ECLI:NL:RBROT:2013:BZ3491
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis afgewezen
In deze zaak heeft de kantonrechter te Middelharnis op 26 november 2012 een tussenvonnis gewezen. De gedaagde heeft op 24 januari 2013 verzocht om dit tussenvonnis alsnog te voorzien van de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep, ondanks het bepaalde in artikel 337 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft op 19 februari 2013 uitspraak gedaan over dit verzoek. De eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van het verzoek van de gedaagde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen procedure is voorzien voor een verzoek als het onderhavige. Het verzoek van de gedaagde is gedaan per brief, maar wordt gezien als een incidentele vordering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde ontvankelijk is in haar vordering, omdat er geen wettelijke termijn is vastgesteld voor het indienen van een dergelijke vordering en er geen beginselen van een behoorlijke procesorde zijn die zich tegen de behandeling van de vordering verzetten.
De kantonrechter heeft vervolgens de wetsgeschiedenis van artikel 337 Rv geraadpleegd en geconcludeerd dat de wetgever beoogd heeft om tussentijds hoger beroep in beginsel uit te sluiten, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van deze hoofdregel rechtvaardigen. De gedaagde heeft echter geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die het toestaan van tussentijds hoger beroep rechtvaardigen. Het enkele feit dat de gedaagde zich niet kan verenigen met het tussenvonnis is niet voldoende om een uitzondering te maken op de hoofdregel.
Daarom heeft de kantonrechter het verzoek van de gedaagde afgewezen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de gedaagde op de rolzitting van 25 maart 2013 de in het tussenvonnis genoemde akte dient te nemen, zonder dat er uitstel zal worden verleend, behoudens bijzondere omstandigheden. De beslissing is genomen zonder dat de gedaagde in de kosten van de incidentele procedure wordt veroordeeld, aangezien de eiseres de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.