Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 juli 2013
- het proces-verbaal van comparitie van d.d. 18 oktober 2013.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de aansprakelijkheid van de bestuurders van een besloten vennootschap centraal. De eiseres, een loodgietersbedrijf, had werkzaamheden verricht voor de vennootschap, die op 19 februari 2013 in staat van faillissement werd verklaard. De eiseres vorderde betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 40.562,60, vermeerderd met rente en kosten, van de bestuurders [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De rechtbank oordeelde dat de vennootschap de rechtshandelingen van de bestuurders had bekrachtigd, maar dat de bestuurders op grond van artikel 2:203 BW lid 3 aansprakelijk waren voor de schade van de eiseres, omdat zij wisten of redelijkerwijs konden weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De rechtbank wees de vordering van de eiseres toe en veroordeelde [gedaagde 1] tot betaling van het gevorderde bedrag, terwijl de vorderingen tegen [gedaagde 2] werden afgewezen. De rechtbank oordeelde verder dat de eiseres niet aansprakelijk was voor de vermeende tekortkomingen van de vennootschap, en dat de vorderingen van [gedaagde 1] in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de eiseres in de procedure tegen [gedaagde 1], terwijl [gedaagde 2] in het gelijk werd gesteld.