2.14. Op grond van de eerste volzin van artikel 5 lid 2 HErfV moet de formele geldigheid van de rechtskeuze worden beoordeeld aan de hand van het recht dat de formele geldigheid van uiterste wilsbeschikkingen beheerst. Het toepasselijke recht op uiterste wilsbeschikkingen is geregeld in het Haags Testamentsvormenverdrag (hierna: HTVV) van 5 oktober 1961 (Trb. 1980, 54), waarbij Nederland en Denemarken partij zijn maar de Filippijnen niet. Uit artikel 1 HTVV volgt, voor zover relevant is in de onderhavige zaak, dat een testamentaire beschikking geldig is indien zij voldoet aan het recht van:
- de plaats waar de testateur beschikte, of van
- een verdragsstaat waarvan de testateur de nationaliteit bezat toen hij beschikte of toen hij overleed, of van
- een plaats waar de testateur zijn woonplaats had toen hij beschikte of toen hij overleed, of van
- de plaats waar de testateur zijn gewoon verblijf had toen hij beschikte of toen hij overleed.
Het HTVV kent, in tegenstelling tot het HErfV, niet de mogelijkheid van een rechtskeuze.
2.15. Aangezien [Persoon 1] in de Filippijnen beschikt heeft en zowel op dat moment als op het moment van zijn overlijden woonplaats had in de Filippijnen, betekent het bepaalde in artikel 1 HTVV dat de onderhavige rechtskeuze formeel rechtsgeldig is indien deze voldoet aan de Filippijnse vormvereisten inzake een uiterste wilsbeschikking. Een ander geval waarin de onderhavige rechtskeuze formeel rechtsgeldig is, is het geval waarin zij voldoet aan de Deense vormvereisten inzake een uiterste wilsbeschikking, reeds omdat, als gezegd, [Persoon 1] de nationaliteit van Denemarken, een verdragsstaat, bezat toen hij beschikte.
2.16. Nu de onderhavige rechtskeuze deel uitmaakt van een in de Filippijnen opgemaakt testament voor een, naar niet in geschil is, bevoegde instantie, lijkt op het eerste gezicht sprake te zijn van een rechtskeuze die ingevolge Filippijns recht ook formeel rechtsgeldig is. Bij nader inzien is dat echter niet het geval. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.17. In Artikel 838 van het Burgerlijk Wetboek van de Filippijnen (wel genoemd de ‘Civil Code of the Philippines’of ‘New Civil Code’) is het volgende bepaald:
“No will shall pass either real or personal property unless it is proved and allowed in accordance with the Rules of Court.
The testator himself may, during his lifetime, petition the court having jurisdiction for the allowance of his will. In such case, the pertinent provisions of the Rules of Court for the allowance of wills after the testator's a death shall govern.
The Supreme Court shall formulate such additional Rules of Court as may be necessary for the allowance of wills on petition of the testator.
Subject to the right of appeal, the allowance of the will, either during the lifetime of the testator or after his death, shall be conclusive as to its due execution.”
Uit deze Filippijnse wetsbepaling volgt dat een testament rechtsgeldigheid ontbeert zolang geen rechterlijke vaststelling heeft plaatsgehad van zijn rechtsgeldigheid. Het gaat hier om een zogeheten ‘probate’-procedure.
2.18. Niet in geschil is dat [Persoon 1], de erflater in de onderhavige zaak, tijdens zijn leven geen ‘probate’-verzoek heeft ingediend bij een Filippijns gerecht overeenkomstig genoemde tweede paragraaf van Artikel 838.
2.19. Het verloop van de ‘probate’-procedure is geregeld in (onder meer) Rule 73 e.v. van de Rules of Court. In Rule 75 section 1 is de regel van Artikel 838 herhaald dat een testament rechtskracht ontbeert zolang het geen rechterlijke goedkeuring heeft (“No will shall pass either real or personal estate unless it is proved and allowed in the proper court.”). In Rule 73 section 1 is het volgende bepaald:
“Where estate of deceased person settled. - If the decedent is an inhabitant of the Philippines at the time of his death, whether a citizen or an alien, his will shall be proved, or letters of administration granted, and his estate settled, in the Court of First Instance in the province in which he resides at the time of his death, and if he is an inhabitant of a foreign country, the Court of First Instance of any province in which he had estate. The court first taking cognizance of the settlement of the estate of a decedent, shall exercise jurisdiction to the exclusion of all other courts. The jurisdiction assumed by a court, so far as it depends on the place of residence of the decedent, or of the location of his estate, shall not be contested in a suit or proceeding, except in an appeal from that court, in the original case, or when the want of jurisdiction appears on the record.”
In het geval van een in de Filippijnen opgemaakt testament van een inwoner van de Filippijnen moet derhalve een rechterlijke procedure gevolgd worden ter vaststelling van de geldigheid van een testament. Tijdens de comparitiezitting van 22 februari 2013 heeft de advocaat van [eisers] desgevraagd aangegeven dat er op (of omstreeks) 15 mei 2012 een verzoek is ingediend bij de Regional Trial Court of Cebu City in de Filippijnen om de geldigheid van het onderhavige testament vast te stellen alsmede dat de uitspraak in deze ‘probate’-procedure “binnenkort” is te verwachten. Nog daargelaten de vraag of deze mededelingen van [eisers] met de (juridische) werkelijkheid overeenkomen - ondanks dat de advocaat reeds enige tijd voorafgaande aan de comparitiezitting beschikte over papieren waaruit de aanhangigheid van de ‘probate’-procedure zou blijken, heeft hij nagelaten deze papieren voorafgaand aan de zitting in het geding te brengen - is derhalve niet in geschil dat de rechtsgeldigheid van het onderhavige testament nog steeds niet door de aangezochte (bevoegde) rechter op de Filippijnen in een ‘probate’-procedure is vastgesteld. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat dit testament derhalve thans nog niet formeel rechtsgeldig is volgens Filippijns recht.
