vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/352930 / HA ZA 10-1336
Vonnis van 23 januari 2013 (bij vervroeging)
in het incident van
1. [eiseres sub 1 in het incident],
wonende te [woonplaats 1],
2. [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak],
wonende te [woonplaats 1],
eisers in het incident,
advocaat mr. J. van Weerden
tot verschoning te getuigen in het bewijsincident
[de curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [Bedrijf 1],
wonende te Barendrecht,
eiser in de hoofdzaak,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom,
1. [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak],
wonende te [woonplaats 2] (volgens de dagvaarding),
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. J. van Weerden,
2. [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. P.F. Wolbers,
3. [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak],
wonende te [woonplaats 4],
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat mr. D.H. Sloof.
Eiseres sub 1 in het incident zal hierna [eiseres sub 1 in het incident] genoemd worden en eiser sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak]. Eiser in de hoofdzaak zal hierna de curator genoemd worden, gedaagde sub 2 in de hoofdzaak [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak] en gedaagde sub 3 in de hoofdzaak [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak].
1. De procedure
1.1. [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] en [eiseres sub 1 in het incident] zijn door de curator opgeroepen om als getuige te verklaren in de hoofdzaak tegen [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak].
[eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] en [eiseres sub 1 in het incident] beroepen zich ieder afzonderlijk op hun verschoningsrecht.
In afwachting van de uitspraak in het incident tot verschoning te getuigen is de hoofdzaak geschorst.
1.2. Hierna is vonnis bepaald.
2. Het geschil in het incident tot verschoning te getuigen
2.1. In de hoofdzaak, waarin de curator vorderingen heeft ingesteld tegen de drie gedaagden op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, heeft de rechtbank op 29 augustus 2012 tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) gewezen waarin iedere beslissing is aangehouden wat betreft de vorderingen van de curator tegen [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak]. Wat betreft de vorderingen van de curator tegen [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak] is de curator in het tussenvonnis toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak] het beleid van Hypotheekpad B.V. gedurende de in het tussenvonnis genoemde referteperiode heeft bepaald als ware hij bestuurder. Het is ter zake van deze bewijsopdracht dat [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] en [eiseres sub 1 in het incident] door de curator, als gezegd, zijn opgeroepen om als getuige te verklaren.
2.2. [eiseres sub 1 in het incident] heeft op gronden als omschreven in het faxbericht van 8 januari 2013 van mr. Van Weerden, advocaat van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak], en in het proces-verbaal van haar getuigenverhoor van 11 januari 2013 een beroep gedaan op haar verschoningsrecht en gevorderd ontslagen te worden van haar verplichting om te verschijnen en getuigenis af te leggen, zich beroepende op haar verschoningsrecht ex artikel 165 lid 2 onder a Rv (familiaal verschoningsrecht) en op haar verschoningsrecht ex artikel 165 lid 3 Rv (het zogeheten ‘nemo tenetur’-beginsel).
2.3. [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] heeft op gronden als omschreven in het faxbericht van 8 januari 2013 van mr. Van Weerden, zijn advocaat, en in het proces-verbaal van zijn getuigenverhoor van 11 januari 2013 een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht en gevorderd ontslagen te worden van zijn verplichting om te verschijnen en getuigenis af te leggen, zich beroepende op zijn verschoningsrecht ex artikel 165 lid 3 Rv (het zogeheten ‘nemo tenetur’-beginsel).
3. De beoordeling van het incident tot verschoning te getuigen
ten aanzien van het aangevoerde verschoningsrecht van [eiseres sub 1 in het incident]
3.1. [eiseres sub 1 in het incident], zo heeft zij tijdens haar getuigenverhoor van 11 januari 2013 verklaard, is de echtgenote van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak]. Aangezien volgens haar [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] in dezen procespartij is, komt haar naar haar zeggen dus op grond van artikel 165 lid 2 onder a Rv een verschoningsrecht toe.
3.2. In de hoofdzaak is tegen ieder van de gedaagden een aparte vordering - of zelfs meer dan één aparte vordering - ingesteld, zo volgt uit het petitum van de dagvaarding. Het mag dan wel zo zijn dat de vorderingen tegen alle, althans tegen meerdere, gedaagden (gedeeltelijk) dezelfde feitelijke grondslag hebben, dat neemt niet weg dat het hier gaat om zelfstandige vorderingen, aangezien zij ook afzonderlijk berecht hadden kunnen worden, derhalve per gedaagde een afzonderlijke procedure.
Aangezien [eiseres sub 1 in het incident] niet is opgeroepen te getuigen in verband met de vordering(en) van de curator tegen haar echtgenoot, [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak], maar uitsluitend in verband met de vordering(en) tegen [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak], een andere gedaagde, ten opzichte van wie een familiale band met [eiseres sub 1 in het incident] gesteld noch gebleken is, komt [eiseres sub 1 in het incident] derhalve geen verschoningsrecht toe op grond van artikel 165 lid 2 onder a Rv. Zie bijvoorbeeld HR 19 september 2003, LJN: AF8273.
3.3. In artikel 165 lid 3 Rv is het volgende bepaald:
De getuige kan zich verschonen van het beantwoorden van een hem gestelde vraag, indien hij daardoor of zichzelf, of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad, of zijn echtgenoot of vroegere echtgenoot onderscheidenlijk zijn geregistreerde partner of vroegere geregistreerde partner aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen.
