aanknopingspunt biedt voor de stelling van de verdediging dat er bij aangeefster sprake is van een zodanige psychische gesteldheid dat vermoed kan worden dat haar waarnemingen zijn ingebeeld of anderszins niet overeenkomen met de realiteit. In de twee opmerkingen van haar echtgenoot die de raadsman aan zijn stelling ten grondslag legt, ligt zo’n aanknopingspunt in ieder geval niet besloten en de redenering van de raadsman ontbeert verder elke vorm van feitelijke ondersteuning. Nader onderzoek naar enige vorm van predispositie is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet noodzakelijk.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal en overweegt daartoe het volgende.
In het dossier bevindt zich een aangifte van de aangeefster die zij heeft gedaan de dag na de aanranding. De aangeefster heeft bij de politie een consistente, gedetailleerde verklaring afgelegd over hetgeen haar is overkomen op 11 maart 2013. Twee weken later is aangeefster wederom gehoord en heeft zij haar aangifte bevestigd. Bovendien zijn er twee getuigen gehoord, te weten [getuige 2], de echtgenoot van de aangeefster en mevrouw [getuige 1], een vriendin van de aangeefster. Deze getuigen hebben de aangeefster gesproken vlak nadat zij de behandelkamer van verdachte had verlaten. De getuigen bevestigen de verklaring van aangeefster. Zij verklarendat de aangeefster over haar toeren was op het moment dat zij hen sprak. De getuigen bevestigen bovendien de verklaring van aangeefster dat zij bij eerdere behandelingen een onaangenaam gevoel heeft gehad. De aangeefster heeft verklaard dat zij eerder, in ieder geval op 5 maart 2013, het onaangename gevoel had huid op huid contact te voelen tussen haar armen en mogelijk de penis van verdachte. Wat zij eerder vermoedde maar in ieder geval op 11 maart had ervaren, werd vervolgens bevestigd toen zij na de behandeling op 11 maart 2013 snel van de behandeltafel overeind kwam en daar verdachte zag staan terwijl een deel van zijn stijve penis uit zijn broek stak.
De verklaring van aangeefster vindt voorts bevestiging in het gedrag van verdachte naderhand en het ontbreken van een redelijke verklaring van verdachte daarvoor. Zonder ook maar een enkele tegenwerping of poging tot herstel van zijn kant heeft verdachte binnen luttele uren alles in het werk gesteld om de behandeling van aangeefster aan een andere fysiotherapeut over te dragen. De enkele stelling van verdachte dat er kennelijk sprake was van een vertrouwensbreuk is voor dat handelen onvoldoende redengevend en ook overigens onbegrijpelijk in het licht van zijn eigen verklaring dat hij volstrekt niet heeft begrepen wat de reden was dat aangeefster zo boos op verdachte was geworden.
Uit het dossier komt voorts naar voren dat verdachte de aangeefster kort nadat zij de behandelkamer heeft verlaten een sms’je heeft gestuurd waarin hij zijn “oprechte excuses” aanbiedt. Deze excuses laten zich moeizaam verklaren, te meer nu verdachte stelt dat hem pas bij het tweede verhoor bij de politie duidelijk is geworden welk verwijt aangeefster hem maakt. De rechtbank acht dit overigens onaannemelijk, aangezien verdachte heeft erkend dat tijdens de escalatie aan de orde is geweest dat aangeefster en verdachte getrouwd zijn. Dit moet verdachte het idee gegeven hebben dat er sprake was van een seksueel verwijt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het gedrag van verdachte – zijn verontschuldigingen aanbieden, geen pogingen doen om een mogelijk misverstand te bespreken of uit de wereld te helpen en de behandeling van aangeefster binnen een etmaal over te dragen – zich niet laten verklaren door de omstandigheid dat er sprake was van een voor verdachte onbegrijpelijke en niet kenbare misvatting aan de zijde van aangeefster. Wel laat dit gedrag zich verklaren door de omstandigheid dat aangeefster verdachte had betrapt op aanstootgevend gedrag.
Dwang
Met betrekking tot het verweer dat niet bewezen kan worden dat er sprake was van dwang, overweegt de rechtbank dat van door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van handelingen als in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld sprake is indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan.
Aangeefster lag, zo heeft verdachte erkend, op haar rug op een behandeltafel en kon verdachte op dat moment niet zien. Verdachte heeft haar onder deze omstandigheden onverhoeds benaderd, zodat zij zich hiertegen niet kon verzetten en zo door verdachte werd gedwongen die handeling – het brengen van zijn ontblote penis tegen haar armen – te dulden. De verdediging miskent in haar verweer dat aangeefster haar armen had kunnen weghalen het onverhoedse en heimelijke karakter van het handelen van verdachte. De ten laste gelegde dwang kan worden bewezen.
Opzet
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad omdat hij “zich van geen kwaad bewust was” en aldus niet willens en wetens heeft gehandeld (pleitnota, 64 en 69) en hij door de keuze om geen onderbroek te dragen niet de aanmerkelijk kans heeft willen aanvaarden dat aangeefster zijn geslachtsdeel kon voelen of zien (pleitnota, 73). Dit verweer faalt omdat het, ook in zijn eigen onderbouwing, uitgaat van de stelling van verdachte dat hetgeen aangeefster heeft verklaard onjuist is. Verdachte ontkent immers dat hij – al dan niet per ongeluk – zijn penis tegen de armen van aangeefster heeft aangedrukt. Op grond van de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen en gegeven overwegingen neemt de rechtbank echter de lezing van aangeefster tot uitgangspunt en is zij van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte met opzet het slachtoffer aan de ontuchtige handeling heeft onderworpen.