ECLI:NL:RBROT:2013:9818
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening bij weigering bijstandsaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bijstandsverlening had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door het Drechtstedenbestuur, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onduidelijkheden waren over de door verzoekster ontvangen giften in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Ondanks deze onduidelijkheden was het niet voldoende om het recht op bijstand te ontkennen. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster haar hoofdverblijf in Dordrecht had en dat zij in de afgelopen periode had geleefd van giften in geld en natura. De voorzieningenrechter vond het aannemelijk dat verzoekster bijstand behoevend was, ondanks dat zij niet bereid was om alle gegevens van de personen die haar hielpen te verstrekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand (WWB) ten onrechte was, en besloot een voorlopige voorziening te treffen. Dit hield in dat verweerder met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift voorschotten moest verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.