Een beroep op het verschoningsrecht van artikel 165 lid 3 Rv komt slechts toe aan de verschenen getuige nadat hem een bepaalde vraag is gesteld en dan nog slechts met betrekking tot die specifieke vraag (HR 11 februari 1994 (LJN: ZC1265).
3.4. Ter onderbouwing van haar op artikel 165 lid 3 Rv gebaseerde beroep op een verschoningsrecht heeft [eiseres sub 1 in het incident] tijdens de getuigenverhoren van 11 januari 2013 het volgende verklaard na eerst te hebben verklaard dat zij niet bereid is een verklaring als getuige af te leggen:
“In november 2010 ben ik namelijk als verdachte door de FIOD verhoord. Ik werd toen verdacht van onder andere witwassen in het kader van mijn werkzaamheden voor Hypotheekpad B.V. Sindsdien heb ik geen vervolgingsbeslissing ontvangen. Formeel ben ik nog steeds verdachte en moet de Officier van Justitie nog steeds een beslissing nemen over de afdoening van de zaak. Mijn zaak heeft voor zover ik weet, geen parketnummer gekregen. Om die reden zal ik, op advies van mijn strafrechtadvocaat mr. Knoester, die mij tijdens dit getuigenverhoor bijstaat en namens mij spreekt, dus een beroep doen op dit verschoningsrecht”
(p. 3 van het proces-verbaal van getuigenverhoor).
Mede gelet op voornoemd faxbericht 8 januari 2013 van de advocaat van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] ziet de rechtbank in deze verklaring van [eiseres sub 1 in het incident] aanleiding haar beroep op haar verschoningsrecht ex artikel 165 lid 3 Rv te honoreren.
ten aanzien van het aangevoerde verschoningsrecht van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak]
3.5. Ter onderbouwing van zijn op artikel 165 lid 3 Rv gebaseerde beroep op een verschoningsrecht heeft [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] tijdens de getuigenverhoren van 11 januari 2013 het volgende verklaard na eerst te hebben verklaard dat hij niet bereid is een verklaring als getuige af te leggen:
“Ik beroep mij op het aan mij toekomende verschoningsrecht op grond van artikel 165 lid 3 Rv. Daarin is vermeld dat een getuige zich kan verschonen van het beantwoorden van vragen als hij zich daardoor aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen. In november 2010 ben ik namelijk als verdachte door de FIOD verhoord. Ik werd toen verdacht van in elk geval oplichting en overtreding van artikel 343 Sr in het kader van mijn werkzaamheden voor Hypotheekpad B.V. Formeel ben ik nog steeds verdachte en moet de Officier van Justitie nog steeds een beslissing nemen over de afdoening van de zaak. Mijn zaak heeft een parketnummer gekregen, namelijk 1099655310. Om die reden zal ik, op advies van mijn strafrechtadvocaat mr. Benhaim, die mij tijdens dit getuigenverhoor bijstaat en namens mij spreekt, dus een beroep doen op dit verschoningsrecht indien er vragen worden gesteld die mij daartoe nopen. Ik deel u mede dat ik mij ten aanzien van alle vragen zal beroepen op mijn verschoningsrecht. Ik deel u mede dat het mij niet zinvol lijkt om de door u te stellen vragen aan te horen omdat ik mij ten aanzien van elke vraag zal beroepen op dit verschoningsrecht. Al deze vragen zijn namelijk strijdig met het mij toekomend recht geen zelf incriminerende verklaring af te leggen”
(p. 4 van het proces-verbaal van getuigenverhoor).
Mede gelet op voornoemd faxbericht 8 januari 2013 van zijn advocaat ziet de rechtbank in deze verklaring van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] aanleiding zijn beroep op zijn verschoningsrecht ex artikel 165 lid 3 Rv te honoreren.
ten aanzien van de gevorderde (proces)kosten
3.6. [eiseres sub 1 in het incident] en [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] hebben voorts, met het oog op het geval dat hun beroep op een verschoningsrecht zal worden gehonoreerd, betaling gevorderd van de getuigentaxen van [eiseres sub 1 in het incident] en van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak], elk ten bedrage van € 330,-- en van de te liquideren salarissen van de drie advocaten.
3.7. Omtrent de getuigentaxen is reeds beslist in het proces-verbaal van 11 januari 2013 en voor toewijzing van de advocatensalarissen ontbreekt iedere rechtsgrond.
3.8. Gelet op het in de standpunten van [eiseres sub 1 in het incident] en [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] besloten liggende verzoek om schorsing zal de hoofdzaak worden aangehouden totdat het oordeel in dit incident onherroepelijk is.
4. De beslissing
De rechtbank
honoreert het beroep van [eiseres sub 1 in het incident] en het beroep van [eiseres sub 2 in het incident/gedaagde sub 1 in de hoofdzaak] op hun verschoningsrecht ex artikel 165 lid 3 Rv in de hoofdzaak van de curator tegen [gedaagde sub 3 in de hoofdzaak] (met zaak-/rolnummer C/10/352930 / HA ZA 10-1336);
wijst af het beroep van [eiseres sub 1 in het incident] op het familiale verschoningsrecht van artikel 165 lid 2 onder a Rv;
schorst de hoofdzaak totdat het oordeel in het onderhavige incident onherroepelijk is;
verwijst de hoofdzaak naar de rol van 20 februari 2013 voor uitlating door de curator omtrent hoger beroep van het onderhavige vonnis en om in het geding te brengen de bewijsstukken als bedoeld in het proces-verbaal van 11 januari 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.
901/1354?