2.20. Zoals hierboven is overwogen, dient het testament niettemin als formeel rechtsgeldig te worden aangemerkt indien dit voldoet aan de vormvereisten van het Deense recht, welk recht immers op grond van artikel 1 HTVV eveneens van toepassing is op de formele rechtsgeldigheid van dit testament. De vraag is derhalve of het onderhavige testament naar Deens recht, ondanks het ontbreken van een rechterlijke goedkeuring, formeel rechtsgeldig is.
2.21. Nog daargelaten dat [eisers] in het geheel niet aanvoeren dat het onderhavige testament naar Deens recht (wél) formeel rechtsgeldig is, is het de rechtbank gebleken dat ook volgens Deens recht een testament moet worden voorzien van een rechterlijke goedkeuring. Ook naar Deens recht mist het testament derhalve formele rechtsgeldigheid.
2.22. Uit het bovenstaande volgt dat het onderhavige testament niet formeel rechtsgeldig is volgens de op de formele rechtsgeldigheid van dit testament toepasselijke rechtstelsels, te weten het Filippijnse en het Deense. Het testament mist derhalve rechtskracht, zodat vooralsnog niet is komen vast te staan dat de in het testament als erfgenaam aangewezen personen inderdaad volgens de geldende regels erfgenamen zijn van [Persoon 1]. Dat [eisers] erfgenamen zijn van [Persoon 1] is derhalve nog niet komen vast te staan.
2.23. In verband met de stelling van [eisers] dat de twee kinderen van [Persoon 1] uit zijn eerste huwelijk, [Persoon 4] en [eiser sub 2], de nalatenschap van hun vader hebben verworpen, wijst de rechtbank nog op het volgende. Weliswaar kent het Filippijnse recht erfgenamen van een nalatenschap het recht toe de nalatenschap te verwerpen (repudiate) (Art. 1044 Civil Code of the Philippines) en is het voldoende dat deze verwerping tot uitdrukking is gebracht in “a public or authentic instrument” (Art. 1051 Civil Code of the Philippines) (zoals de onderhavige verklaringen die zijn opgemaakt ten overstaan van de honorair consul van de Filippijnen in Denemarken), dat alles neemt niet weg dat zulke verwerping eerst (volledige) rechtskracht lijkt te hebben indien de in Artikel 1057 neergelegde rechterlijke procedure is gevolgd:
“Art. 1057. Within thirty days after the court has issued an order for the distribution of the estate in accordance with the Rules of Court, the heirs, devisees and legatees shall signify to the court having jurisdiction whether they accept or repudiate the inheritance.”
2.24. Aangezien, als gezegd, nog niet is komen vast te staan dat [eisers] de erfgenamen zijn van [Persoon 1], zijn zij niet vorderingsgerechtigd. Voor zover zij veroordeling van [gedaagden] vorderen tot betaling aan ieder van hen (hoofdelijk), zijn zij derhalve niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Datzelfde geldt voor hun subsidiaire vordering tot betaling aan hen in hun hoedanigheid van enige erfgenamen van de nalatenschap van [Persoon 1]. Wat betreft hun meer subsidiaire vordering tot betaling aan de gezamenlijke erfgenamen van [Persoon 1] overweegt de rechtbank als volgt. Als gezegd, niet is komen vast te staan vooralsnog dat eisers erfgenamen zijn van [Persoon 1]. Evenmin is gesteld dan wel gebleken dat zij, althans één van hen beiden, om andere redenen dan erfrechtelijke rechtsopvolgers zijn van [Persoon 1]. Niet valt dan ook in te zien waarom betaling aan hen kan worden beschouwd als betaling aan de gezamenlijke erfgenamen van [Persoon 1]. Uiterst subsidiair vorderen eisers betaling aan de bevoegde executeur van de nalatenschap van [Persoon 1] onder het eventuele voorbehoud “- zodra deze is benoemd -“. Ook wat hun meer en uiterst subsidiaire vorderingen betreft zijn [eisers] derhalve niet vorderingsgerechtigd en om die reden niet-ontvankelijk.
Op de comparitiezitting hebben [eisers] bij monde van hun advocaat de rechtbank verzocht de zaak enige tijd aan te houden vanwege de volgens hen op korte termijn te verwachten rechterlijke uitspraak in de Filippijnse probate procedure. De rechtbank zal dit uitstelverzoek van [eisers] niet honoreren. [Persoon 1], de erflater, is reeds in 2008 overleden, terwijl in de onderhavige zaak pas bij exploit van 21 maart 2012 is gedagvaard. Er was dus, naar het oordeel van de rechtbank, ruimschoots de tijd voor [eisers] om een Filippijnse probate procedure te doorlopen alvorens de onderhavige zaak aanhangig te maken.